Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7001

Datum uitspraak2007-11-02
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757545-07 ; 09/412718-07 (ttz gevoegd)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Doodslag en mishandeling meermalen gepleegd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk van het leven beroven van een medebewoner van het pension waar hij verbleef. Hij heeft de man bij de hals gegrepen en daarop op zodanige wijze kracht uitgeoefend dat deze door verstikking om het leven is gekomen. Verdachte heeft zich bovendien enkele dagen daarvoor schuldig gemaakt aan mishandeling van dezelfde man. Hij heeft zijn slachtoffer pijn en letsel toegebracht en uiteindelijk het leven ontnomen. De aanleiding voor verdachtes gewelddadige handelen zou een meningsverschil zijn geweest over een vermeende diefstal. Verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek, en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummers 09/757545-07; 09/412718-07 (ttz gevoegd) 's-Gravenhage, 2 november 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, adres: [adres]. thans gedetineerd in de PI Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen, Unit 2 te 's-Gravenhage. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 juli 2007 en 19 oktober 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. De officier van justitie mr Boersma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding 09/757545-07 onder 1 en 2 telastgelegde en bij dagvaarding 09/412718-07 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij], [adres] tot een bedrag van € 490,70 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 490,70, subsidiair 9 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaardingen, gemerkt A1 en A2. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. Bewijsmotivering met betrekking tot dagvaarding 09/757545-07, feit 1. Uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in een woedeaanval de hals van het slachtoffer heeft beetgepakt, deze heeft dichtgeknepen en, aldus de verklaring van verdachte, gedurende ongeveer vijftien seconden heeft dichtgeknepen gehouden. Dit gebeurde met zo veel kracht dat het tongbeen van het slachtoffer en het linkerhoorntje van zijn strottehoofd zijn gebroken. Verdachte heeft zelf gesproken van een oerkracht. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in de tenlastelegging onder 1 slechts is opgenomen dat het slachtoffer door verstikking is overleden. De mogelijkheid dat het slachtoffer is overleden door een reflexmatige hartstilstand is door de patholoog niet uitgesloten, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder 1 is telastegelegd. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt. De patholoog, A. Maes, heeft bij brief van 22 augustus 2007 aan de officier van justitie laten weten dat het zeer wel mogelijk is dat iemand na 15 seconden van geweld op de hals overlijdt. De patholoog schrijft dat bij hevig samendrukkend of samensnoerend geweld op de hals het overlijden zal plaatsvinden als gevolg van zuurstofgebrek in de hersenen door beperking van de aanvoer van slagaderlijk bloed al dan niet gecombineerd met afvloedbelemmering van aderlijk bloed (stuwingsverschijnselen) in het hoofd. Daarnaast bevinden zich bepaalde drukreceptoren in de zenuwbanen naast de halsslagaders die bij prikkeling door geweld, druk van buitenaf, aanleiding kunnen geven tot een relfexmatige hartstilstand. Deze reflex kan reeds binnen enkele seconden plaatsvinden. Uit voornoemde passage in het rapport van de patholoog volgt naar het oordeel van de rechtbank dat zowel zuurstofgebrek in de hersenen als een reflexmatige hartstilstand kunnen worden veroorzaakt door verstikking. Dit betekent dat indien en voorzover het slachtoffer zou zijn overleden als gevolg van een hartstilstand, ook deze hartstilstand zou zijn veroorzaakt door de door verdachtes handelen teweeggebrachte verstikking. Het voorgaande in aanmerking genomen, is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte door zijn handelen zich welbewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door verstikking zou komen te overlijden. Hiermee is het opzet van verdachte - in de zin van voorwaardelijk opzet - op de levensberoving van het slachtoffer bewezen. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat bij verdachte sprake was van bewust opzet op het overlijden van het slachtoffer. De verklaringen van verdachte en de getuigen kunnen naar het oordeel van de rechtbank die conclusie niet dragen. Niet is komen vast te staan dat verdachte het slachtoffer onder dwang naar zijn kamer heeft meegenomen. De camerabeelden geven daaromtrent geen duidelijkheid. Verder merkt de rechtbank op dat zij geen aanleiding ziet verdachtes verklaring, dat hij het slachtoffer niet wilde doden, niet te geloven. Bewijsmotivering met betrekking tot dagvaarding 09/412718-07. De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat de blikjes bier vol waren. Verder bevindt zich, aldus de raadsman, geen medisch rapport in het dossier waaruit enig letsel zou moeten blijken. De rechtbank onderschrijft dit betoog niet. Zo heeft verdachte ter zitting verklaard dat er sprake was van door hem gekochte, dus volle, blikken bier. Uit de verklaringen in het dossier blijkt voldoende dat verdachte het slachtoffer daarmee heeft geslagen. Dat het slachtoffer daarbij geen (zichtbaar) letsel heeft opgelopen, staat aan bewezenverklaring niet in de weg. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op dagvaarding 09/757545-07 onder 1 en 2 en de op dagvaarding 09/412718-07 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastleggingen voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastleggingen, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B1 en B2. