Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7162

Datum uitspraak2007-02-27
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers230409 EJ VERZ 07-49
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Werkgever verzoekt voor de tweede keer ontbinding arbeidsovereenkomst. Omdat de kantonrechter bij het eerste verzoek de werknemer in het gelijk heeft gesteld wordt aangenomen dat het ontstaan van de vertrouwensbreuk na de afwijzing van dat verzoek te wijten is aan werkgever. Werknemer gedraagt zich sindsdien negatief. Ontbindingsvergoeding € 30.000,00.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Kanton Locatie Den Helder Zaaknr/repnr.: 230409-07-49 TvW Uitspraakdatum: 27 februari 2007 Beschikking in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoeker] te Amsterdam en [de maatschap van verzoeker] te Amsterdam verzoekende partij verder ook te noemen: [werkgeefster] en [de maatschap van werkgeefster] gemachtigde: mr. F.C. Boel, advocaat te Hilversum tegen [werknemer] te Den Helder verwerende partij verder ook te noemen: [werknemer] gemachtigde: mr. J.G. Schmidt, advocaat te Alkmaar. Het procesverloop [werkgeefster] heeft op 17 januari 2007 een verzoekschrift ingediend, gevolgd (voor zover vereist) door een aanvullend verzoek, ingekomen ter griffie op 8 februari 2007, waarin wordt verzocht tevens [de maatschap van werkgeefster] als verzoekende partij aan te merken. Daar heeft [werknemer] bij verweerschrift op gereageerd. Ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft [werknemer] nog een productie toegezonden. De mondelinge behandeling heeft in deze plaatsgevonden op 13 februari 2007, alwaar zijn verschenen [werkgeefster] en [werknemer]; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden. Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht aan de hand van pleitnotities. De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast. Vervolgens is heden uitspraak bepaald. De uitgangspunten 1. [werknemer], geboren [in] 1952 is vanaf 1 oktober 2001 krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij [de maatschap van werkgeefster] werkzaam. 2. In november 2006 heeft [werkgeefster] de activiteiten van [de maatschap van werkgeefster] overgenomen, zodat [werknemer] thans in dienst is bij [werkgeefster]. 3. De functie van [werknemer] is zelfstandig assistent accountant tegen een actueel salaris van € 3.705,11 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. 4. [de maatschap van werkgeefster] heeft op 30 december 2005 bij de kantonrechter te Den Helder een verzoekschrift ingediend strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer]. Bij beschikking van 23 maart 2006 is dit verzoek afgewezen. 5. Sedert 15 januari 2007 is [werknemer] door [werkgeefster] op non actief gesteld. Het geschil 6. [werkgeefster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden tegen de vroegst mogelijke datum wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, kosten rechtens. Aan het verzoek legt [werkgeefster] -zakelijk samengevat- ten grondslag dat [werknemer], sedert maart 2006 bezig is de arbeidsverhouding te verstoren en de sfeer op de vestiging te Den Helder te verzieken. Nadat het eerder door [werkgeefster] ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is afgewezen en [werknemer] zijn werkzaamheden heeft hervat, is door [werkgeefster] getracht de arbeidsverhoudingen tussen partijen weer te normaliseren. [werknemer] weigert echter iedere medewerking en heeft zich zeer negatief opgesteld naar het management team. [werknemer] weigert de leden van het management team te groeten, verschijnt niet op noodzakelijke bijeenkomsten en laat zich tegenover collega's negatief uit over [werkgeefster]. Dit heeft zijn weerslag gehad op de relaties met zijn collega's en de algehele werksfeer in het kantoor in Den Helder. Collega's willen niet meer bij [werknemer] op een kamer werken. Ook heeft een