Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7622

Datum uitspraak2007-10-25
Datum gepubliceerd2007-11-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1611/06 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Het hof is van oordeel dat in de onderhavige situatie klaagster, de gemeente, niet kan worden aangemerkt als belanghebbende.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 25 oktober 2007 in de zaak onder rekestnummer 1611/06 NOT van: GEMEENTE ROTTERDAM, gevestigd te Rotterdam, APPELLANTE, gemachtigde: dr. F.L. van Vliet, t e g e n MR. [X], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. T. Roos. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 20 oktober 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, verder te noemen de kamer, van 21 september 2006, waarbij klaagster in haar klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, niet ontvankelijk is verklaard. De beide andere klaagsters in deze zaak waren Bouwfonds Hypotheken B.V., hierna Bouwfonds, en Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, hierna de Stichting. Bouwfonds is eveneens niet ontvankelijk verklaard in haar klacht tegen de notaris. De Stichting is gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaard. Voor het overige is de klacht van de Stichting gedeeltelijk gegrond verklaard met oplegging van de maatregel van waarschuwing aan de notaris en voor het overige ongegrond. Alleen van de zijde van klaagster is hoger beroep ingesteld. 1.2. Bij brief van 30 november 2006 is van de zijde van klaagster een aanvulling op het verzoekschrift ter griffie van het hof ingediend. 1.3. Op 29 januari 2007 is van de zijde van de notaris een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. 1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 augustus 2007. De gemachtigde van klaagster, de notaris en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. 4. Het standpunt van klaagster 4.1. Klaagster stelt dat de notaris, door mee te werken aan een aantal transacties, onzorgvuldig heeft gehandeld. Hierdoor is schade ontstaan bij ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen de Bank, en bij de Stichting. Klaagster stelt dat het handelen van de notaris uiteen valt in de volgende vijf verwijten: a) Op 25 juni 2004 heeft de notaris een akte van levering gepasseerd waaraan een titel ontbreekt. Tussen verkoper, E.M. [Y], hierna [Y], en koper, Y. [Z], hierna [Z], was geen koopovereenkomst gesloten. De notaris heeft hierdoor in strijd met het bepaalde in artikel 3:89 lid 2 BW gehandeld. b) Het had de notaris moeten zijn opgevallen dat M. [A], hierna [A], de woning dubbel had verkocht. De notaris had hier op zijn minst nadere vragen over moeten stellen. c) [Y] heeft als woonadres opgegeven het adres alwaar een opvangproject voor dak- en thuislozen is gevestigd. Hieruit kan, volgens klaagster, geen andere conclusie worden getrokken dan dat [Y] een dakloze is. Klaagster stelt dat het merkwaardig is dat [Y] in staat is mee te werken aan een vastgoedtransactie waarbij een winst wordt gerealiseerd van € 38.000,-. De notaris had moeten doorvragen en een nader onderzoek moeten instellen. d) Ook had het de notaris moeten zijn opgevallen dat de koopsommen in de verschillende opvolgende verkooptransacties uitzonderlijke sprongen maakten: van € 42.000,- naar € 60.000,- en vervolgens naar € 98.500,-. Klaagster stelt dat deze gang van zaken ongebruikelijk en verdacht is en had moeten worden gemeld krachtens de Wet melding ongebruikelijke transacties. e) De notaris had de merkwaardige gang van zaken moeten melden bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. 4.2. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht, stelt klaagster in hoger beroep het volgende. Klaagster rekent tot haar taken onder meer de handhaving van de veiligheid van haar bewoners en het tegengaan van criminaliteit op de woningmarkt. De aandacht van klaagster gaat daarbij speciaal uit naar de zogenoemde “Alijda-panden”, waaronder worden verstaan onroerende zaken die in verband waarmee overlast ontstaat en/of die onderhevig zijn aan verdachte transacties waarbij sprake is van onverklaarbare prijsstijgingen, hypotheekfraudes, het gebruik maken van valse taxaties, valse werkgeversverklaringen etc. De gemeente oefent een verscherpt toezicht uit op deze onroerende zaken. Hiertoe heeft klaagster, onder meer, op 5 december 2006, een convenant getekend met negen andere partijen. Deze partijen zijn overeengekomen samen te werken bij de integrale aanpak van malafide