
Jurisprudentie
BB7219
Datum uitspraak2007-10-26
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7289 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7289 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Alsnog toekenning WAO-uitkering. Procesbelang. Schadevergoeding wettelijke rente.
Uitspraak
05/7289 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 november 2005, 05/1465 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.J.A. Aerts, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 3 september 2007 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar van gelijke datum afgegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2007. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 30 november 2004 heeft het Uwv appellant per 3 november 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd, aangezien hij voor minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Het namens appellant tegen dat besluit ingediende bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 17 maart 2005 (hierna: het betreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank Arnhem heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Met het nadere besluit van 3 september 2007 heeft het Uwv te kennen gegeven zijn oorspronkelijk ingenomen standpunt inzake de weigering van de WAO-uitkering met ingang van 3 november 2004 niet langer te handhaven. De mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is met ingang van 13 november 2004 alsnog vastgesteld op 80 tot 100%.
De Raad stelt vast dat, zoals ook namens appellant is bericht, het besluit van het Uwv van 3 september 2007 geheel tegemoet komt aan het beroep van appellant tegen het bestreden besluit, zodat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit beroep niet wordt geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
Uit de uitspraak van de Raad van 4 februari 1997, LJN: ZB6628, volgt dat in zo’n geval het belang bij een beoordeling van het bestreden besluit in beginsel is komen te vervallen, tenzij van zo’n belang blijkt, bijvoorbeeld omdat verzocht is om het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Awb.
Namens appellant is bij schrijven van 5 september 2007 onder meer verzocht om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen WAO-uitkering.
Ingevolge de jurisprudentie van de Raad dient dit verzoek te worden toegewezen. Wat betreft de wijze waarop de aan appellant toekennende rente dient te worden berekend, volstaat de Raad met een verwijzing naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995/314.
Voorts dient de aan de zijde van appellant gevallen proceskosten met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te worden vergoed. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en eveneens op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidend beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van schade als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 140,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2007.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) T.R.H. van Roekel.
JL