
Jurisprudentie
BB6985
Datum uitspraak2007-10-31
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersC05/1855
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersC05/1855
Statusgepubliceerd
Indicatie
tekortkoming rechtvaardigt ontbinding niet (6:265 BW)
geen beroep op dwaling, mede met verwijzing naar 6:230 BW
Uitspraak
Uitspraak: 31 oktober 2007
Rolnr. : 05/1855
Rolnr. rb.: 05/443
HET GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE, derde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:
1. [APPELLANT],
2. [APPELANTE],
beiden wonende te [plaatsnaam],
appellanten,
hierna te noemen: [appellanten],
procureur: Mr. R. van Venetiën,
tegen
KAMSTEEG AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Voorschoten,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Kamsteeg,
procureur: Mr. H.C. Grootveld.
HET GEDING
Bij exploot van 5 oktober 2005 is [appellanten] in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank ‘s-Gravenhage tussen partijen gewezen vonnis van 6 juli 2005. [appellanten] heeft bij memorie van grieven 14 grieven aangevoerd, die door Kamsteeg bij memorie van antwoord zijn bestreden. Hierop zijn de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. [appellanten] heeft, behoudens het kenteken van de auto – dit moet zijn XX-XX-XX – de door de rechtbank vastgestelde feiten (1.1 t/m 1.9) niet bestreden, zodat ook het hof van deze in zoverre gecorrigeerde feiten uitgaat. Wel heeft [appellanten] in zijn grieven 3, 4, 5 en 6 geklaagd over een te beperkte/onvolledige vaststelling van de feiten. Voorzover nodig komt het hof hier later nog op terug.
2. Het gaat in deze zaak , kort gezegd, om het volgende.
(i) [appellanten] heeft op 14 juli 2001 van Kamsteeg een nieuwe auto, een Volkswagen Sharan, met genoemd kenteken (verder: de auto) met een 2 liter benzinemotor gekocht voor fl. 70.250,01 (€ 31.878,06). Deze auto is op 28 september 2001 aan [appellanten] geleverd.
(ii) Binnen de garantieperiode heeft [appellanten] geklaagd bij Kamsteeg over excessief olieverbruik van de auto. Ondanks veelvuldig onderzoek en reparatie zijn deze klachten niet naar tevredenheid van [appellanten] verholpen, waarna [appellanten] bij brief van 28 augustus 2004 de medewerking van Kamsteeg heeft gevraagd bij de ontbinding van de koopovereenkomst. Kamsteeg heeft niet aan de ontbinding mee willen werken.
(iii) Wel heeft Kamsteeg bij bespreking tussen partijen op 15 oktober 2004 drie schikkingsvoorstellen, gedaan, te weten (I) terugnemen van de auto tegen marktwaarde met creditering van € 3.000,--, (II) op kosten van Kamsteeg plaatsen van een nieuwe motor of (III) gratis olie tot een maximum van 150.000 km.
Deze schikkingsvoorstellen zijn door [appellanten] niet aanvaard (prod. 20 inl. dagv.;brief 19-10-2004).
(iv) Bij brief van 8 december 2004 heeft de raadsman van [appellanten] beoogd de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, althans te vernietigen op grond van dwaling, en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de volledige koopsom en schadevergoeding.
3.Vervolgens heeft [appellanten] Kamsteeg gedagvaard voor de rechtbank
’s-Gravenhage met als vorderingen:
I primair een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst op 28/9-2004, althans 8 december 2004 buitengerechtelijk is ontbonden, althans tot ontbinding alsnog;
I subsidiair: een verklaring voor recht dat de overeenkomst op 8 december 2004 buitengerechtelijk is vernietigd, althans tot vernietiging;
II. veroordeling van Kamsteeg om aan [appellanten] te betalen € 32.419,66, (de oorspronkelijke koopsom ad € 31.878,06 plus schadevergoeding ad € 541,60 wegens begroot olieverbruik, verlet- en reiskosten, overige kosten zoals telefoon en porti), althans een bedrag door het hof in goede justitie te bepalen, met wettelijke rente;
III. veroordeling van Kamsteeg in de proceskosten.
4. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen op grond van de overweging, kort gezegd, dat er geen sprake was van non-conformiteit, terwijl evenmin aan de dwalingsvereisten werd voldaan. [appellanten] komt hier in hoger beroep tegen op. Met zijn grieven legt hij het geschil in volle omvang aan het hof voor.