huiseigenaren. Ook de ring Rotterdam van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is partij bij dit convenant. Bij het saneren van de “Alijda-panden”, waarvan ook in de onderhavige kwestie sprake is, handelt klaagster bij uitstek ter uitvoering van de haar in de Woningwet, de Huisvestingwet en de Gemeentewet opgedragen overheidstaak. Het frustreert de uitoefening van haar overheidstaak indien klaagster niet zou kunnen klagen tegen dienstverleners van personen die in strijd handelen met die taak. In het verlengde van het verscherpte toezicht van klaagster bij de “Alijda-panden” ligt het entameren van een tuchtprocedure tegen een notaris die zich niet houdt aan de wettelijke voorschriften. 5. Het standpunt van de notaris 5.1. In de eerste plaats stelt de notaris vraagtekens bij de ontvankelijkheid van klaagster, aangezien onduidelijk is wat haar rechtstreekse belang is bij deze klacht. Klaagster was zelf op generlei wijze partij bij de desbetreffende transacties. In hoger beroep volstaat klaagster met een verwijzing naar de bijzondere overheidstaken die zij krachtens de Gemeentewet op het gebied van openbare orde en de veiligheid, en krachtens de Woningwet en de Huisvestingswet op het gebied van de woonruimteverdeling heeft. De notaris stelt dat niet gebleken is dat de onroerende zaak die in de onderhavige transactie centraal stond gebruikt werd of zou worden in strijd met de regelgeving. Voorts wijst de notaris erop dat klaagster haar belang onderbouwt met argumenten die wijzen op een strikt financieel belang en derhalve een belang van de financierende partijen, niet zijnde klaagster. 5.2. Ten aanzien van de verschillende onderdelen van de klacht stelt de notaris het volgende: a) De notaris bestrijdt dat hij een gebrekkige levering heeft verzorgd omdat tussen [Y] en [Z] geen koopovereenkomst zou zijn gesloten. Deze koopovereenkomst was er wel en was ook in het bezit van de notaris. Na de transporten bleek dat de notaris over andere titels beschikte dan die aan de Bank waren voorgelegd. Dit is, zo stelt de notaris, een omstandigheid die de notaris niet wist en ook niet kon weten. b) Ten aanzien van de dubbele verkoop door [A] stelt de notaris dat hij niet bekend was met deze persoon en ook niet met de rol die hij speelde. De notaris beschikte niet over een koopovereenkomst die [A] met [Z] had gesloten en wist daar ook niet van. Genoemde overeenkomst werd eerst op 29 juli 2004 ten kantore van de notaris ontvangen. c) Ten aanzien van het woonadres van [Y] stelt de notaris dat deze zich heeft laten identificeren aan de hand van zijn Europese identiteitskaart. Op deze kaart staat geen adres. Het genoemde adres werd door [Y] zelf opgegeven. Correspondentie van de notaris aan dat adres werd ook beantwoord. De notaris had daarom ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid. Het was de notaris niet bekend dat op dit adres een opvangproject voor dak- en thuislozen was gevestigd. Bovendien was [Y] diverse malen op kantoor geweest en zag hij er niet bepaald uit als een dak- of thuisloze. d) Wat betreft de waardesprongen stelt de notaris dat de eerste waardesprong niet zonder meer inzichtelijk voor hem was. Deze transactie was niet voor de notaris gepasseerd en er was geen aanleiding om het kadaster op eerdere transacties te raadplegen. Het verschil tussen de inkoopprijs van [Y] en de verkoopprijs werd gedeeltelijk verklaard door een verbouwingsopdracht van [Y]. Het restant heeft de notaris beschouwd als een niet-ongebruikelijke gerealiseerde winst. e) Ten slotte stelt de notaris dat het buiten bestek van deze klacht valt of de onderhavige transactie al dan niet diende te worden gemeld bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. 6. De ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht 6.1. Het hof zal allereerst ingaan op de vraag of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. Vast staat dat de gemeente bij geen van de transacties partij was noch aangemerkt kan worden als iemand die een recht ontleent aan de genoemde akten in de zin van artikel 49 Wet op het notarisambt. Er zijn situaties denkbaar waarin ook diegene tot het indienen van een tuchtrechtelijke klacht bevoegd kan zijn die niet met zoveel woorden valt onder de categorieën in genoemd wetsartikel. Bij de beantwoording van de vraag of iemand een zodanige belanghebbende is, zal een rol spelen in hoeverre deze door het handelen of nalaten van een notaris zodanig in zijn eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is geweest bij het onderwerp