Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7723

Datum uitspraak2007-11-12
Datum gepubliceerd2007-11-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers361647 CV Expl. 04-7419
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Dexia-zaak. Zaak verwezen door kantonrechter naar sector civiel, omdat de aandelenleaseovereenkomst met de naam Triple Effect Maandbetaling geen huurkoop van aandelen betreft.


Uitspraak

Vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector kanton Locatie Arnhem zaakgegevens 361647 CV EXPL 04-7419 199 jt uitspraak van 12 november 2007 Vonnis in de zaak van de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V. gevestigd te Amsterdam eisende partij gemachtigde A.R. Flanderijn tegen [gedaagde partij] wonende te Arnhem gedaagde partij procederend in persoon Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde partij] genoemd. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit - de dagvaarding van 25 augustus 2004 met producties - de akte uitlaten voortprocederen van Dexia van 15 oktober 2007. Nu [gedaagde partij], hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen, is tegen haar verstek verleend. De vordering en de ambtshalve beoordeling 1. Dexia vordert dat [gedaagde partij] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 10.599,78, zijnde de verschuldigde hoofdsom na afloop van de looptijd van de tussen partijen gesloten aandelenleaseovereenkomst onder de naam Triple Effect Maandbetaling met nummer [nummer], vermeerderd met rente en kosten. 2. De kantonrechter is echter niet bevoegd van deze vordering kennis te nemen en verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de sector civiel van deze rechtbank. Hij overweegt daartoe het volgende. Aandelen zijn vermogensrechten, als bedoeld in artikel 3:6 BW. De bepalingen van Titel 5A van Boek 7A BW (koop op afbetaling en huurkoop) zijn op koop op afbetaling of huurkoop van aandelen van toepassing voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht (artikel 7A:1576 lid 5 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is de aard van de aandelen ABN-Amro, Ahold en ING, waarop de onderhavige overeenkomst ziet, zodanig dat de bepalingen van boek 7A, titel 5A BW toepasselijk zijn op koop op afbetaling en huurkoop van aandelen. De onderhavige overeenkomst is echter naar het oordeel van de kantonrechter om in elk geval twee redenen niet te beschouwen als huurkoop van aandelen. 3. Huurkoop is in artikel 7A:1576h lid 1 BW als volgt gedefinieerd: “Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.” Huurkoop is een bijzondere vorm van koop op afbetaling, die in artikel 7A:1576 lid 1 BW als volgt is gedefinieerd: “Koop en verkoop op afbetaling is de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan er twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd.” Koop op afbetaling is weer een bijzondere vorm van de koopovereenkomst, die als wezenskenmerk heeft dat de verkoper verplicht is de eigendom van de zaak - of het vermogensrecht - over te dragen (artikel 7:9 lid 1 BW; vgl. artikel 7:47 BW). 4. Naar het oordeel van de kantonrechter strekt de onderhavige overeenkomst niet tot (eigendoms-)overdracht van de aandelen. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst heeft de klant de keuze tussen verlenging van de overeenkomst, uitlevering van de aandelen onder aflossing van de lening of verkoop van de aandelen onder verrekening van de opbrengst met de lening en hetzij uitkering van het surplus, hetzij aflossing van de restschuld. Het is aannemelijk dat in de praktijk bijna alle klanten zullen kiezen voor verkoop van de aandelen onder verrekening van de opbrengst met de lening. De strekking van de onderhavige overeenkomst is daarom dat de klant gedurende de looptijd ervan de aandelen least, na drie jaren de koerswinst incasseert en de aandelen weer verkoopt. Daarmee beantwoordt de onderhavige overeenkomst niet aan de kenmerken van koop, die ziet op (eigendoms-)verkrijging door de koper, en daarmee evenmin aan die van huurkoop. 5. Deze conclusie wordt niet anders, omdat op enkele plaatsen in de overeenkomst is bepaald dat de klant van rechtswege eigenaar wordt onder de opschortende voorwaarde dat hij aan alle verplichtingen tegenover Dexia heeft voldaan (artikel 5 van de overeenkomst en artikel 2 van de bijzondere voorwaarden Labouchere effecten lease). In de praktijk, en ook in dit geval, worden deze bepalingen immers niet nageleefd, doordat nagenoeg altijd verkoop van de aandelen plaatsvindt. 