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk van het leven beroven van een medebewoner van het pension waar hij verbleef. Hij heeft de man bij de hals gegrepen en daarop op zodanige wijze kracht uitgeoefend dat deze door verstikking om het leven is gekomen. Verdachte heeft zich bovendien enkele dagen daarvoor schuldig gemaakt aan mishandeling van dezelfde man. Hij heeft zijn slachtoffer pijn en letsel toegebracht en uiteindelijk het leven ontnomen. De aanleiding voor verdachtes gewelddadige handelen zou een meningsverschil zijn geweest over een vermeende diefstal. Verdachte heeft zich dusdoende schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf, dat verdriet en leed voor de nabestaanden van zijn slachtoffer heeft teweeggebracht. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van een ander slachtoffer, eveneens naar aanleiding van een meningsverschil. De rechtbank neemt verdachte in het bijzonder kwalijk zijn volstrekt respectloze gedrag ten opzichte van de man die door zijn toedoen was overleden. Nadat verdachte constateerde dat het slachtoffer niet meer leefde heeft hij getracht het lichaam van zijn slachtoffer naar diens eigen kamer te brengen. Verdachte heeft daartoe geprobeerd het lichaam de trap op te slepen, hetgeen niet is gelukt. Verdachte heeft vervolgens het lichaam van het slachtoffer onder zijn bed gelegd. Hij heeft langdurig naast het dode lichaam zitten praten met een huisgenoot en het lichaam uiteindelijk onder het bed achtergelaten, terwijl hij zelf is weggegaan. Het lichaam is ruim een dag later ontdekt. Dit is niet gebeurd na een melding van verdachte zelf. Blijkens een uittreksel uit het justitiëel documentatieregister werd verdachte reeds meermalen, waaronder recent nog in november 2006, wegens geweldsdelicten veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage van dr. B.A. Blansjaar, psychiater te 's-Gravenhage, d.d. 20 juni 2007 opgemaakt met betrekking tot het op dagvaarding 09/757545-07 onder 1 telastgelegde. Deze concludeert daarin dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een duurzame gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en narcistische kenmerken en bovendien een deels daaruit voortkomende ernstige afhankelijkheid van alcohol. Door genoemde gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens was onderzochte naar het oordeel van rapporteur ten tijde van het ten laste gelegde zodanig beperkt in zijn gedragskeuzen en gedragingen dat hij verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht voor het ten laste gelegde. De kans op herhaling van soortgelijke delicten is naar het oordeel van rapporteur zodanig verhoogd dat de maatregel van een ter beschikkingstelling met dwangverpleging is aangewezen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapportage van W.J.L. Lander, psycholoog te Hulst, d.d. 13 juli 2007 opgemaakt met betrekking tot het op dagvaarding 09/757545-07 onder 1 telastgelegde. Deze concludeert daarin dat er bij betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis en in de zin van alcoholafhankelijkheid. Het ten laste gelegde kan volgens rapporteur deels vanuit deze stoornissen verklaard worden. Naar de mening van de onderzoeker dient betrokkene met betrekking tot het ten laste gelegde, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Rapporteur acht de kans op recidive van een soortgelijk (gevaarlijk) delict verhoogd indien betrokkene geen adequate behandeling krijgt. Ter voorkoming van recidive adviseert rapporteur een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank neemt de conclusies, zoals neergelegd in voormelde rapportages van dr. B.A. Blansjaar en W.J.L. Lander over, en maakt deze tot de hare. Het voorafgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast is de rechtbank op grond van het voorgaande met de deskundigen van oordeel dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege geboden is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de rapportages, mede bezien in het licht van de thans bewezenverklaarde feiten, volgt dat de veiligheid van anderen in de omgeving van verdachte dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. De vordering van de benadeelde partij. [benadeelde partij], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 588,70. De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de nalatenschap van [slachtoffer] (post 2), van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het op dagvaarding 09/757545-07 onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 490,70. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 23 augustus 2007 is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel. Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het op dagvaarding 09/757545-07 onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 490,70, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 augustus 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij]. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen: - 36f, 37a, 37b, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding 09/757545-07 onder 1 en 2 en de bij dagvaarding 09/412718-07 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: Ten aanzien van 09/757545-07 onder 1: doodslag; Ten aanzien van 09/757545-07 onder 2 en 09/412718-07: mishandeling, meermalen gepleegd; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op : 16 april 2007, in voorlopige hechtenis gesteld op : 19 april 2007, gelast tevens de terbeschikkingstelling van verdachte; beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij], [adres], gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], een bedrag van € 490,70, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 augustus 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan; veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 490,70 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij]; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 9 dagen; bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Bergman, voorzitter, Milders en Spros, rechters, in tegenwoordigheid van mr Kistemaker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2007.