Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6986

Datum uitspraak2007-10-16
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 07/2646
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering plaatsing bomen op de bomenlijst. De gemeentelijke wetgever geeft het college van b&w de opdracht om een bomenlijst vast te stellen. Het college komt, gelet op de Bomenverordening, geen vrijheid toe om in de beleidsregels nadere voorwaarden te stellen die verdergaan dan wetsinterpretatie. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat de betreffende Moeraseiken op de bomenlijst worden geplaatst


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht Registratienummer: AWB 07/2646 Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [naam], eiser, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 24 mei 2007. 2. Procesverloop Bij besluit van 29 maart 2005, bekend gemaakt bij brieven van 15 april 2005 en 3 juni 2005 heeft verweerder afwijzend beslist op eisers verzoek om de bomen aan de Ibislaan en de Frans Tromplaan op de lijst te plaatsen, bedoeld in artikel 3 van de Bomenverordening Nijkerk. Bij besluit op bezwaar van 1 november 2005 heeft verweerder de eerder genoemde besluiten gehandhaafd. Bij uitspraak van 7 augustus 2006 heeft de rechtbank het hiertegen ingediende beroep gegrond verklaard en het besluit van 1 november 2005 vernietigd. Vervolgens heeft verweerder op 24 mei 2007 bij zijn hernieuwde besluit op bezwaar het primaire besluit van 29 maart 2005 wederom in stand gelaten. Tegen dit besluit is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 14 september 2007. Eiser is aldaar verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door K.D. Aalders en J. Heiner, beiden werkzaam bij verweerders gemeente. 3. Overwegingen 3.1 Aan het bestreden besluit ligt – kort samengevat - de motivering ten grondslag dat de in geding zijnde moeraseiken niet op de zogenoemde gemeentelijke bomenlijst kunnen worden geplaatst, omdat zij niet voldoen aan de in het beleid van verweerder neergelegde voorwaarden. Eiser heeft het bestreden besluit gemotiveerd bestreden. Op zijn stellingen zal de rechtbank in het navolgende, voor zover nodig, verder ingaan. wettelijke voorschriften 3.2 Artikel 1:2, eerste lid, Awb luidt als volgt: Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Artikel 1:3, vierde lid, Awb luidt als volgt: Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Bomenverordening Nijkerk (hierna: de Bomenverordening) is het verboden zonder vergunning van verweerder of zonder een door verweerder geaccepteerde melding houtopstand te vellen of te doen vellen. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt voor houtopstand binnen de bebouwde kom die niet als monumentale, waardevolle of toekomstboom op de bomenlijst staat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Bomenverordening. Artikel 3, eerste en tweede lid, van de Bomenverordening luidt als volgt: 1. Het college stelt een lijst vast met bomen, waarvoor in beginsel geen vergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties. De veranderingen op deze lijst worden jaarlijks door het college vastgesteld. 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat drie categorieën van monumentale bomen en houtopstanden, namelijk: - Monumentale bomen (waaronder nationaal bij de Bomenstichting geregistreerde); - Waardevolle bomen; - Toekomstbomen. ontvankelijkheid 3.3 Gezien de ligging van eisers pand aan de Ibislaan nummer 4 is de rechtbank van oordeel dat zijn belang beperkt is tot plaatsing van de bomen aan die laan en niet die aan de Frans Tromplaan. Met betrekking tot de laatste laan, die weliswaar in het verlengde ligt van de Ibislaan maar daarvan gescheiden wordt door een dwarsweg, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat eiser daarvan op een dusdanige afstand woont, of daarop een dusdanig zicht heeft, dat zijn belang zich onderscheidt van andere willekeurige bewoners van de betreffende buurt die in de omgeving van de Frans Tromplaan wonen. Het vorenstaande brengt mee dat verweerder eiser ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar voor zover het betreft de bomen aan de Frans Tromplaan. Met betrekking tot de vermelding in het beroepschrift dat beroep wordt ingesteld door eiser en “mede bezwarenden” stelt de rechtbank vast dat zulks noch in het beroepschrift noch in het aanvullend beroepschrift van 29 juli 2007 nader is geconcretiseerd. De bij het aanvullend beroepschrift gevoegde handtekeningenlijst is niet voorzien van enige mededeling waaruit zou moeten worden opgemaakt dat deze personen beoogd hebben eveneens beroep in te stellen. De lijst is voorts ontvangen na afloop van de beroepstermijn. De op die lijst genoemde personen zijn evenmin ter zitting verschenen. De rechtbank gaat er daarom vanuit, zoals ter zitting aan eiser reeds is voorgehouden, dat alleen eiser beroep heeft ingesteld. beleidsregels 3.4 Verweerder heeft bij besluit van 19 december 2006, gepubliceerd op 11 april 2007, onder meer in verband met de toepassing van artikel 3, eerste lid, van de Bomenverordening beleidsregels vastgesteld. Volgens deze beleidsregels omvat de categorie monumentale bomen de bomen die van landelijk belang zijn en bij de Bomenstichting staan geregistreerd. De categorie waardevolle bomen omvat de waardevolle bomen die van gemeentelijk belang zijn, terwijl de toekomstbomen de bomen zijn die kunnen uitgroeien tot waardevolle en monumentale bomen. Een boom wordt volgens de beleidsregels geselecteerd voor plaatsing op de bomenlijst, indien wordt voldaan aan de volgende algemene voorwaarden: "1. De boom moet zonder het aanpassen van de standplaats duurzaam in stand te houden zijn. De standplaats, zijnde de onder- en bovengrondse ruimte van de boom, moet voldoende zijn om tot volle wasdom (Monumentale staat) te kunnen uitgroeien. 