Jurisprudentie
BB7149
Datum uitspraak2007-11-06
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710384-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710384-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Moeder tracht in zwaar depressieve toestand bij zelfmoordpoging ook zoon en dochter van het leven beroven door hen medicijnen toe te dienen en in de polsen te snijden. Poging tot doodslag bewezen, ontslag van rechtsvervolging wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/710384-07.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 6 november 2007.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de P.I.V. te Breda,
terechtstaande terzake dat:
zij in of omstreeks de nacht van 11 op 12 maart 2007 in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade haar verdachtes kind(eren), genaamd
[zoon] en/of [dochter] van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die
[zoon] en/of [dochter]:
- een (grote) hoeveelheid medicijnen heeft toegediend en/of laten innemen,
en/of
- met een mes, althans een scherp voorwerp in de polzen/pols en/althans de arm(en)/het lichaam heeft gesneden en/of gestoken,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij in of omstreeks de nacht 11 op 12 maart 2007 in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade aan haar verdachte(s) kind(eren) genaamd
[zoon] en/of [dochter], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en/of rustig overleg,die [zoon] en/of [dochter]:
- een (grote) hoeveelheid medicijnen heeft toegediend en/of laten innemen,
en/of
- met een mes, althans een scherp voorwerp in de polzen/pols en/althans de arm(en)/het lichaam heeft gesneden en/of gestoken, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair in de eerste plaats is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt in dit verband dat zowel aan de hand van de aanwezige wettige bewijsmiddelen als uit de uiterlijke verschijningsvormen niet kan worden afgeleid op welk moment en onder welke omstandigheden verdachte het besluit nam haar kinderen van het leven te willen beroven, zodat niet vast staat of er voor verdachte alvorens tot handelen over te gaan, ruimte was voor kalm beraad en rustig overleg.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen - die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen - waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de nacht van 11 op 12 maart 2007 in de gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk haar, verdachtes kinderen, genaamd [zoon] en [dochter] van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet die [zoon] en [dochter]:
- een hoeveelheid medicijnen heeft toegediend en laten innemen, en
- met een mes in de polsen heeft gesneden,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Met betrekking tot de bewezenverklaarde opzet overweegt de rechtbank nog dat verdachte door haar handelwijze, te weten het snijden met een zogenaamd operatiemesje in de polsen van de kinderen, wat er ook zij van de kracht en de intentie waarmee zij dit deed, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die kinderen ten gevolge daarvan het leven zouden laten.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft primair in de tweede plaats het misdrijf:
"Poging tot doodslag, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 287 jo. artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
Voor wat betreft de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen, de door de psychiater dr. J.W. Hummelen en de door de justitieel forensisch psycholoog drs. F.C.P. Zuidhof, omtrent verdachte opgemaakte rapporten, welke verkort en zakelijk weergegeven, ondermeer inhouden:
als relaas van Hummelen, voornoemd:
Voorafgaand en ten tijde van het tenlastegelegde was er bij betrokkene sprake van
een ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken. Hierbij past de ernstige depressieve stemming, het gejaagde denken waardoor zij het overzicht voor een groot deel verloor, de prikkelbaarheid en de overtuiging dat mensen op haar werk tegen haar waren. Tevens is bij betrokkene sprake van een posttraumatische stressstoornis die zich ontwikkelde en steeds in ernst toenam nadat zij in 2004 in haar huis met geweld overvallen werd. Voorts is sprake van pathologische rouw zich uitend in het elke dag actief bezig zijn met de rouw over met name het overlijden van haar moeder. Daarnaast bestond er een voortdurend hoog stressniveau door de ernstige relatieproblemen die er bestonden. De depressieve stoornis is pas ontstaan nadat de posttraumatische stressstoornis zich had ontwikkeld. De depressieve stoornis met psychotische kenmerken leidde ertoe dat betrokkene naast sterke somberheid en negatieve gevoelens over zichzelf last kreeg van een gejaagde gedachtengang waardoor ze steeds meer het overzicht op haar situatie ging verliezen. Dit verlies aan realiteitsbesef werd verder versterkt door de psychotische kenmerken in de zin dat ze wantrouwend was jegens haar omgeving. Vanaf het moment dat zich bij betrokkene een posttraumatische stressstoornis ontwikkelde heeft zij tot op de dag van vandaag in een constant gevoel van angst verkeerd. Betrokkene herhaalt in de relatie met haar kinderen in wezen de relatie die zij met haar ouders heeft gehad. Dat wil zeggen dat de relatie met haar kinderen wordt gekenmerkt door een gebrek aan distantie, hetgeen waarschijnlijk heeft bijgedragen aan het meenemen van haar kinderen in haar suïcide-plan. Wat als zeer grote waarschijnlijkheid kan worden opgenomen, is dat betrokkene door de ernstige (psychotische) depressie een vernauwing had in haar denken waardoor zij het overzicht op de situatie kwijt was.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid wordt tot de conclusie gekomen dat er in elk geval sprake is geweest van een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid maar dat het zeer wel mogelijk is dat er ten tijde van het delict sprake is geweest van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Dit laatste berust op de overweging dat de vernauwing in het denken voortkomende uit de ernstige depressieve stoornis en nog versterkt door het bestaande hoge angstniveau, samenhangend met de posttraumatische stressstoornis, zo sterk in intensiteit is geweest dat betrokkenes wil volledig werd bepaald hierdoor en zij niet bij machte is geweest om alternatieven te kunnen bedenken voor haar situatie. Hierbij kan worden opgemerkt dat er in wezen al langdurig sprake is geweest van een toenemende mate van tunnelvisie.
