
Jurisprudentie
BB7209
Datum uitspraak2007-11-02
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/1151
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/1151
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Summierlijke ondeugdelijkheid van een vordering indien de vordering tot verzekering waarvan conservatoir beslag is gelegd door de bodemrechter in eerste aanleg is afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 2 november 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/1151 van:
1. [X., eiser sub 1.],
2. [X.Y., eiser sub 2.],
beiden wonende te [A.],
3. [V.] Bloembollen C.V.,
gevestigd te [V.],
4. [V., eiser sub 4.],
5. [V.W., eiser sub 5.],
beiden wonende te [Y.],
eisers,
procureur mr. P.J.L.J. Duijsens,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Terra Handel B.V.,
gevestigd te Noordwijk,
gedaagde,
procureur mr. G. Nieuwenhuis.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk '[X.] c.s.' voor eisers sub 1 en 2, dan wel '[V.] c.s.' voor eisers sub 3, 4 en 5, en 'gedaagde'. Daarnaast worden [X.] c.s. en [V.] c.s. gezamenlijk aangeduid als 'eisers'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 25 oktober 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eisers exploiteren een onderneming die zich bezig houdt met het telen van hyacinten. Gedaagde exploiteert een onderneming die zich onder meer bezig houdt met de ontwikkeling en productie van machines ten behoeve van tuinbouwbedrijven.
1.2. Eisers hebben op 14 november 2001 een koop/ontwikkelingsovereenkomst met gedaagde gesloten met betrekking tot de ontwikkeling en levering van een sorteerinstallatie voor het automatisch sorteren en bundelen van hyacinten.
1.3. Medio maart 2004 hebben eisers, ieder afzonderlijk, voornoemde koop/ontwikkelingsovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
1.4. Gedaagde heeft ter zekerheidstelling van de koopprijs, na verkregen toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op 27 oktober 2004 conservatoire beslagen gelegd op de volgende onroerende zaken van eisers:
- de onroerende zaak staande en gelegen aan de [a-straat 2] te [A.] en toebehorende aan [X.] c.s.;
- de onroerende zaak staande en gelegen aan de [b-straat 5 A] te [Y.] en toebehorende aan [V.] en [V.-W.].
1.5. Partijen hebben een bodemprocedure gevoerd bij deze rechtbank, welke procedure heeft geleid tot het vonnis van 30 mei 2007. In dit vonnis is - kort gezegd - de vordering van gedaagde tot betaling van de koopprijs afgewezen en de koop/ontwikkelingsovereenkomst van 14 november 2001 op vordering van eisers ontbonden.
1.6. Gedaagde heeft op 15 juni 2007 tegen voornoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
1.7. In de brief van 24 oktober 2007 schrijft de Rabobank aan [X.] c.s.:
"Uit het kadaster blijkt dat op 27 oktober 2004 conservatoir beslag is ingeschreven, waarbij op verzoek van Terra Handel B.V. beslag is gelegd op het daarin omschreven registergoed, waarop ten behoeve van onze bank en de Rabohypotheekbank N.V. het recht van eerste hypotheek is gevestigd.
Blijkens onze algemene voorwaarden is de financiering terstond opeisbaar, wanneer op het vermogen van de debiteur beslag wordt gelegd. Wij zijn in afwachting van de uitspraak in hoofdzaak destijds niet overgegaan tot opzegging van de financiering. Het is echter voor ons en voor u niet acceptabel dat deze onzekere situatie blijft voortduren.
Wij achten het voor de voortzetting van de financiering van belang dat u zorgdraagt voor opheffing van het beslag. (...)".
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen - zakelijk weergegeven - om de op 27 oktober 2004 gelegde conservatoire beslagen op de onroerende zaken van eisers op te heffen, althans gedaagde op straffe van een dwangsom te bevelen tot opheffing daarvan over te gaan.
Daartoe voeren eisers het volgende aan.
