Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7477

Datum uitspraak2007-11-08
Datum gepubliceerd2007-11-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/172 CSV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Premieplicht. In ruil voor een volledige vergoeding van de kosten van kinderopvang is een bijdrage gevraagd in de vorm van een verlaging van het brutoloon.


Uitspraak

07/172 CSV Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 24 november 2006, 06/1122 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), Datum uitspraak: 8 november 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. J.A.P.M. Valkering hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2007. Voor appellante is verschenen mr. Valkering, voornoemd. Het Uwv heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. Tijdens een op 21 april 2004 uitgevoerde looncontrole, die betrekking had op de jaren 2000 tot en met 2004, heeft de looninspecteur geconstateerd dat appellante aan een tweetal werknemers, te weten mevrouw [L.] en de heer [B.], in ruil voor een volledige vergoeding van de kosten van kinderopvang een bijdrage heeft gevraagd in de vorm van een verlaging van het brutoloon. Deze verlaging van het brutoloon is niet vastgelegd in de vorm van een aanvulling op de arbeidsovereenkomst en heeft geen doorwerking gehad bij het berekenen van het vakantiegeld en de dertiende maand. Het Uwv heeft bij besluiten van 28 november 2005 en 6 januari 2006 over de jaren 2001 tot en met 2004 correctienota’s opgelegd op de grond dat niet kan worden gesteld dat de verlaging van het brutoloon een reëel karakter heeft, daar er feitelijk sprake is van een bruto / netto berekening waarbij het brutoloon sociale verzekering onjuist is vastgesteld. De door appellante tegen die besluiten gemaakte bezwaren zijn door het Uwv bij besluit van 23 februari 2006 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit dienaangaande onderschreven. De rechtbank heeft daarbij tevens overwogen de uitleg van het Uwv, zoals neergelegd in diens Mededeling M. 00.028 van 15 maart 2000, niet onjuist te achten, en dat tevens dat beleid niet onjuist is toegepast. In die mededeling heeft het Uwv aangegeven dat als beleid wordt gehanteerd dat eigen bijdragen van werknemers buiten het premieloon worden gelaten, indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat de contractloonverlaging volledig (met alle consequenties, zoals voor het dagloon, vakantie-uitkering en dertiende maand) dient te worden gerealiseerd. In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Appellante is daarbij vooral de mening toegedaan dat met de feitelijke constatering dat in ruil voor een volledige vergoeding van de kosten van kinderopvang voor beide werknemers een aftrek op hun brutoloon werd gepleegd, blijkt dat het brutoloon wel degelijk is verlaagd en dat zij derhalve aan al haar plichten ten opzichte van het Uwv heeft voldaan. De Raad overweegt het volgende. De Raad kan zich geheel verenigen met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dit oordeel ten grondslag liggen en maakt dit oordeel tot de zijne. Hij voegt daaraan nog het volgende toe. De ter zitting namens appellante naar voren gebrachte stelling: “ de wet staat niet toe dat premies werknemersverzekeringen worden geheven over salaris dat niet is overeengekomen en niet is betaald”, kan de Raad niet volgen. De Raad stelt hierbij vast dat in artikel 6 van de CSV een aantal uitzonderingen wordt gemaakt op de in artikel 4, eerste lid, van deze wet neergelegde hoofdregel dat al hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten loon is. Een regeling waarbij in ruil voor een volledige vergoeding van de kosten van kinderopvang aan aftrek op het brutoloon van de werknemer wordt gepleegd, zoals in het voorliggende geval, valt niet onder voornoemde wettelijke regeling. Het Uwv heeft zich blijkens de Mededeling van 15 maart 2000, M.00.028 aangesloten bij het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 23 november 1998, nr. DB 98/ 968 M, BNB 1999/27. In laatstgenoemd besluit is onder meer vermeld dat indien het inruilen van loon in geld integraal wordt toegepast, te weten ook doorwerkt in de loonafhankelijke componenten, het loonbestanddeel waarvan wordt afgezien niet als loon wordt aangemerkt. Bij een ruil zonder wezenlijke niet fiscale betekenis of consequenties, kan twijfel ontstaan over de realiteitswaarde en de fiscale duiding van de ruil. De regeling inzake vergoeding van kinderopvang van appellante voldoet evenmin aan de vereisten zoals neergelegd in bovengenoemde mededeling van 15 maart 2000, waaruit blijkt dat een brutoloonverlaging en daarmee corresponderende vrijstelling van premieheffing slechts wordt geaccepteerd indien de loonsverlaging ook tot uitdrukking komt in het vakantiegeld en /of een dertiende maand. Van een reële verlaging, ergo van verlaging van het brutoloon kan derhalve niet gesproken worden. Door het in mindering brengen van de werknemersbijdrage op het brutoloon is bij deze werknemers een deel van het brutoloon sociale verzekeringswetten buiten de premieberekening gebleven. Aangezien deze inhoudingen op het brutoloon geen bedragen betreffen welke zijn uitgezonderd van het loonbegrip en derhalve tot het loon behoren in de zin van artikel 4 van de CSV, te weten loon dat (telkens) genoten is door verrekening heeft het Uwv terecht aanvullende premies vastgesteld over de jaren 2001 tot en met 2004. Het voorgaande leidt de Raad tot de conclusie dat het Uwv bij het bestreden besluit terecht de aan appellante opgelegde correctienota’s heeft gehandhaafd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en K. Zeilemaker als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 november 2007. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van het begrip loon in de artikelen 4 tot en met 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. (get.) B.J. van der Net. (get.) A. Badermann. IJ