
Jurisprudentie
BB7046
Datum uitspraak2007-03-28
Datum gepubliceerd2007-11-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers155710 HAZA 06-121
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers155710 HAZA 06-121
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gedaagde heeft aan eiser twee alarminstallaties geleverd, met daarbij twee meldkamerabonnementen bij een controlemeldkamer van een derde. Eiser betaalde vijf jaar een verhoogd abonnementsgeld en na het bereiken van de 65 jarige leeftijd was hij geen abonnementsgeld meer verschuldigd. Na vijf jaar brengt de controlemeldkamer het gebruikelijke abonnementsgeld bij eiser in rekening. Gedaagde is gebonden aan de door haar medewerkers gedane toezeggingen, ook al waren deze niet bevoegd dergelijke toezeggingen te doen. De strekking van de overeenkomst is duidelijk, zodat er geen sprake is van een leemte die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient te worden ingevuld. De rechtbank ziet daarnaast ook geen ruimte voor de slechts marginaal toe te passen beperkende werking van hetgeen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Er is ook geen sprake van een aan misbruik van bevoegdheid grenzend beroep van eiser op de tussen partijen gemaakte afspraak. Gedaagde mag het risico dat een handelsrelatie kennelijk gedane toezeggingen niet nakomt, dan wel niet meer bereikbaar is, niet op zijn klanten afwentelen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 155710 / HA ZA 06-121
Vonnis van 28 maart 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te Beugen, gemeente Boxmeer,
eiser,
procureur mr. T.J.H.M. Linssen,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. GROOTHANDEL CG SECURITY,
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. K.G.A.P. Boemaars,
advocaat mr. L.F. Jansen te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 april 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 7 juni 2006
- de conclusie van repliek, met producties 8 tot en met 10
- de conclusie van dupliek, met één productie.
2. Het geschil
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis:
primair [gedaagde] te veroordelen om ervoor te zorgen dat de door hem in 2000 tot stand gebrachte meldkamerabonnementen met betrekking tot de alarminstallaties in de panden aan de Weverstraat 13 en 15 tussen [eiser] enerzijds en SMC te Tiel anderzijds, binnen acht dagen na betekening van dit vonnis voor zover nodig worden hersteld en in elk geval in stand worden gehouden, en om de kosten van dat herstel respectievelijk die instandhouding voor zijn rekening te nemen en gedurende het leven van [eiser] te blijven nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 500,= per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met machtiging van [eiser] om zelf de meldkamerabonnementen voor de Weverstraat 13 en 15 bij SMC te Tiel voor zover nodig te herstellen en in elk geval in stand te houden als [gedaagde] niet binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan, met veroordeling van [gedaagde] om de kosten die daarmee zijn gemoeid op vertoon van de in dit vonnis te vermelden bescheiden, binnen acht dagen te voldoen en om [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, de kosten te vergoeden die [eiser] heeft moeten maken om de meldkamerabonnementen voor de Weverstraat 13 en 15 vanaf december 2005 in stand te houden, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Subsidiair, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg van de toerekenbare tekortkomingen van [gedaagde] geleden heeft en nog zal lijden, nader op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van de overgelegde producties het volgende vast:
- [gedaagde] handelt onder de naam CG Security en verkoopt en installeert beveiligingsapparatuur. Deze apparatuur werd geproduceerd door de naar Australisch recht opererende vennootschap FAI Home Security.
- Op 18 oktober 2000 hebben partijen een overeenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [gedaagde] aan [eiser] twee alarminstallaties geleverd en geïnstalleerd en Alarmcontrole Diensten geleverd. Dit laatste betreft meldkamerabonnementen bij Security Monitoring Centre (hierna SMC) te Tiel.
- Conform de opdrachtbevestiging van 18 oktober 2000 was [eiser] voor ieder van beide meldkamerabonnementen fl. 96,15 (EUR 43,63) per maand gedurende de eerste 60 maanden van de looptijd verschuldigd aan [gedaagde].
- De heer Hendriks, werkzaam bij CG Security, heeft mondeling aan [eiser] medegedeeld dat hij na het bereiken van de 65 jarige leeftijd geen abonnementsgeld meer verschuldigd was voor de beide meldkamerabonnementen.