5. De kern van het geschil tussen partijen betreft de juridische gevolgen van het olieverbruik van de auto. [appellanten] stelt, mede met een beroep op artikel 7:18 lid 2 BW, dat er primair sprake is van non-conforme levering en subsidiair van dwaling. Kamsteeg bestrijdt dit.
Volgens [appellanten] gebruikt de auto 0,19 tot 0,4 liter olie per 1000 km. (prod 27 bij inleidende dagvaarding). [appellanten] acht dit verbruik zodanig excessief dat hiermee de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, althans dat hij heeft gedwaald, en dat Kamsteeg hem hierover had behoren in te lichten. Kamsteeg bestrijdt dit en voert aan dat onder meer op de website wordt aangegeven dat deze motor wel 1 liter olie per 1000 km kan gebruiken en dat (kort gezegd) het olieverbruik ruim binnen de door de fabriek verstrekte tolerantiegrenzen is gebleven. Volgens Kamsteeg heeft [appellanten] niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Ten aanzien van het beroep op dwaling voert Kamsteeg onder meer aan dat niet is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste.
6. Kamsteeg heeft verder aangevoerd (cva 42 t/m 49) dat de tekortkoming te gering is om ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen, dan wel dat ontbinding niet gerechtvaardigd is omdat Kamsteeg een aantal redelijke alternatieven heeft aangeboden. Daarnaast heeft Kamsteeg aangevoerd dat de vordering van [appellanten] disproportioneel is, omdat hij de hele aankoopsom van de auto terugvordert ondanks het feit dat hij al jaren in de auto heeft gereden (cva 50). Ook voert Kamsteeg aan dat [appellanten] naast de gestelde schade een (op grond van artikel 6:100 BW) te verrekenen voordeel heeft gehad, nu hij reeds jaren in de auto rijdt. Voorts wordt de hoogte van de schade (wegens geclaimde olie-, verlet-, reis-, telefoon-, en portokosten) betwist, aangezien deze kosten op geen enkele wijze zijn gespecificeerd.
7. Het hof oordeelt als volgt.
Artikel 7:18 lid 2 BW is op de onderhavige overeenkomst niet van toepassing, nu de koopovereenkomst is gesloten vóór de inwerkingtreding per 1 mei 2003 van dit artikel (Artikel 196 lid 2 Overgangswet NBW). Dit artikel zal dus buiten beschouwing worden gelaten.
8. De klachten van [appellanten] zien met name op het naar zijn mening te hoge olieverbruik van de auto. Hoewel het hof wil aannemen dat dit een tegenvaller is geweest voor [appellanten], acht het hof de wijze waarop [appellanten] dit wenst te redresseren, te weten met een (primaire) vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst met terugbetaling van de koopsom, disproportioneel, dit gelet op alle omstandigheden van het geval.
Anders gezegd: Zelfs al zou geoordeeld moeten worden dat het gestelde olieverbruik een tekortkoming van Kamsteeg zou opleveren – het hof laat dit in het midden – dan nog rechtvaardigt deze tekortkoming, gezien haar bijzondere aard en/of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet. Het hof laat hierbij het volgende meewegen:
a. Afgezien van het gestelde olieverbruik heeft de auto kennelijk voor het overige adequaat gefunctioneerd.
b. [appellanten] is vele jaren in deze auto blijven rijden met een gemiddeld jaarkilometrage van 17.000.
c. Over verdere noemenswaardige problemen met de auto, anders dan toe te rekenen aan normale slijtage, is onvoldoende gesteld dan wel gebleken.