dat in de klachtprocedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in die procedure te verschijnen. Het hof is van oordeel dat in de onderhavige situatie klaagster niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. Klaagster heeft uitvoerig verwezen naar haar taken op grond van de Gemeentewet, de Woningwet en de Huisvestingswet. Deze wetten bevatten echter geen bepalingen op grond waarvan klaagster kan worden aangemerkt als (rechtstreeks) belanghebbende bij onroerendgoedtransacties waarbij zij niet als partij is betrokken. Ook blijkt uit genoemde wetten niet van een bevoegdheid van klaagster om tuchtprocedures te initiëren tegen notarissen die bij dit soort transacties zijn betrokken. Klaagster heeft ook verwezen naar het convenant dat zij met negen andere partijen heeft gesloten in verband met de “Alijda-panden”. Ook uit dit convenant, daargelaten wat de precieze wettelijke status van dit convenant is, blijkt niet van een bevoegdheid van de gemeente om in gevallen als de onderhavige op te treden als klaagster in een tuchtprocedure tegen een notaris. Evenals de kamer komt het hof dan ook tot het oordeel dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht tegen de notaris. 6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. 6.3. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - verwerpt het beroep Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en G. Kleykamp-van der Ben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 25 oktober 2007 door de rolraadsheer. Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam Reg.nr. 17/06 Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van: Gemeente Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, klaagster sub 1, Bouwfonds Hypotheken B.V. gevestigd te Hoevelaken, klaagster sub 2, Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen gevestigd te Zoetermeer, klaagster sub 3, - tegen - mr. [X], notaris te [plaats], hierna te noemen de notaris. 1. Het verloop van de procedure 1.1 De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken: - klaagschrift d.d. 30 maart 2006; - verweerschrift d.d. 9 juni 2006; - pleitnota van klaagsters overgelegd ter zitting; - pleitnota van de notaris overgelegd ter zitting. 1.2 De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 17 augustus 2006. Daarbij zijn zowel klaagsters als de notaris, bijgestaan door zijn advocaat, verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. 1.3 De klacht van klaagster sub 3 is ingediend door ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. (hierna: ABN AMRO). 2. De feiten De Kamer gaat uit van de navolgende feiten: 2.1 Op 16 maart 2004 is een onderhandse koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het pand gelegen aan [adres] (hierna: het pand), waarbij het pand door de heer M. [A] (hierna: [A]) aan de heer Y. [Z] (hierna: [Z]) voor een koopprijs van € 98.500,-- is verkocht. 2.2 Het pand is in opdracht van [Z] op 20 april 2004 getaxeerd door Re/Max Fiducia Makelaars. De taxatie stelt een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik, vast van € 99.000,--. 2.3 Op 7 mei 2004 te 14:53 uur heeft mr. [C] een akte van levering gepasseerd met betrekking tot het pand. Het pand is geleverd door [A] aan de heer P. [P] en [S] Vastgoed B.V. (hierna: [P] c.s.) voor een koopprijs van € 42.000,--. 2.4 Op 25 juni 2004 te 9:00 uur heeft de notaris een akte van levering gepasseerd met betrekking tot het pand. Het pand is geleverd door [P] c.s. aan de heer E.M. [Y] (hierna: [Y]) voor een koopprijs van € 60.000,--. Volgens de akte is [Y] woonachtig op het adres [adres] [plaats]. Dit is het adres van de dagopvang voor dak- en thuislozen verzorgd door de Stichting Centrum voor Dienstverlening. 2.5 Op 25 juni 2004 te 9:10 uur heeft de notaris een akte van levering gepasseerd met betrekking tot het pand. Het pand is geleverd door [Y] aan [Z] voor een koopprijs van € 98.500,--. 2.6 Op 25 juni 2004 te 9:15 uur heeft de notaris een hypotheekakte gepasseerd, waarbij klaagster sub 2 optrad als hypotheekgever en de heer [Z] optrad als hypotheeknemer. De verstrekte hypothecaire lening bedroeg € 108.000,-- waarbij sprake was van borgstelling door klaagster sub 3. 2.7 Daar [Z] niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan ten aanzien van de hypothecaire geldlening, is het pand geëxecuteerd en bij akte d.d. 1 juni 2005 te 14:24 uur verleden door notaris mr. [G] is het pand overgedragen aan [R] B.V. voor een koopprijs van € 52.000,--. 