Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6993

Datum uitspraak2007-09-12
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers225480 CV EXPL 06-5404
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Schade als gevolg van installatie verkeerde aggregaat in verpleeg- en verzorgingshuis. Werkgeefster vordert van werknemer schadevergoeding. Geen opzettelijk of bewust roekeloos handelen. Vordering wordt afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Kanton Locatie Alkmaar Zaaknr/rolnr.: 225480 CV EXPL 06-5404 (CP) Uitspraakdatum: 12 september 2007 Vonnis in de zaak van: de stichting Stichting Partners in de Zorg te Heemskerk eisende partij verder ook te noemen: PidZ gemachtigde: mr. A.G. Koster, advocaat te Zaandam, gemeente Zaanstad tegen [gedaagde] te Petten, gemeente Zijpe [werknemer] partij verder ook te noemen: [werknemer] gemachtigde: mr. R.J. van Velzen, advocaat te Alkmaar. Het verdere procesverloop Dit verloop blijkt uit: - het vonnis van 8 november 2006 tot sectorale onbevoegdheid, waarbij de zaak voorts is verwezen naar deze sector en locatie; - het tussenvonnis van 20 december 2006 waarbij een comparitie van partijen is gelast; - een tweetal producties van de zijde van PidZ; - de griffiersaantekeningen van de op 8 februari 2007 gehouden comparitie; - de pleitnota aan de zijde van PidZ. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Het vonnis is bepaald op heden. De vaststaande feiten 1. PidZ is een samenwerkingsverband van verpleeg- en verzorgingshuizen in Midden en Noord-Kennemerland. 2. [werknemer] was tot 1 mei 2006 in dienstbetrekking bij PidZ en vervulde laatstelijk de functie van vakgroepcoördinator technische servicedienst. 3. Tijdens zijn dienstverband met PidZ heeft [werknemer] in oktober 2005 een noodaggregaat besteld en in bedrijf laten nemen; het aggregaat zou als noodvoorziening bij stroomuitval moeten dienen. 4. Het aggregaat werd op 20 december 2005 aangesloten op het stroomnet, waarna een aantal problemen optrad. 5. De kantonrechter te Haarlem heeft de arbeidsovereenkomst bij beschikking van 28 april 2006 ontbonden per 1 mei 2006 op grond van gewichtige redenen (reorganisatie) onder toekenning van een vergoeding van € 50.000,- bruto aan [werknemer]. 6. PidZ heeft op 9 juni 2006 conservatoir beslag gelegd onder zichzelf ter zake van de door haar aan [werknemer] te betalen ontbindingsvergoeding, alsmede op de woning van [werknemer]. Het geschil en de beoordeling daarvan 7. PidZ vordert op grond van onrechtmatig handelen van [werknemer] de door haar als gevolg van dat handelen geleden schade. [werknemer] heeft volgens PidZ opzettelijk dan wel bewust roekeloos gehandeld. PidZ begoot de schade op €191.164,-. [werknemer] wordt verweten dat hij: a. zonder toestemming van PidZ en zonder daartoe bevoegd te zijn een derde namens PidZ opdracht heeft gegeven tot de levering en installatie van een noodaggregaat; b. een aggregaat met een veel te geringe capaciteit heeft besteld; c. PidZ niet op de hoogte heeft gesteld van de langdurige onderbreking in de stroomtoevoer die met de installatie gepaard zou gaan; d. het aggregaat heeft laten installeren zonder een draaiboek en een plan te maken voor eventuele problemen. 8. PidZ stelt allereerst het volgende. [werknemer] heeft in oktober 2005 aan Borms Elektro-techniek te Haarlem (Borms) opdracht gegeven tot de levering en installatie van een aggregaat voor het bedrag van € 58.421,86 (incl. btw) in verpleeghuis Meerstate. [werknemer] was niet bevoegd een dergelijke opdracht te geven. [werknemer] heeft hierbij de locatiemanager van Meerstate, de regiomanager en de raad van bestuur van PidZ gepasseerd. 9. [werknemer] voert hiertegen aan dat hij reeds bij indiensttreding in 1999 is gevraagd om het aanleggen van een noodstroomvoorziening te onderzoeken. [werknemer] heeft de benodigde capaciteit laten berekenen door een adviesbureau. Dit bureau heeft op basis van de verwachtingen geadviseerd en [werknemer] heeft dit advies getoetst aan de gebruiksgegeven van ENW. Omdat er kort voor de millenniumwisseling veel vraag was naar noodstroomvoorzieningen is [werknemer] er niet in geslaagd een goede deal te sluiten waarna de zaak op de lange baan werd geschoven. Er waren toen al contacten met Borms. Omstreeks februari 2005 maakte het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen bekend dat alle grote verpleeghuizen per 1 januari 2006 voorzien moesten zijn van een noodstroomvoorziening. De directleidinggevende van [werknemer], de locatiemanager mevrouw [K.], heeft hierop [werknemer] opdracht gegeven dit te realiseren. 