
Jurisprudentie
BB7014
Datum uitspraak2007-11-02
Datum gepubliceerd2007-11-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3864 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3864 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting.
Uitspraak
05/3864 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2005, 02/4667 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 november 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W. Hoebba, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2007. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. R.A. Sowka.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 16 september 2002 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissende op bezwaar, de herziening van de WAO-uitkering van appellant naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25 % per 29 maart 2002 gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst in voldoende mate rekening is gehouden met de beperkingen van appellant. De rechtbank heeft voorts geen aanknopingspunten gevonden om de resterende drie geselecteerde functies niet voor appellant geschikt te achten.
In hoger beroep heeft appellant hiertegen aangevoerd dat de uitspraak onvoldoende gemotiveerd is. Hij heeft aangegeven dat in de geduide functies sprake is van overschrijdingen van zijn belastbaarheid op het punt van knielen/hurken en met betrekking tot gebogen/getordeerd actief zijn. Voorts is zijn handelingstempo beperkt doordat hij met krukken loopt.
Daarnaast heeft hij er op gewezen dat hij per 3 april 2006 op basis van dezelfde fysieke klachten volledig arbeidsongeschikt is geacht. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij een brief van de hem behandelend psycholoog overgelegd, waaruit blijkt dat hij lijdt aan een Post Traumatische Stress Stoornis na een auto-ongeval op 8 augustus 2003.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
Ook in hoger beroep heeft appellant geen medische gegevens overgelegd die twijfel doen rijzen aan de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid.
Het feit dat appellant in augustus 2003 een zeer ernstig auto-ongeval is overkomen betekent niet dat voor hem op de voor dit geding relevante datum, 29 maart 2002, meer beperkingen moeten worden aangenomen.
Ook het feit dat aan hem per 3 april 2006 een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar een mate van 80-100 % is toegekend leidt niet tot die conclusie.
Ten slotte heeft appellant niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het overleggen van medische informatie, dat zijn handelingstempo op de datum in geding beperkt was. De Raad wijst er op dat de orthopaedisch chirurg in zijn brief van 17 april 2001 aangeeft dat appellant inmiddels zonder hulpmiddelen loopt. De verzekeringsarts geeft naar aanleiding van de informatie van de orthopaedisch chirurg aan dat appellant al sinds de zomer van 2000 het been volledig mag belasten.
In de geduide functies doen zich geen overschrijdingen voor van de vastgestelde belastbaarheid, zodat appellant in staat moet worden geacht die functies te verrichten. Met betrekking tot de gestelde overschrijdingen van de belastbaarheid op de punten knielen/ hurken en gebogen/ getordeerd actief zijn overweegt de Raad dat de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 21 januari 2003 gemotiveerd heeft dat de geduide functies ook op die aspecten voor appellant haalbaar zijn. In de rapportage van 18 september 2007 heeft de bezwaararbeidsdeskundige nogmaals gemotiveerd dat appellant tot incidenteel knielen/ hurken, zoals voorkomend in de geduide functies, in staat kan worden geacht. De Raad kan deze motivering volgen.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier uitgesproken in het openbaar op
2 november 2007.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) N.E. Nijdam.
JL