Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7572

Datum uitspraak2006-08-07
Datum gepubliceerd2007-11-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 06/181
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen vergoeding kosten van bezwaar, nu voorlopige aanslag overeenkomstig aangifte is opgelegd.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht, belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/181 Uitspraakdatum: 7 augustus 2006 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een voorlopige aanslag (aanslagnummer [nummer].H.50) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.695,--. 1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 december 2005 deze voorlopige aanslag verminderd tot € 0,--. 1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 10 januari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 12 januari 2006, beroep ingesteld. 1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. 1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2006 te Leeuwarden. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde de heer mr. P.J.R. Venema. Namens verweerder is verschenen de heer J. Kok. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast: 2.1 Op 22 augustus 2005 heeft eiser zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004 ingediend. 2.2 Met dagtekening 16 november 2005 wordt op basis van de onder 2.1 bedoelde aangifte de onderhavige voorlopige aanslag voor het jaar 2005 opgelegd ten bedrage van € 1.052,--. 2.3 Tegen de onderhavige voorlopige aanslag is tijdig bezwaar aangetekend. Met dagtekening 31 december 2005 is de uitspraak op het bezwaarschrift gedaan. De onderhavige voorlopige aanslag is verminderd tot € 0,--. Aan het verzoek om een vergoeding van de kosten van bezwaar is niet tegemoetgekomen, zonder motivering. 2.4 Ter zitting hebben partijen expliciet aangeven dat de onderhavige voorlopige aanslag overeenkomstig de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004 is opgelegd. Voorts hebben partijen aangegeven dat eiser in bezwaar de belastbare inkomsten uit de eigen woning alsnog volledig aan zijn partner wenste toe te rekenen. Geschil 3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of eiser recht heeft op een vergoeding van de door hem in de bezwaar- en beroepsfase gemaakte kosten. 3.2 Eiser is van mening dat hij recht heeft op vergoeding van de door hem in de bezwaarfase gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, te bepalen op een bedrag van € 161,--. Voor wat betreft de onderhavige procedure in beroep stelt hij zich op het standpunt dat hij recht heeft op gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te bepalen op € 644,--. Eiser heeft zijn stelling dat hij in bezwaar niet is gehoord laten varen, nu hij in de bezwaarfase geen expliciet verzoek daartoe heeft gedaan. Voorts heeft eiser zijn stelling laten varen, dat bij het opleggen van de onderhavige voorlopige aanslag ten onrechte geen rekening, zou zijn gehouden met artikel 3.123a van de Wet inkomstenbelasting 2001. 3.3 Verweerder is van opvatting dat, nu de onderhavige voorlopige aanslag is opgelegd overeenkomstig de door eiser ingediende aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004, geen sprake is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Voor wat betreft het ongemotiveerd passeren van het verzoek om vergoeding van kosten in de bezwaarfase, stelt verweerder zich op het standpunt, dat indien wel gemotiveerd op het verzoek was beslist, de uitspraak tot hetzelfde resultaat zou hebben geleid als thans het geval is. De onderhavige voorlopige aanslag zou zijn verminderd en het verzoek om kostenvergoeding zou zijn afgewezen. 3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Beoordeling van het geschil 4.1 Ingevolge artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Awb worden de kosten, die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar. 4.2 Vaststaat dat eiser in zijn bezwaarschrift heeft verzocht om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling daarvan redelijkerwijs heeft moeten maken. Uit de uitspraak op bezwaar volgt dat verweerder het bezwaar gegrond heeft verklaard. Verweerder heeft volgens eigen zeggen, per abuis, het verzoek om proceskostenvergoeding over het hoofd gezien. 4.3 Uit de vaststaande feiten volgt voorts dat verweerder de onderhavige voorlopige aanslag heeft vastgesteld op basis van de gegevens in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004. Eiser heeft tegen de onderhavige voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen bezwaar aangetekend omdat hij alsnog wenste dat de belastbare inkomsten uit eigen woning volledig aan zijn partner zouden worden toegerekend. Het herroepen van de onderhavige voorlopige aanslag vloeit naar het oordeel van de rechtbank niet voort uit een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, zodat eiser niet voor een vergoeding van kosten van bezwaar in aanmerking komt. 4.4 Aan het hiervoor overwogene doet, naar het oordeel van de rechtbank, niet af de omstandigheid dat verweerder bij de uitspraak op bezwaar van de onderhavige voorlopige aanslag verzuimd heeft te beslissen op het verzoek om de vorenbedoelde kostenvergoeding. Verweerder heeft daaromtrent gesteld het verzoek af te (willen) wijzen. Nu de onderhavige voorlopige aanslag is opgelegd overeenkomstig de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2004 en ook overigens niet is gebleken dat er gronden bestaan dat de kosten van bezwaar voortvloeien uit een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, is eiser, naar het oordeel van de rechtbank, niet benadeeld. De uitspraak op bezwaar kan derhalve met toepassing van het bepaalde in artikel 6:22 van de Awb in stand worden gelaten. 4.5 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2006 door mr. dr. P. van der Wal, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.