d. Zo er al sprake is van een tekortkoming is deze, gelet op het voorgaande, naar objectieve maatstaven van geringe betekenis.
e. Kamsteeg heeft bovendien vele pogingen gedaan om het olieprobleem naar tevredenheid van [appellanten] op te lossen, terwijl zij vervolgens heel redelijke schikkingsvoorstellen heeft gedaan (zie 2.iii).
f. Naar het oordeel van het hof valt niet in te zien waarom met name voorstel I (het terugnemen van de auto tegen marktwaarde met creditering van € 3.000,--) niet aanvaardbaar was voor [appellanten]. De argumenten, die [appellanten] voor deze afwijzing aanvoert (kort gezegd: hij moet dan een gebruiksvergoeding voor de auto betalen, hetgeen hij onterecht vindt) worden niet door het hof gedeeld. [appellanten] heeft tenslotte het gebruik van de auto gehad, hetgeen normaliter in de afschrijving van de auto tot de marktwaarde tot uitdrukking komt. Het aanbod om vervolgens de marktwaarde van de auto aan te vullen met € 3.000,-- lijkt ruimschoots tegemoet te komen aan de teleurstelling en moeite van [appellanten]. In ieder geval is gesteld noch gebleken waarom dit redelijkerwijs niet zo zou zijn.
9. Daarenboven acht het hof het in strijd met de eisen redelijkheid en billijkheid, die partijen jegens elkaar moeten betrachten, om in de gegeven omstandigheden de ontbinding van de overeenkomst in te roepen.
10. Ook het beroep op vernietiging wegens dwaling wordt verworpen, en wel reeds op grond van het feit dat onvoldoende is gesteld om de conclusie te dragen dat Kamsteeg [appellanten] had moeten inlichten in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling van [appellanten] wist of behoorde te weten. Omtrent kenbaarheid bij Kamsteeg van het belang dat [appellanten], naar zijn zeggen, aan het olieverbruik hechtte is immers niets concreet gesteld. Evenmin had Kamsteeg dit behoren te weten, nu er sprake was van een olieverbruik ruimschoots binnen de fabrieksmatige tolerantiegrenzen.
Ook kan in de gegeven omstandigheden niet worden geoordeeld dat de enkele opmerking van de verkoper van Kamsteeg dat de motor betrouwbaar was en dat hem geen gebreken bekend waren, gelden als een inlichting in de zin van artikel 6: 228 lid 1 onder a BW.
11. Daarnaast staat artikel 6:230 lid 1 BW aan de bevoegdheid tot vernietiging in de weg – het hof vat het verweer terzake van Kamsteeg aldus op – nu op vorenomschreven gronden het eerste schikkingsaanbod van Kamsteeg op afdoende wijze het nadeel bij instandhouding van de overeenkomst opheft.
12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vorderingen I, primair en subsidiair, voor afwijzing gereed liggen. Vordering II dient eveneens te worden afgewezen. Gelet op het voorgaande is de grondslag voor terugbetaling van de koopsom vervallen. Evenmin kan de vordering tot schadevergoeding (ten bedrage van € 541,60) worden toegewezen. Kamsteeg heeft de omvang van de gevorderde schadevergoeding bij gebrek aan specificatie en bewijzen betwist (cva onder 60). [appellanten] heeft hier vervolgens niet meer op gereageerd, noch dit in hoger beroep met de in hoger beroep te vergen concreetheid te bewijzen aangeboden. Het algemene bewijsaanbod van [appellanten] wordt gepasseerd als niet ter zake dienend, nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven. Het bestreden vonnis dient bekrachtigd te worden met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
BESLISSING
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot zover aan de zijde van Kamsteeg begroot op € 975,-- aan verschotten en € 1.158,-- aan salaris van de procureur;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door de mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.H.W. de Planque en
M.C.M. van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2007, in aanwezigheid van de griffier.