2. De boom moet passen in het beleid van de gemeente Nijkerk ten aanzien van openbare ruimte. Beleid over bomen staat onder andere in het Handboek Groenbeleid. Het beleid in het handboek kan zijn uitgewerkt in een ander beleidsdocument, ontwerpvisie of ontwerp". Daarnaast bevatten de beleidsregels drie basisvoorwaarden die als volgt luiden: "1. De geschatte leeftijd is minimaal 80 jaar voor monumentale, 40 jaar voor waardevolle en 20 jaar voor toekomstbomen. Deze regel geldt echter niet voor herdenkingsbomen. 2. De boom is door zijn leeftijd en verschijning beeldbepalend (zichtbaar vanaf de openbare ruimte), onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en van plaatselijk belang. 3. De bomen mogen niet in een onherstelbare slechte conditie verkeren (d.w.z. de bomen moeten in beginsel weer in een redelijke conditie zijn te brengen), volledig verval van de boom mag niet binnen tien jaar te verwachten zijn". Ten slotte bevatten de beleidsregels nog zogenoemde specifieke kenmerken; de voor de bomenlijst geselecteerde boom moet aan ten minste één van die kenmerken voldoen. inhoudelijk 3.5 De rechtbank stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders in artikel 3 van de Bomenverordening de opdracht heeft gekregen om een bomenlijst vast te stellen en dat verweerder ter zake van deze bevoegdheid wetsinterpreterende beleidsregels heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder aan de Bomenverordening geen vrijheid ontlenen om in deze beleidsregels nadere voorwaarden te stellen die verdergaan dan wetsinterpretatie. 3.6 De rechtbank is van oordeel dat met het in de beleidsregels opnemen van de algemene voorwaarden, selectiecriteria worden gehanteerd die niet gebaseerd kunnen worden op artikel 3 van de Bomenverordening en leiden tot een niet toegestane inperking van – in dit geval - het begrip waardevolle boom. Het beleid zoals verweerder dat voert bestaat eruit dat een boom eerst voor plaatsing op de bomenlijst in aanmerking komt, indien te verwachten is dat de boom een monumentale staat zal bereiken. Dit lange termijn-beleid gaat verder dan de Bomenverordening toelaat. Het miskent immers dat een boom waardevol kan zijn terwijl er tegelijkertijd geen twijfel over hoeft te bestaan dat deze boom geen monumentale staat - en bijbehorende ouderdom van 80 jaar - zal bereiken. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de opdracht van de gemeentelijke wetgever aan verweerder dat deze veranderingen op de lijst jaarlijks moet vaststellen. Hetgeen verweerders vertegenwoordigers ter zitting desgevraagd hebben aangegeven - de bomenlijst wordt niet regelmatig aangepast, maar met de vaststelling van de lijst wordt beoogd de bomen voor de eerstkomende periode van minimaal 10 jaar te beschermen - is daarmee dan ook in strijd. 3.7 Met betrekking tot de specifieke kenmerken, aan één waarvan een geselecteerde boom tevens moet voldoen, merkt de rechtbank het volgende op. Deze kenmerken zijn dusdanig gespecificeerd (bijv. grote ecologische waarde, grote wetenschappelijke waarde, adoptieboom) dat niet meer gezegd kan worden dat deze kenmerken dienen ter uitleg van wettelijke voorschriften, in casu de categoriale opsomming in artikel 3, tweede lid, van de Bomenverordening. De als limitatief gepresenteerde opsomming van de specifieke kenmerken kan er niet aan in de weg staan dat een boom toch onder de categorie waardevol voor plaatsing op de lijst in aanmerking komt, indien de boom waardevolle kenmerken bezit die desondanks niet weerspiegeld worden in de voornoemde opsomming. 3.8 De rechtbank constateert dat uit het boomtechnisch onderzoek van de Bomenwacht Nederland B.V. (in opdracht van de gemeente Nijkerk) van 2 juni 2005 blijkt dat de betreffende moeraseiken aan de Ibislaan weliswaar een grotere standplaats zouden moeten hebben om duurzaam in stand te kunnen blijven, maar daarbij is tegelijkertijd de verwachting uitgesproken dat de bomen nog vijf tot tien jaar te handhaven zijn. Zij hebben een ouderdom van meer dan 40 jaren en verkeren voorts in een goede conditie. Nu deze bomen beeldbepalend zijn voor de genoemde laan, hetgeen verweerder overigens niet heeft betwist, en daarmee van plaatselijk belang, eist de Bomenverordening naar de mening van de rechtbank, met eiser, dat deze bomen op de bomenlijst worden geplaatst in de categorie waardevolle bomen. Verweerder kan vervolgens jaarlijks bezien of de eiken die plaatsing nog verdienen. 3.9 Op grond van het vorenstaande is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien, door te bepalen dat de moeraseiken aan de Ibislaan op de bomenlijst worden geplaatst. Deze uitspraak treedt in zoverre in de plaats van het vernietigde besluit. Dat brengt mee dat deze uitspraak een annex zal moeten vormen van de bomenlijst. Niet is gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb in aanmerking komen. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; verklaart het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk voor zover het betreft de bomen aan de Frans Tromplaan; bepaalt dat de moeraseiken aan de Ibislaan worden geplaatst op de lijst, genoemd in artikel 3 van de Bomenverordening, onder de categorie waardevolle bomen; bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit; bepaalt dat de gemeente Nijkerk het griffierecht ad € 143 aan eiser vergoedt. Aldus gegeven door mr. L. van Gijn, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2007. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Verzonden op: 16 oktober 2007.