klant te kennen gegeven niet meer met [werknemer] te willen samenwerken. [werkgeefster] heeft meerdere malen met [werknemer] gesproken over zijn werkhouding om tot een oplossing te komen, hetgeen niet tot een positief resultaat heeft geleid. Ook de door [werkgeefster] voorgestelde mediation is door [werknemer] geweigerd. [werknemer] heeft zich niet gedragen zoals een goed werknemer betaamt waardoor thans sprake is van een onwerkbare situatie op het kantoor in Den Helder en van [werkgeefster] kan in redelijkheid niet langer worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [werknemer] voort te zetten. 7. Het verweer van [werknemer] strekt, naar ter terechtzitting is gebleken, tot toekenning van een ontbindingsvergoeding, kosten rechtens. Hiertoe voert [werknemer] -zakelijk samengevat- dat [werkgeefster] slechts tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wenst te komen, vanwege zijn leeftijd. Het onderhavige verzoek is een represaille naar aanleiding van een door hem ingediende klacht bij de Commissie Gelijke Behandelingen. Door [werknemer] is deze klacht ingediend omdat [werkgeefster] hem aanvankelijk, bij verzoek van 30 december 2005, heeft getracht te ontslaan vanwege zijn leeftijd. [werkgeefster] wenst te komen tot een verjonging van het personeelsbestand in het kantoor in Den Helder, en [werknemer] is te oud. Het is derhalve aan [werkgeefster] te wijten dat het huidige conflict is ontstaan. Voorts stelt [werknemer] dat er geen sprake van is dat een of meer van zijn directe collega's moeite zouden hebben met zijn houding of dat er klachten door deze collega's zijn geuit hieromtrent. Het door [werkgeefster] voorgestelde mediation traject is door [werknemer] niet geaccepteerd omdat hij eerst de behandeling van zijn klacht door de Commissie Gelijke Behandelingen wilde afwachten, ervan uitgaande dat mediation daar onderdeel van zou uitmaken. [werknemer] vordert, bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst, een vergoeding ten bedrage van €114.043,32 nu de verstoring van de arbeidsverhouding aan [werkgeefster] is te wijten. De beoordeling 8. De kantonrechter overweegt in de eerste plaats dat gebleken is dat het onderhavige ontbindingsverzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648, 7:670 en 7:670a van het Burgerlijk Wetboek [BW] of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. 9. Niet gebleken is dat [de maatschap van werkgeefster] thans nog de werkgever van [werknemer] is, zodat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. 10. Uit hetgeen partijen ter zake hebben aangevoerd, is voldoende aannemelijk geworden dat de verhouding tussen [werkgeefster] en [werknemer] zodanig verstoord is geraakt dat een vruchtbare samenwerking niet (meer) mogelijk is. De arbeidsovereenkomst wordt derhalve ontbonden per 15 maart 2007. 11. Vervolgens is aan de orde de beantwoording van de vraag of en zo ja welke vergoeding aan [werknemer] valt toe te kennen. 12. Vooropgesteld kan worden dat het indienen van een ontbindingsverzoek in het algemeen een goede relatie tussen een werkgever en een werknemer op het spel zet, zo ook in dit geval. [werknemer] heeft zich tijdens de eerdere ontbindingsprocedure, die ging om de vraag of er in de Helderse vestiging van [werkgeefster] voor [werknemer] voldoende werk op zijn niveau was, verzet tegen verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst en voortzetting van het dienstverband verzocht. De kantonrechter heeft [werknemer] toen in het gelijk gesteld. Derhalve kan worden aangenomen dat het ontstaan van de vertrouwensbreuk tussen partijen is te wijten aan (de maatschap van) [werkgeefster]. 