- Bij brief van 12 december 2000, getekend door “CG Security I.O. Annie Driessen”, is aan [eiser] het volgende medegedeeld:
“Naar aanleiding van ons telefoongesprek, stuur ik u opnieuw een bevestiging voor de afspraak die u gemaakt hebt met CG Security, tevens geld deze afspraak natuurlijk ook voor FAI Nederland. Deze afspraak is gemaakt met een van onze adviseurs dwz. Dhr. Rob Hendriks, woensdag 18 oktober 2000 dat u op 65 jarige leeftijd niets meer hoeft te betalen voor het meldkamerabonnement. Dit geldt voor allebei de systemen die u bij ons heeft gekocht. Voor Weverstraat 15, te Beugen.”
- SMC heeft aan [eiser] bij brief van 1 november 2005 het volgende medegedeeld:
“Op 31 oktober jl. ontvingen wij per fax van CG Security met een bevestiging van de bepaling dat u, vanaf het moment dat u de 65 jarige leeftijd heeft bereikt, geen abonnementskosten voor de AlarmCentrale van SMC hoeft te betalen. SMC is deze bepaling nooit overeengekomen met FAI Home Security. Wij verwijzen u voor deze afspraak dan ook terug naar uw installateur CG Security, waar u ook de bevestiging van heeft ontvangen dat zij hiermee akkoord gaan.”
- SMC heeft vanaf 1 november 2005, wegens het eindigen van de lease-overeenkomst tussen [eiser] en FAI Home Security, rechtstreeks de kosten van de beide meldkamer-abonnementen aan [eiser] in rekening gebracht ter hoogte van EUR 405,00 incl BTW per jaar.
3.2. [eiser] vordert nakoming door [gedaagde] van hetgeen partijen zijn overeengekomen, te weten dat [eiser] vanaf het moment waarop hij de 65 jarige leeftijd bereikte niet meer hoeft te betalen voor de meldkamerabonnementen behorend bij de twee door hem gekochte alarminstallaties. Nu hij in december 2005 65 jaar is geworden, dient [gedaagde] ervoor zorg te dragen dat hij gratis meldkamerabonnementen krijgt en houdt bij SMC, aldus [eiser].
3.3. [gedaagde] voert het verweer dat de medewerker van CG Security, de heer Hendriks, die de betreffende afspraak met [eiser] heeft gemaakt, hiertoe niet bevoegd was. Ook de medewerker mevrouw Driessen was niet bevoegd om een dergelijke afspraak te bevestigen, buiten medeweten van [gedaagde]. Er kan volgens [gedaagde] ook geen sprake zijn van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid omdat het voor [eiser] duidelijk moet zijn geweest dat het een ongebruikelijke en bedrijfseconomisch onverantwoorde afspraak betrof. Daarnaast voert [gedaagde] het verweer dat één van de alarminstallaties is geïnstalleerd in de, naast de woning van [eiser] gelegen, woning van de schoonzoon van [eiser]. Deze heer Fransen mocht zeker niet redelijkerwijze aannemen dat hij vanaf het bereiken van de 65 jarige leeftijd door [eiser] geen abonnementsgeld meer hoefde te betalen. Dit is volgens [gedaagde] ook in strijd met een redelijke uitleg van de door [eiser] gestelde afspraken. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat het gelet op de omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht om een abonnement voor Fransen in stand te houden. Dit geldt volgens [gedaagde] ook voor het in stand houden van het abonnement van [eiser] voor een periode langer dan tien jaar, gelet op de onevenredigheid tussen prestatie en tegenprestatie en de omvang van het bedrijf van [gedaagde].