De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van betrokkene beïnvloedde haar gedragskeuze c.q. gedraging ten tijde van het tenlastegelegde.
Geadviseerd wordt de maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Klinische behandeling is aangewezen gezien de ernstige en complexe psychiatrische en somatische stoornissen.
als relaas van Zuidhof, voornoemd:
Bij onderzochte zijn aanwijzingen voor een ernstige doch vooral gemaskeerde depressieve stoornis t.g.v. pathologische rouw (verlies moeder), een posttraumatische stressstoornis (overval) en langdurig situatieve stress binnen haar huwelijk uitmondend in serieuze suïcidale ideatie en suïcidaal gedrag.
De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van betrokkene beïnvloedde haar gedragskeuze c.q. gedraging ten tijde van het tenlastegelegde.
De intentie tot filicide betreffende haar beide kinderen kan tegen deze achtergrond geplaatst worden. Onderzochte heeft weliswaar “rustig” gehandeld, doch juist dit “rustig” handelen binnen het extreem gegeven van filicide geeft aanwijzingen voor een stoornis in het bewustzijn in de zin van dissociatie (c.q. een schemertoestand) op grond waarvan de werkelijke draagwijdte van haar daad verloren ging. Met andere woorden, haar wil tot het plegen van filicide is ingegeven door een primair psychiatrisch vraagstuk met secundair kwetsbare persoonlijkheidstrekken.
Vanuit gedragskundig optiek kan onderzochte ten aanzien van het haar tenlastegelegde, mits en zover bewezen, beschouwd worden als zijnde geweest ontoerekeningsvatbaar.
In het verlengde van de gestelde ontoerekeningsvatbaarheid wordt geadviseerd onderzochte op te leggen de maatregel ex art. 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Gewezen wordt op het suïcidegevaar bij onderzochte dat niet alleen wordt gevoed door het onbegrijpelijke en verwerpelijke van haar daad in casu intense schuld en spijtgevoelens, doch extra wordt gevoed doordat haar kinderen haar nu zijn ontnomen en juist onder de hoede van haar partner en schoonmoeder zijn geplaatst. Het intense gevoel van onrecht en de woede hieruit voorkomend kunnen zich wederom bundelen in suïcidaal gedrag.
De rechtbank is op grond van vorenvermelde inhoud van de rapporten en de daarin opgenomen conclusies, die zij tot de hare maakt, en van hetgeen verder ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken, van oordeel dat verdachte terzake de bewezenverklaarde feiten niet strafbaar is omdat die feiten haar wegens een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, niet kunnen worden toegerekend en verdachte aldus dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Nu verdachte, gelet op de inhoud van vorenvermelde rapportages, gevaarlijk voor zichzelf en voor anderen is, zal de rechtbank de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt met betrekking tot de door mr. C.R.J.M. van Assen, namens [zoon] en [dochter] ingediende vorderingen tot schadevergoeding dat
de benadeelde parijen in hun vordering niet ontvankelijk dienen te worden verklaard nu deze niet van eenvoudige aard zijn en de behandeling daarvan aldus niet past binnen de behandeling van deze strafzaak.
De na te melden maatregel is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 37 en 39 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair in de eerste plaats is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het primair in de tweede plaats tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte deswege niet strafbaar.
Ontslaat haar van alle rechtsvervolging te dier zake.
Legt op de maatregel als voorzien in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht en gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen te weten:
4 lege strips Oxazepam van 10 stuks;
1 lege strip Temazepam van 10 pillen, 1 pil aanwezig en
2 lege insulinepennen (Mixtard).
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat de benadeelde partijen die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Teekman, voorzitter, mrs. Wentink en Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 november 2007.