13. Echter, wat ook zij van de destijds door (de maatschap van) [werkgeefster] aangevoerde redenen, na de vorige procedure mocht worden verwacht dat partijen zich zouden inzetten voor normalisering van de arbeidsverhouding. Daarvoor is de medewerking en inspanning van beide partijen vereist en zij zijn daartoe krachtens de normen van goed werkgever- en werknemerschap ook verplicht. Gebleken is dat [werknemer] daaraan niet heeft voldaan. Gebleken is dat [werknemer], nadat het door [de maatschap van werkgeefster] ingediende verzoek was afgewezen en hij zijn werkzaamheden weer had hervat, van mening was dat [werkgeefster] had gelogen over de redenen voor ontslag en zijn "opvolging". Hij wenste verontschuldigingen te ontvangen van [werkgeefster], alsmede een vergoeding van de door hem ten gevolge van de procedure geleden schade. Nu [werkgeefster] hier niet toe bereid bleek heeft [werknemer] ervoor gekozen een negatieve houding ten aanzien van (het management van) [werkgeefster] aan te nemen en aan te houden. [werknemer] heeft het door [werkgeefster] gestelde negatieve gedrag niet betwist. Hij heeft slechts aangevoerd dat een dergelijk gedrag van iemand die een ontslag boven het hoofd hangt vanwege zijn leeftijd, niet geheel onlogisch is en dat zijn collega's geen moeite hadden met zijn gedrag. [werknemer] is diverse malen aangesproken op zijn gedrag, hetgeen niet tot verbetering heeft geleid. Ook de door [werkgeefster] voorgestelde mediation heeft hij niet geaccepteerd. Vanzelfsprekend staat het [werknemer] vrij bij [werkgeefster] en/of de Commissie Gelijke Behandeling klachten in te dienen indien hij het gevoel heeft dat hem onrecht wordt aangedaan. Dat ontslaat hem echter niet van voormelde verplichting om mee te werken aan het behoud van een werkzame relatie met zijn werkgever. Dat in de procedure bij de Commissie Gelijke Behandeling ook ruimte is voor mediation, kan [werknemer] niet baten. Het conflict was zich medio 2006 al zo verdiept, dat niet nog een aantal maanden kon worden gewacht met het werken aan een oplossing. 14. Gelet op het voorgaande, heeft [werknemer] zijn stelling dat [werkgeefster] deze ontbinding slechts wil omdat [werknemer] te oud is, niet aannemelijk gemaakt. 15. Met het oog op alle (overige) omstandigheden van het geval, waaronder de duur van de arbeidsovereenkomst, het salaris van [werknemer], zijn perspectieven op de arbeidsmarkt en ook zijn leeftijd (de kantonrechter vindt het gerechtvaardigd daar in dit verband onderscheid te maken tussen oudere en jongere werknemers), komt de kantonrechter een ontbindingsvergoeding van €30.000,00 bruto ten laste van [werkgeefster] billijk voor. 16. Op de voet van artikel 7:685 lid 9 BW worden partijen van de voorgenomen beslissing in kennis gesteld en is [werkgeefster] bevoegd het verzoek binnen hierna te noemen termijn in te trekken. 17. Er zijn termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren. Ingeval [werkgeefster] evenwel haar verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van [werknemer] dienen te dragen. De beslissing De kantonrechter: Verklaart [de maatschap van werkgeefster] niet-ontvankelijk in haar verzoek. Bepaalt dat de termijn, waarbinnen [werkgeefster] haar verzoek zal kunnen intrekken [i.c. door middel van een schriftelijke mededeling (eventueel bij faxbericht) aan de griffier en in afschrift aan de (gemachtigde van de) wederpartij], zal lopen tot en met 9 maart 2007. Voor het geval [werkgeefster] haar verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken: Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 maart 2007. Kent aan [werknemer] ten laste van [werkgeefster] een vergoeding toe van €30.000,00 bruto. Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen. Wijst het meer of anders verzochte af. Voor het geval [werkgeefster] haar verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken: Veroordeelt [werkgeefster] in de proceskosten, die aan de zijde van [werknemer] worden vastgesteld op € 400,00 voor salaris gemachtigde, waarover [werkgeefster] geen BTW verschuldigd is. Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 27 februari 2007 in het openbaar uitgesproken.