3.4. De rechtbank is van oordeel dat, aangenomen dat de heer Hendriks en mevrouw Driessen niet bevoegd waren om namens [gedaagde] de betreffende afspraak te maken dan wel te bevestigen, [eiser] de afwezigheid van die bevoegdheid niet had behoren te kennen en ook niet behoefde te twijfelen aan het bestaan van die bevoegdheid. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat blijkens de opdrachtbevestiging van 18 oktober 2000 en de overige schriftelijke stukken van CG Security, [gedaagde] bij het sluiten van contracten en de daarop volgende schriftelijke communicatie met klanten handelt onder zijn bedrijfsnaam en zijn medewerkers zich laat identificeren als adviseur van CG Security. Uit de stellingen van [gedaagde] volgt dat de heer Hendriks in ieder geval wel bevoegd was om overeenkomsten te sluiten ter zake de verkoop en installatie van beveiligingsapparatuur en het afsluiten van meldkamerabonnementen. De twijfel die bij [eiser] diende te bestaan, en kennelijk ook bestond, omtrent de bevoegdheid van de heer Hendriks om daarnaast ook afspraken met een vergaande strekking als de onderhavige te maken over de voor de meldkamerabonnementen verschuldigde vergoeding, is daarna terecht bij hem weggenomen door de schriftelijke bevestiging door mevrouw Driessen die volgde op zijn vraag aan CG Security omtrent de geldigheid van de afspraak. Dat zijn twijfel door de schriftelijke bevestiging terecht is weggenomen betreft ook de twijfel die [eiser] volgens [gedaagde] behoorde te hebben omdat het een ongebruikelijke en bedrijfseconomisch onverantwoorde afspraak betrof. [eiser] hoefde vervolgens niet bedacht te zijn op de door [gedaagde] gestelde onbevoegdheid van mevrouw Driessen. Het onbevoegd versturen van brieven op het briefpapier van CG Security valt naar het oordeel van de rechtbank binnen de risicosfeer van [gedaagde]. Dit brengt mee dat [gedaagde] is gebonden aan de door de heer Hendriks gemaakte en door mevrouw Driessen, beiden namens CG Security, bevestigde afspraak met [eiser] dat hij na het bereiken van de 65 jarige leeftijd niet meer hoefde te betalen voor de beide meldkamerabonnementen.
3.5. De strekking van de tussen partijen gemaakte afspraak is naar het oordeel van de rechtbank niet voor meer dan één uitleg vatbaar en moet voor partijen duidelijk zijn geweest op het moment van het maken van de afspraak. [gedaagde] stelt dat de afspraak, in ieder geval ten aanzien van Fransen, maar ook ten aanzien van [eiser] voor zover het betreft het in stand houden van het abonnement voor een periode van meer dan tien jaar, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Nu de afspraak tussen partijen ten aanzien van beide abonnementen duidelijk is en ook moet zijn geweest, is er geen sprake van een leemte die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient te worden ingevuld. De rechtbank ziet daarnaast ook geen ruimte voor de slechts marginaal toe te passen beperkende werking van hetgeen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij neemt de rechtbank onder meer in aanmerking dat [eiser] in de periode voorafgaand aan het bereiken van de 65 jarige leeftijd een hoger bedrag aan abonnementsgeld (EUR 523,56 per abonnement per jaar) heeft betaald in vergelijking met het bedrag dat SMC thans in rekening brengt (EUR 202,50 incl. BTW per abonnement per jaar). Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] het risico dat een handelsrelatie kennelijk gedane toezeggingen niet nakomt, dan wel niet meer bereikbaar is, niet op zijn klanten kan afwentelen. Er is dan ook geen sprake van een aan misbruik van bevoegdheid grenzend beroep van [eiser] op de tussen partijen gemaakte afspraak.
3.6. Het voorgaande brengt mee dat de primaire vordering van [eiser] dient te worden toegewezen, zoals hierna in de beslissing verwoord. Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de door [eiser] gevorderde dwangsom, zal deze worden opgelegd, met dien verstande dat deze wordt gemaximeerd tot een bedrag van EUR 15.000,00.
3.7. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 244,00
- salaris procureur 1.152,00 (3,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.480,87
4. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] te bewerkstelligen dat de door hem in 2000 tot stand gebrachte meldkamerabonnementen met betrekking tot de alarminstallaties in de panden aan de Weverstraat 13 en 15 te Beugen, gemeente Boxmeer, tussen [eiser] en SMC te Tiel, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis voor zover nodig worden hersteld en vervolgens in stand worden gehouden,
bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij hiermee in strijd handelt aan [eiser] een dwangsom verbeurt van EUR 500,00, tot een maximum van EUR 15.000,00,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van voornoemd herstel respectievelijk voornoemde instandhouding gedurende het leven van [eiser], met machtiging van [eiser] om zelf deze meldkamerabonnementen bij SMC te Tiel voor zover nodig te herstellen en in stand te houden indien [gedaagde] na veertien na betekening van dit vonnis hiermee nog steeds in gebreke blijft, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de daaraan verbonden kosten,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten die [eiser] heeft gemaakt voor het in stand houden van voornoemde meldkamerabonnementen vanaf december 2005, ter hoogte van EUR 202,50 (incl. BTW) per jaar per abonnement,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.480,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Meyboom en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2007.