3. De klacht 3.1 De klacht valt uiteen in vijf onderdelen: Klaagsters stellen dat tussen [Y] en [Z] geen koopovereenkomst is gesloten waardoor de titel voor de akte van levering zoals genoemd onder 2.5 ontbreekt. Hiermee heeft de notaris in strijd met artikel 3:89, lid 2 BW gehandeld. 3.2 De financiering van het pand is verleend op basis van de koopovereenkomst tussen [A] en [Z] en het in opdracht van [Z] opgestelde taxatierapport. Klaagster sub 2 en in het verlengde daarvan klaagster sub 3, waren derhalve niet op de hoogte van de tussenliggende leveringen. Klaagsters verwijten de notaris dat hij klaagster sub 2 niet op de hoogte heeft gesteld van de tussenliggende leveringen. Voorts stellen klaagsters dat het de notaris moet zijn opgevallen dat [A] het pand dubbel heeft verkocht. Klaagsters verwijten de notaris dat hij hier geen nader onderzoek naar heeft gedaan. 3.3 Aan de hand van het door [Y] opgegeven woonadres kan niet anders geconcludeerd worden dan dat [Y] een dakloze is. Het is derhalve buitengewoon merkwaardig dat deze persoon in staat is om aan een vastgoedtransactie mee te werken. Klaagsters verwijten de notaris dat hij hier geen nader onderzoek naar heeft gedaan. 3.4 Het pand maakte in het tijdsbestek van enige weken een tweetal waardesprongen van € 42.000,-- naar € 60.000,-- en vervolgens naar € 98.500,--. Gezien het korte tijdsbestek tussen de waardesprongen had de notaris om nadere onderbouwing van de waardestijging moeten vragen. 3.5 Klaagsters verwijten de notaris tenslotte dat hij, ondanks de merkwaardige gang van zaken omtrent het pand, hiervan geen melding heeft gemaakt bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. 4. Standpunt van de notaris 4.1 De notaris stelt dat een klager belanghebbende dient te zijn. Het belang van klaagster sub 1 kan niet gelegen zijn in het, een ieder aangaande, belang bij het goed functioneren van het notariaat. Nu het onduidelijk is op welke wijze klaagster sub 1 rechtstreeks belang heeft bij het al dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de notaris, dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht. 4.2 Voorts stelt klaagster dat de klacht mede wordt ingediend door klaagster sub 2, die daartoe wordt vertegenwoordigd door ABN AMRO. Er zijn door klaagsters echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat ABN AMRO bevoegd is om klaagster te vertegenwoordigen. De notaris betwist derhalve dat ABN AMRO bevoegd is om namens klaagster sub 2 een klacht in te dienen en stelt dat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht. 4.3 De notaris stelt verder dat de koopovereenkomst tussen [A] en [Z] hem niet bekend was op het moment van passeren van de diverse aktes in onderhavige zaak. De behandelend kandidaat-notaris, mevrouw mr. [M], heeft de bewuste koopovereenkomst eerst op 29 juli 2004 van klaagster sub 2 per fax ontvangen. Ook de koopovereenkomst tussen [A] en [P] c.s. was de notaris onbekend ten tijde van de transporten. Het was de notaris derhalve niet bekend dat [A] het pand dubbel had verkocht. De notaris was wel in het bezit van de koopovereenkomst tussen [P] c.s. en [Y] en de koopovereenkomst tussen [Y] en [Z]. 4.4 Het was de notaris ten tijde van de transporten niet bekend dat het door [Y] opgegeven adres het adres van de dagopvang voor dak- en thuislozen is. Het was toen ook niet gebruikelijk om adressen te verifiëren aan de hand van de Gemeentelijke Basis Administratie. Correspondentie van de notaris is naar het door [Y] opgegeven adres gezonden en werd ook beantwoord. Voorts is [Y] enige malen bij de notaris op kantoor geweest en zag hij er in het geheel niet uit als een dak- of thuisloze. De notaris had dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het adres. 4.5 De notaris stelt dat de waardestijging van € 60.000,- naar € 98.500,-- weliswaar significant is, maar niet ongebruikelijk bij vastgoedtransacties tussen professionele partijen. Voorts wordt een deel van de waardestijging verklaard door de kosten van een verbouwing ad. € 9.000,--, welke op kosten van [Y] zou worden uitgevoerd. De notaris verklaart dat hij ervan op de hoogte was dat [P] c.s. het pand op 7 mei 2004 voor € 42.000,-- heeft aangekocht en dus op de hoogte was van de eerste waardesprong van € 42.000,-- naar € 60.000,-. Ondanks deze wetenschap was de notaris niet verplicht om een nadere onderbouwing van de tweede waardesprong te vragen. 4.6 De notaris stelt tenslotte dat het buiten het bestek van deze klacht valt of de onderhavige transactie al dan niet op grond van de Wet MOT is of dient te worden gemeld. Op grond van artikel 19 Wet MOT mag de notaris zich hierover niet uitlaten. 