10. [werknemer] heeft onweersproken aangevoerd dat hij meerdere opdrachten heeft gegeven voor contracten met aanzienlijke waarde zoals bijvoorbeeld de aanleg van de tuin bij Meerstate voor een bedrag van fl 280.000,-, alsook schilderwerk en voegwerk voor bedragen van respectievelijk fl 145.000,- en fl 160.000,-. [werknemer] was voor die opdrachten gevolmachtigd. Hier zijn nimmer problemen over ontstaan en alles is gewoon betaald. [werknemer] heeft voorts onweersproken gesteld dat er bij PidZ geen tekenprotocol is. Uit de overgelegde stukken volgt dat de leidinggevende en overige betrokkenen wel degelijk werden betrokken bij de voorbereiding. Verder is voldoende komen vast te staan dat de opdracht aan Borms is gefiatteerd door de daartoe bevoegde personen, mede omdat onweersproken is aangevoerd door [werknemer] dat de facturen die Borms heeft gestuurd ook zijn voldaan. 11. Indien [werknemer] niet bevoegd zou zijn, dan wel anderszins zijn boekje te buiten zou gaan dan had het op de weg van de leiding gelegen om daarover in een eerder stadium aan de bel te trekken. Dat dit niet is gebeurd, kan alleen maar verklaard worden door het feit dat [werknemer] conform opdracht heeft gehandeld. De conclusie moet dan ook zijn dat voor zover bij [werknemer] al de bevoegdheden ontbraken, zijn optreden door handelen of nalaten door de leiding achteraf alsnog is bekrachtigd. 12. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of [werknemer] bij de uitoefening van zijn functie opzettelijk dan wel bewust roekeloos heeft gehandeld in die zin dat hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt, waarbij hij zich ten volle bewust moet zijn geweest van de aan zijn handelwijze verbonden risico's. Onvoldoende op de hoogte stellen van PidZ en geen draaiboek/plan maken voor eventuele problemen. 13. PidZ verwijt [werknemer] dat hij nadat hij, [werknemer], op 7 december 2005 met Borms had gesproken over de installatie, de planning daarvan had gezet op 20 december 2005 en cruciale informatie niet heeft doorgegeven aan PidZ. Met name het feit dat tijdens de installatie Meerstate ongeveer vier uren zonder stroom zou komen te zitten is niet dan wel onvoldoende duidelijk door [werknemer] gecommuniceerd. Onweersproken is door [werknemer] aangevoerd dat met alle betrokken zorgmanagers in het maandelijks overleg aandacht is besteed aan de operatie. [werknemer] heeft voorts een lijst van (meer dan 30) medewerkers overgelegd die door hem (telkens) zouden zijn geïnformeerd. Aan PidZ kan wel worden toegegeven dat uit het mailbericht van [werknemer] van 19 december 2005 onvoldoende duidelijk blijkt dat het om een algehele stroomuitval gaat voor de duur van ongeveer 4 uren. Dit is een omstandigheid die primair [werknemer] kan worden verweten, maar niet als bewuste roekeloosheid kan worden gekwalificeerd. Uit de zich in het dossier bevindende stukken moet worden afgeleid dat de installatie in kwestie echter geen volslagen verrassing moet zijn geweest voor de leidinggevenden, zoals wel door PidZ wordt gesuggereerd. Voor zover de geadresseerden van de mail van 19 december 2005, waaronder ook [K.], zich door de inhoud van die mail overvallen voelden, had het op hun weg gelegen direct actie te ondernemen, onder meer door uitgebreid te informeren wat de aangekondigde stroomuitval en de installatie van het aggregaat voor gevolgen zouden kunnen hebben voor onder meer de bedrijfsvoering. Onduidelijk is of dat is gebeurd, maar dient hoe dan ook voor risico te blijven van de leidinggevenden/werkgever. Capaciteit aggregaat 14. De bestelde aggregaat had een capaciteit van 120 KW (150kVA)/200 Amp. Echter vereist was een capaciteit van 288 KW (360kVA)/436 Amp. Volgens PidZ had [werknemer] de beschikking over die gegevens, maar heeft hij niettemin aan Borms de verkeerde gegevens verstrekt. Doordat na aansluiting alle stroom van heel Meerstate (eerst) door het aggregaat stroomde, werd de stroomtoevoer beperkt tot de capaciteit van het aggregaat, ook terwijl deze niet in gebruik was. Als gevolg hiervan zijn tal van problemen opgetreden. 