Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7419

Datum uitspraak2007-10-03
Datum gepubliceerd2007-11-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers276543 / HA ZA 07-158
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vervolg op het tussenvonnis d.d. 20 juni 2007. Incidentele vordering tot het stellen van proceskostenzekerheid (cautio iudicatum solvi). De vraag ligt voor of deze incidentele vordering moet worden afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 2 aanhef en onder c Rv, luidende: "Geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat: (...) indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn", op grond van het bestaan van Benelux-merkrechten van eiseres die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelt dat inderdaad sprake is van een voldoende verhaalsmogelijkheid als bedoeld in voormelde bepaling.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 276543 / HA ZA 07-158 Uitspraak: 3 oktober 2007 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: 1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BACARDI & COMPANY LIMITED, gevestigd in Liechtenstein en kantoorhoudende in Nassau, Bahama’s; 2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BACARDI INTERNATIONAL LIMITED, gevestigd in Hamilton, Bermuda, eiseressen in de hoofdzaak, verweersters in het proceskostenzekerheidsincident, procureur mr. M.A.R.C. Padberg, advocaat mr. N.W. Mulder en mr. R.E. van Schaik te Amsterdam - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEVI INTERNATIONAAL EXPEDITIEBEDRIJF, gevestigd te Rotterdam, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het proceskostenzekerheidsincident, procureur mr. T.A. Vermeulen. Partijen blijven hierna aangeduid als respectievelijk “Bacardi & Company”, “Bacardi International” en “Mevi”. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Het procesverloop blijkt uit die stukken. 1 De verdere beoordeling van het geschil in het proceskostenzekerheidsincident 1.1 Bij vonnis d.d. 20 juni 2007 is de zaak naar de rol verwezen voor uitlaten door Mevi teneinde te kunnen reageren op de door Bacardi & Company in het kader van de vrijstellingsmogelijkheid van artikel 224 lid 2 onder c Rv geuite stelling dat zij houdster is van talloze Benelux-merkrechten, waarop Mevi beslag zou kunnen leggen tot verhaal van een eventuele proceskostenveroordeling. 1.2 Mevi heeft vervolgens een akte genomen en Bacardi & Company een antwoordakte. 1.3 Dat vorenbedoelde Benelux-merkrechten van Bacardi & Company een zekere (niet onaanzienlijke) waarde vertegenwoordigen, is tussen partijen niet in geschil. Waar het in de onderhavige zaak uiteindelijk evenwel om gaat, is de vraag of, voor het geval Bacardi & Company in de proceskosten wordt veroordeeld, redelijkerwijs aannemelijk is dat Mevi deze merkrechten - na beslaglegging - zal kunnen uitwinnen (verkopen) voor de uitvoering van deze proceskostenveroordeling. In dat verband is de vraag van belang, gelet op het bepaalde in artikel 6:51 lid 2 BW, of de door Bacardi & Company te stellen zekerheid zodanig zal zijn dat Mevi daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen. Dit is het geval, nu Mevi onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er te zijner tijd geen geïnteresseerden zullen zijn die vorenbedoelde merkrechten zouden willen overnemen voor een bedrag waarmee de uit een eventuele proceskostenveroordeling van Bacardi & Company voortvloeiende geldschuld zal kunnen worden voldaan. Daarbij gaat het immers, naar vooralsnog mag worden aangenomen, om een schuld van een zeer beperkte omvang in verhouding tot de waarde van vorenbedoelde Benelux-merkrechten van Bacardi & Company. 1.4 Daarmee ligt de incidentele vordering van Mevi voor afwijzing gereed. 1.5 De uitspraak over de proceskosten zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak. 3 De beslissing De rechtbank, in het proceskostenzekerheidsincident wijst de vordering af; reserveert de uitspraak over de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak, in de hoofdzaak verwijst de zaak naar de rol van 31 oktober 2007 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin. Uitgesproken in het openbaar. 901/1548