5. De beoordeling 5.1 Klaagster sub 1 is geen partij bij één van de onder 2.1 tot en met 2.5 bedoelde transacties. Uit hetgeen zij heeft gesteld valt evenmin af te leiden dat zij bij die transacties op andere wijze zodanig betrokken is dat zij voldoende rechtstreeks belang heeft bij de klacht. Zoals door de notaris terecht is aangevoerd, is dat belang niet reeds gegeven met het, een ieder aangaande belang bij het goed functioneren van het notariaat. Klaagster sub 1 is derhalve niet-ontvankelijk in haar klachten. 5.2 Nu de notaris in zijn verweerschrift uitdrukkelijk heeft betwist dan ABN AMRO bevoegd is namens klaagster sub 2 een klacht in te dienen, had het op de weg van ABN AMRO gelegen een deugdelijke machtiging te produceren waaruit volgt dat zij over die bevoegdheid beschikt. ABN AMRO heeft dit echter nagelaten. Daaraan doet niet af dat ABN AMRO en klaagster sub 2 (mogelijk) tot hetzelfde concern behoren. De slotsom moet dan zijn dat onvoldoende is komen vast te staan dat ABN AMRO de klacht namens klaagster sub 2 heeft mogen indienen en dat daarom klaagster sub 2 niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 5.3 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 5.4 Klachtonderdeel 3.1 strekt ertoe dat de notaris niet beschikte over een deugdelijke koopovereenkomst tussen [Y] en [Z], waardoor de titel voor de leveringsakte ontbreekt. Nu de notaris heeft verklaard wel degelijk over een dergelijke koopovereenkomst te beschikken, is de Kamer van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is. 5.5 De klachtonderdelen als verwoord in 3.2 en 3.3 zijn erop gebaseerd dat de notaris ten tijde van de transporten beschikte over de koopovereenkomst tussen [A] en [Z] en de koopovereenkomst tussen [A] en [P] c.s. Nu de notaris heeft verklaard dat hij destijds niet over deze koopovereenkomsten beschikte, is de Kamer van oordeel dat deze klachtonderdelen ongegrond zijn. 5.6 Zoals ter zitting is komen vast te staan, was de notaris ten tijde van de transporten bekend met de koopsom ad € 42.000,-- waarvoor [P] c.s. het pand heeft aangekocht. De Kamer is van oordeel dat, aangezien de notaris bekend was met de eerste waardesprong van € 42.000,-- naar € 60.000,--, het op de weg van de notaris had gelegen om ofwel voorafgaand aan het passeren van de akten, expliciet om nadere onderbouwing van de tweede waardesprong van € 60.000,-- naar € 92000,-- te vragen en hiervan een aantekening te maken in het dossier, ofwel zijn ministerie te weigeren. De enkele opdracht tot het uitvoeren van werkzaamheden is daartoe onvoldoende, temeer daar niet is aangetoond dat de werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Nu de notaris dit niet heeft gedaan, heeft hij in zoverre onzorgvuldig gehandeld. 5.7 Wat er verder zij van klachtonderdeel 3.5, het is niet aan klaagster sub 3 om toe te zien op de naleving van de Wet MOT. Klaagster sub 3 heeft derhalve geen belang bij de klacht, en de Kamer verklaart klaagster sub 3 dan ook niet-ontvankelijk ten aanzien van dit klachtonderdeel. 5.8 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de Kamer van oordeel dat het klachtonderdeel 3.4 gegrond is en acht zij het handelen van de notaris dermate onzorgvuldig, dat dit het opleggen van een maatregel rechtvaardigt. De Kamer overweegt dat de notaris in een soortgelijke klacht met klachtnummer 26/05 d.d. 15 december 2005 reeds een waarschuwing opgelegd heeft gekregen. Daar het verwijtbaar handelen in onderhavige klacht dateert van voor de uitspraak van de waarschuwing, volstaat de Kamer met het opleggen van de maatregel van waarschuwing. 6. De beslissing De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam, verklaart klaagster sub 1 en klaagster sub 2 niet-ontvankelijk in al hun klachten; verklaart klaagster sub 3 niet-ontvankelijk in haar klacht met betrekking tot de naleving van de Wet Mot en ontvankelijk in al haar overige klachten; verklaart de klachtonderdelen 3.1, 3.2 en 3.3 ongegrond en het klachtonderdeel 3.4 gegrond met oplegging van de maatregel van waarschuwing. Deze beslissing is gegeven op 21 september 2006 door mrs. M.A. van de Laarschot, A.G. Scheele-Mülder, R. van der Galiën, J.H.J. Preller en R.G.M. Gores in tegenwoor-digheid van de secretaris, W. Blokland. Uitgesproken ter openbare vergadering op 21 september. De secretaris, De plaatsvervangend voorzitter, W. Blokland M.A. van de Laarschot Deze beslissing is verzonden op: Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.