15. Volgens [werknemer] was de capaciteit toereikend. Immers alleen bepaalde vitale onderdelen moesten in een noodgeval van stroom worden voorzien. Daaronder valt uitdrukkelijk niet de linnenkamer. Bij zijn betrekking voor de benodigde capaciteit is [werknemer] dan ook uitgegaan van een situatie zonder de linnenkamer. Daarnaast zijn ook de liften zuiniger geworden en de luchtbehandelingsystemen vroegen ook minder capaciteit. 16. De door PidZ geschetste rampen, te weten onder meer het lenen en inderhaast kopen van lampen en portofoons, het leeglopen van antidecubitusmatrassen, het laten aanrukken van handmatige uitzuigapparatuur, het opnieuw programmeren van liften, telefooncentrales, zusteroproepsysteem en brandmeldsysteem, zijn alle door [werknemer] gemotiveerd en gedetailleerd betwist. Complicaties, zoals het resetten en herprogrammeren van liften en computers e.d. zijn onlosmakelijk verbonden aan een operatie als de onderhavige en zouden ingecalculeerd moeten zijn. Daarenboven geldt dat PidZ (i.c. de verpleeg- en verzorgingshuizen) sowieso voorbereid had moeten zijn op een eventuele calamiteit, zoals een stroomuitval. Van een dergelijk bestaande calamiteitenplan is evenwel onvoldoende gebleken. Niettemin moet worden geconcludeerd dat de installatie van het noodaggregaat meer dan de gebruikelijke overlast met zich mee heeft gebracht. Dit lijkt, met de thans beschikbare informatie, voor een deel toe te rekenen aan een onjuist vermogen van het aggregaat en een berekeningsfout. Dat alle stroom van het gebouw eerst via het noodaggregaat diende te lopen was met name een factor waarmee in het geheel geen rekening was gehouden. Echter onvoldoende is komen vast te staan dat alle fouten geheel op het conto van [werknemer] dienen te ko-men, daar waar [werknemer] een professioneel installatiebureau had ingeschakeld. Hoe dan ook, de hierboven geschetste fouten kunnen, zelfs indien ze volledig voor rekening van [werknemer] zouden komen, niet de kwalificatie rechtvaardigen dat er sprake is van opzettelijk dan wel bewust roekeloos handelen in de betekenis die de wet er aan geeft. Dit zou anders zijn indien [werknemer] met het doel zijn werkgever schade te berokkenen expres verkeerde informatie zou hebben doorgegeven aan Borms, dan wel er zomaar een slag naar zou hebben geslagen welke capaciteit vereist zou zijn. Dit is gesteld noch gebleken. 17. Naar het oordeel van de kantonrechter is weliswaar voldoende komen vast te staan dat [werknemer] fouten heeft gemaakt met grote financiële gevolgen, echter die gevolgen kwalificeren niet de mate van verwijtbaarheid. Veel van de schade had bovendien voorkomen kunnen worden wanneer er (meer) overleg en toezicht zou zijn geweest op het handelen van [werknemer] en wanneer de betrokkenen zich op de hoogte hadden gesteld en navraag zouden hebben gedaan. Het lijkt erop dat de leidinggevenden volledig op [werknemer] hebben geleund. In de bedrijftak van PidZ overigens een begrijpelijke gang van zaken gelet op de werkdruk. Niettemin gaat het niet aan om bij gebreke van controle en bijsturing alles op het conto van de werknemer de plaatsen. 18. Gezien het voorafgaande kan niet worden geconcludeerd dat de door PidZ gestelde schade het gevolg is van opzettelijk dan wel bewust roekeloos handelen door [werknemer], zodat de vordering, die hierop is gebaseerd moet worden afgewezen, met veroordeling van PidZ in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [werknemer]. De beslissing De kantonrechter: Wijst de vordering af. Veroordeelt PidZ in de proceskosten, die tot heden voor [werknemer] worden vastgesteld op een bedrag van € 1.120,- aan verschotten (zijnde het door [werknemer] betaalde griffierecht sector civiel) en een bedrag van € 1.200,- voor salaris van de gemachtigde van [werknemer], waarover PidZ geen BTW verschuldigd is. Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 12 september 2007 in het openbaar uitgesproken.