In de bodemprocedure is de vordering van gedaagde, die ten grondslag ligt aan de conservatoire beslagen, bij vonnis van 30 mei 2007 afgewezen. Hiermee is summierlijk de ondeugdelijkheid van deze vordering aangetoond, zodat er geen termen meer zijn om de beslagen te handhaven. Eisers hebben bovendien recht en belang bij opheffing van de beslagen omdat een eventuele uitbreiding van de financiering nu niet kan plaatsvinden. Daarnaast wordt het beslag door de bank in de financiering van de bedrijven nader betrokken en heeft de Rabobank [X.] c.s. laten weten dat de hypotheek terstond opeisbaar is geworden doordat er op de onroerende zaak conservatoir beslag is gelegd. Voorts bieden eisers voldoende verhaalsmogelijkheid aangezien zij beschikken over eigen woningen en zij geenszins van plan zijn om hun woningen van de hand te doen.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Ingevolge artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een gelegd beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert (in dit geval eisers) om, met inachtneming van de beperkingen van de kortgeding procedure, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (in dit geval gedaagde) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd. De enkele omstandigheid dat de vordering tot verzekering waarvan het conservatoir beslag is gelegd door de bodemrechter in eerste aanleg is afgewezen, en in het geval tegen die afwijzing hoger beroep is ingesteld, leidt er niet zonder meer toe dat de vordering moet worden toegewezen, ook niet onder het voorbehoud van kennelijke misslagen in de uitspraak van de bodemrechter. De wederzijdse belangen van partijen dienen ook in een zodanig geval te worden afgewogen, waarbij de uitspraak in de hoofdzaak van de bodemrechter in eerste aanleg wél wordt meegewogen. Niet gevergd kan worden van de voorzieningenrechter dat hij in zijn vonnis een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis in eerste aanleg ingestelde hoger beroep (HR 30 juni 2006,
RvdW 2006, 670).
3.2. Naast de stelling dat de summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van gedaagde zonder meer blijkt uit het vonnis van 30 mei 2007 hebben eisers aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij grote problemen ondervinden nu het beslag wijziging van de financiering (onder meer ten behoeve van de aankoop van een keuken) blokkeert. Deze stelling staat echter haaks op hun eveneens ingenomen standpunt dat het beslag opgeheven kan worden nu zij in bezit zijn van onroerend goed dat voldoende verhaal biedt voor een eventuele vordering van gedaagde. Vast staat immers dat voormeld onroerend goed verzwaard is met hypotheekrechten alsmede dat uitbreiding van de financiering de verhaalsmogelijkheden van gedaagde verder zal beperken. Daartegenover staat het belang van gedaagde om bij een eventueel - voor haar - positieve beslissing in hoger beroep een verhaalsmogelijkheid te hebben. Ter zitting is verder aannemelijk geworden dat de procedure in hoger beroep door gedaagde voldoende voortvarend wordt afgewikkeld, terwijl daarnaast thans niet geoordeeld wordt dat de vordering van gedaagden hoger beroep weinig kans van slagen heeft.
3.3. Door [X.] c.s. is daarnaast nog aangevoerd dat de Rabobank haar financiering op de onroerende zaak terstond wil opeisen vanwege het conservatoir beslag daarop. De voorzieningenrechter hecht in dit verband slechts in beperkte mate waarde aan de brief van de Rabobank, weergegeven onder 1.7, nu deze bijna drie jaar ná het gelegde conservatoire beslag en slechts één dag voor de zitting van deze kortgedingprocedure blijkt te zijn verstuurd. Niet uitgesloten kan worden dat voormelde brief slechts voor deze gelegenheid is opgesteld en dat geen sprake is van dreigende executiemaatregelen door de Rabobank.
3.4. Alle voorgaande belangen tegen elkaar afwegend is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van gedaagde bij handhaving van de conservatoire beslagen vooralsnog zwaarder dient te wegen dan het belang van eisers bij opheffing ervan.
3.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
3.6. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.067,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 251,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
nve