6. In de tweede plaats betaalt de klant gedurende de looptijd van de onderhavige overeenkomst met zijn maandtermijnen slechts rente over de lening. Hij lost niets van de lening af. Aan het einde van de looptijd is de lening nog even groot als aan het begin. Zou de klant op dat moment de aandelen willen verwerven, dan zou hij opnieuw en voor de volledige aankoopsom financiering moeten vinden. Dit betekent dat aan de onderhavige overeenkomst het wezenskenmerk van koop op afbetaling ontbreekt, namelijk betaling van de koopsom in termijnen. Dat brengt ook mee dat er geen sprake is van huurkoop. 7. Dit wordt niet anders door de betaling van de koopsom van de aandelen in twee termijnen. Dexia heeft kennelijk beoogd met de betaling van € 45,38/ƒ 100,- op of omstreeks de 35e maand te bewerkstelligen dat de koopsom van de aandelen in twee termijnen na de aflevering zou worden afbetaald, zodat de overeenkomst zou moeten worden beschouwd als huurkoop. Deze termijn van € 45,38/ƒ 100,- is een fractie van de totale koopsom van de aandelen. Zij is eerst verschuldigd, zeer kort voordat het restant van de koopsom verschuldigd is. Zij wordt niet apart geïncasseerd, maar eerst in rekening gebracht en geïncasseerd bij de eindafrekening en dus tegelijk met het restant van de koopsom. De kantonrechter ziet daarom deze termijnbetaling van € 45,38/ƒ 100,- als een papieren constructie van Dexia zonder realiteitswaarde. De kantonrechter beschouwt deze termijnbetaling van € 45,38/ƒ 100,- niet als een aparte termijn in de zin van artikel 7A:1576 lid 1 BW en al helemaal niet als onderdeel van een “plan van regelmatige afbetaling” als bedoeld in artikel 7A:1576f BW. 8. De kantonrechter overweegt voorts nog het volgende. In de toelichting op artikel 93 sub c Rv is opgemerkt dat de algemene term “zaken betreffende een huurovereenkomst” een uitbreiding impliceert van de zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen: “daaronder valt immers ook de overeenkomst van huur en verhuur (waaronder begrepen de lease-overeenkomst) van roerende zaken” (Bijl. Tweede Kamer 26 855 nr. 3 (MvT) p. 193). Het is derhalve de bedoeling van de wetgever dat de kantonrechter zaken over lease-overeenkomsten van roerende zaken beoordeelt. De vraag rijst of die competentieverdeling meebrengt dat de kantonrechter ook oordeelt over geschillen over aandelenlease-overeenkomsten. Verdedigbaar is immers dat geschillen over de lease van vermogensrechten zoals aandelen op grond van dezelfde competentieverdeling beoordeeld dienen te worden door de kantonrechter, mede in aanmerking genomen dat op grond van artikel 7:201 lid 2 BW huur ook op vermogensrechten betrekking kan hebben. Daarvoor is echter wel vereist dat de aandelenlease-overeenkomst in overwegende mate het karakter van een overeenkomst van huur van vermogensrechten heeft. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. Dexia stelt de klant in staat om met door haar uitgeleend geld te beleggen op de beurs. Het speculeren met de waarde van de aandelen staat centraal. Dat is van een andere aard dan bijvoorbeeld het op basis van een huurovereenkomst verkrijgen van het genot van een jachtrecht (vgl. HR 8 december 1922, NJ 1923, p. 149, W 11 044). De beslissing De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering; verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de civiele sector van deze rechtbank ter verdere behandeling; verstaat dat partijen aldaar voort kunnen procederen ter rolzitting van woensdag 12 december 2007 te 10.00 uur; beveelt dat Dexia deze roldatum [gedaagde partij] bij exploot aanzegt onder betekening van dit vonnis; verstaat dat partijen zich bij de behandeling van deze zaak in de civiele sector van de rechtbank moeten laten vertegenwoordigen door een advocaat/procureur bij deze rechtbank; stelt vast dat de kosten van deze procedure tot aan dit vonnis, met uitzondering van het gemachtigdensalaris, aan de zijde van Dexia € 276,28 en aan de zijde van [gedaagde partij] nihil bedragen. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2007.