
Jurisprudentie
BB7770
Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701583/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-14
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701583/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 april 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Liemeer, thans het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop (hierna: het college), geweigerd een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een woning aan het Tochtpad op de hoek met het Vijfbruggenpad te Zevenhoven (hierna: het perceel).
Uitspraak
200701583/1.
Datum uitspraak: 14 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2594 van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 januari 2007 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Liemeer, thans het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop (hierna: het college), geweigerd een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een woning aan het Tochtpad op de hoek met het Vijfbruggenpad te Zevenhoven (hierna: het perceel).
Bij besluit van 12 augustus 2004 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 augustus 2005 heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 augustus 2004 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 13 januari 2006, heeft het college het door appellanten gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 april 2003 opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 januari 2007, verzonden op 30 januari 2007, heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 28 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 2 maart 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 maart 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2007, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door P.J. Verhoef, en het college, vertegenwoordigd door drs. M.W. Hijman, ambtenaar bij de gemeente Nieuwkoop, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de bouw van een woning bij de dierhouderij van appellanten op het perceel.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Zevenhoven, eerste herziening", vastgesteld door de gemeenteraad op 12 maart 1984, zoals in 1989 herzien, rust op het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden (A4) bouwblok". Ingevolge artikel 7, vijfde lid, onder b, van de planvoorschriften is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige uitvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf. Nu onbestreden is dat de dierhouderij van appellanten geen volwaardig agrarisch bedrijf betreft, is het bouwplan in strijd met de bestemming. Het college heeft geweigerd om met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling te verlenen, omdat het bouwplan in strijd is met het provinciaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van nieuwbouw van woningen in het buitengebied.
2.3. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen grond is voor het oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen. Daartoe hebben zij gewezen op de in de notariële akte van 12 augustus 1980 vastgelegde afspraak dat de gemeente aan de verkoper toestemming verleent op het perceel een gelijkwaardige woning met bedrijfsgebouw te stichten. Appellanten betogen dat op grond van die vastgelegde afspraak de gemeente gehouden is vrijstelling te verlenen, althans de daartoe benodigde mogelijkheden onvoldoende heeft onderzocht. Het college heeft volgens appellanten dan ook ten onrechte bij het college van gedeputeerde staten geen verklaring van geen bezwaar aangevraagd.
2.4. Dit betoog faalt. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afspraak, die vastgelegd is in de overeenkomst die in 1980 is gesloten met [agrariër], is verwerkt in het bestemmingsplan door aan het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden (A4) bouwblok" toe te kennen. Dit bestemmingsplan is in rechte onaantastbaar. Voorts heeft de rechtbank op juiste wijze vastgesteld dat het college de mogelijkheden om vrijstelling te verlenen voldoende heeft onderzocht. Ter zitting van de rechtbank is gebleken dat er contact is geweest tussen het college en de provincie Zuid-Holland. Reeds toen is namens de provincie aangegeven dat de nota "Regels voor Ruimte" in dit geval geen mogelijkheden biedt om een verklaring van geen bezwaar te verlenen.
2.5. De vraag of het college of de gemeente op grond van de in de notariële akte opgenomen afspraak ten opzichte van appellanten schadeplichtig is, kan in deze procedure niet aan de orde komen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Soede
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2007
270-567.