
Jurisprudentie
BB6960
Datum uitspraak2007-11-02
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460003-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460003-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank veroordeelt de dader van een vechtpartij tijdens de nieuwjaarsnacht in een Doetinchemse discotheek tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. Daarnaast moet aan het slachtoffer een schadevergoeding worden betaald.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460003-06
Uitspraak d.d.: 2 november 2007
Tegenspraak/oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Iran) op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2006, te Doetinchem, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer A]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (snijwond(en) en/of
steekwond(en) in het gelaat, te weten een snee onder het linkeroog en/of een
diepe vleeswond naast de mondhoek, althans in zijn linkerwang, welke wond(en)
moesten worden gehecht en/of een wond op zijn voorhoofd), heeft toegebracht,
door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met kracht met een
glas/fles, althans een scherp en/of breekbaar en/of puntig en/of hard voorwerp
in/op/tegen het gezicht, althans tegen/in het hoofd van die [slachtoffer A] te
slaan/stompen/steken/treffen, althans die [slachtoffer A] in/op/tegen het gezicht te
slaan en/of te stompen, althans te treffen, terwijl hij een glas/fles, althans
een hard en/of scherp en/of breekbaar en/of puntig voorwerp, in zijn hand(en)
had;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 januari 2006, te Doetinchem, met een ander of anderen,
op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten in cafe/discotheek [naam], openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit
slaan en/of stompen en/of met een glas/fles, althans een scherp en/of
breekbaar en/of puntig en/of hard voorwerp, in/op/tegen het gezicht, althans
tegen/in het hoofd van die [slachtoffer A] te slaan/stompen/steken/treffen, althans
die [slachtoffer A] in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, althans te
treffen, terwijl hij een glas/fles, althans een hard en/of scherp en/of
breekbaar en/of puntig voorwerp, in zijn hand(en) had, waarbij hij, verdachte,
die [slachtoffer A] met een glas/fles, althans een scherp en/of breekbaar en/of puntig
en/of hard voorwerp in/op/tegen het gezicht, althans tegen/in het hoofd van
die [slachtoffer A] heeft geslagen/gestompt/gestoken/getroffen, althans die [slachtoffer A]
in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of heeft gestompt, althans
getroffen, terwijl hij een glas/fles, althans een hard en/of scherp en/of
breekbaar en/of puntig voorwerp, in zijn hand(en) had, welk door hem gepleegd
geweld zwaar lichamelijk letsel (snijwond(en) en/of steekwond(en) in het
gelaat, te weten een snee onder het linkeroog en/of een diepe vleeswond naast
de mondhoek, althans in zijn linkerwang, welke wond(en) moesten worden gehecht
en/of een wond op zijn voorhoofd), althans enig lichamelijk letsel, voor de
[slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 januari 2006, te Doetinchem, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A]
heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2006, te Doetinchem, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer B], meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het
hoofd, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer B] heeft
geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 januari 2006, te Doetinchem, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer C], meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het
hoofd, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer C] heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde en de raadsman heeft ten aanzien van dat feit ook vrijspraak bepleit.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt dienaangaande dat geen sprake is van een bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte met betrekking tot het toebrengen van het (zwaar lichamelijk) letsel aan de aangever. Evenmin is sprake van een nauwe en volledige (gezamenlijke) uitvoering. Ten slotte overweegt de rechtbank dat niet is vast te stellen wie van de deelnemers genoemd letsel heeft veroorzaakt.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Vast is komen te staan dat aangever [slachtoffer A] is aangevallen met een glazen voorwerp. Er zijn weliswaar getuigen ([naam] respectievelijk [naam]) die hebben waargenomen dat zowel verdachte als zijn medeverdachte een glazen voorwerp bij het begin van de vechtpartij in handen hebben gehad dan wel daarmee hebben geslagen richting het hoofd van de aangever. De rechtbank kan echter met onvoldoende zekerheid vaststellen wie van de twee verdachten het letsel bij aangever [slachtoffer A] heeft veroorzaakt. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid (zwaar) lichamelijk letsel, zoals onder 1 subsidiair ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 1 januari 2006, te Doetinchem, met een ander, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in cafe/discotheek [naam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit slaan en/of stompen en/of met een glas/fles in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer A] te slaan/stompen/steken/treffen;
2.
hij op 1 januari 2006, te Doetinchem, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B], meermalen, in het gezicht van die [slachtoffer B] heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 1 januari 2006, te Doetinchem, opzettelijk mishandelend [slachtoffer C], meermalen in tegen het hoofd van die [slachtoffer C] heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
2. mishandeling;
3. mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededader onder invloed van alcohol in een uitgaansgelegenheid de confrontatie hebben opgezocht en een ernstige mate van fysiek geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer [slachtoffer A]. Daarnaast heeft verdachte zich die avond schuldig gemaakt aan mishandeling van twee andere personen, zonder dat zij daartoe enige aanleiding hebben gegeven. Deze feiten vormen een onaanvaardbare inbreuk op een gezellige avond voor andere deelnemers aan het uitgaansleven en verster¬ken bovendien gevoelens van onvei¬ligheid en angst in de samenleving.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke delicten.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.357,80 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt,
zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van
2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer A], [adres en plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.357,80, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 januari 2006.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 678,90, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en
andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Van Harreveld en Bos, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
2 november 2007.