
Jurisprudentie
BB6927
Datum uitspraak2007-11-01
Datum gepubliceerd2007-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670305-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670305-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft onder dreiging van een namaak pistool een taxichauffeur geld afgeperst en bij een tweede taxichauffeur een soortgelijke poging tot afpersing ondernomen. Bovendien heeft verdachte de eerstgenoemde chauffeur met de dood bedreigd. De rechtbank heeft terzake deze delicten een gevangenisstraf van 18 maanden dagen opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670305-07
datum uitspraak: 1 november 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. H.J. Janse
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboorteplaats en -datum],
wonende te [Woonplaats],
thans preventief gedetineerd in de [Penitentiaire inrichting].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij, op of omstreeks 6 juli 2007, te Groningen, op de openbare weg de Julianastraat, althans een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte een (niet van echt te onderscheiden) (speelgoed) pistool op die [Slachtoffer 1] heeft gericht en/of een (niet van echt te onderscheiden) (speelgoed) pistool aan die [Slachtoffer 1] heeft getoond en/of (daarbij) die [Slachtoffer 1] heeft toegevoegd: "portemonnee, portemonnee" en/of "je portemonnee, je geld";
2.
hij, op of omstreeks 6 juli 2007, te Groningen, [Slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik heb nu je gezicht gezien. Ik weet wie jij bent. Als je naar de politie gaat of aangifte gaat doen dan maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 7 juli 2007, te Groningen, op de openbare weg de Julianastraat, althans een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een portemonnee en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk een (niet van echt te onderscheiden) (speelgoed) pistool op die [Slachtoffer 2] heeft gericht en/of een (niet van echt te onderscheiden) (speelgoed) pistool aan die [Slachtoffer 2] heeft getoond en/of (daarbij) die [Slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "je geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen en voorschriften gegeven door of vanwege de Reclassering Nederland. De officier van justitie heeft tenslotte de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen (replica) pistool.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde nu het bewijs voor dit feit naar de mening van de raadsman slechts uit een enkel bewijsmiddel blijkt en derhalve niet is voldaan aan de wettelijke bewijsminima.
De rechtbank overweegt terzake dat de aangifte van [Slachtoffer 1] ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde inhoudt dat verdachte hem, nadat aangever zijn portemonnee had overhandigd, heeft toegevoegd: 'Ik heb nu je gezicht gezien. Ik weet wie jij bent. Als je naar de politie gaat of aangifte gaat doen, maak ik je dood'. Verdachte heeft ten overstaan van de politie alsook ter terechtzitting aangegeven met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde dat hij zich de bedreigende uitlatingen niet herinnert maar dat het - als aangever zulks verklaart - wel overeenkomstig de waarheid zal zijn.
Het feit dat verdachte heeft erkend dat hij de genoemde aangever [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van diens portemonnee door hem te bedreigen met een niet van echt te onderscheiden vuurwapen, het feit dat aangever verklaart over de bedreiging en dat hij niet uitsluit dat het zo is gegaan als de aangever verklaart, maakt dat de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen acht. Een en ander overeenkomstig de navolgende bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op 6 juli 2007, te Groningen, op de openbare weg de Julianastraat, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of geld, toebehorende aan die [Slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een niet van echt te onderscheiden (speelgoed) pistool op die [Slachtoffer 1] heeft gericht en daarbij die [Slachtoffer 1] heeft toegevoegd: "portemonnee, portemonnee" en/of "je portemonnee, je geld";
2.
hij, op 6 juli 2007, te Groningen, [Slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik heb nu je gezicht gezien. Ik weet wie jij bent. Als je naar de politie gaat of aangifte gaat doen dan maak ik je dood";
3.
hij, op 7 juli 2007, te Groningen, op de openbare weg de Julianastraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [Slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een portemonnee en/of geld, toebehorende aan die [Slachtoffer 2], met voormeld oogmerk een niet van echt te onderscheiden (speelgoed) pistool op die [Slachtoffer 2] heeft gericht en daarbij die [Slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "je geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1. Afpersing.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. Poging tot afpersing.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing, een poging daartoe en aan een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Hij heeft onder dreiging van een niet van echt te onderscheiden vuurwapen een tweetal taxichauffeurs gemaand hun geld en/of portemonnee te overhandigen en heeft een van hen gedreigd hem te zullen doden als deze aangifte zou gaan doen van het delict.
Blijkens de aangiften van [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] is verdachte verantwoordelijk voor het ontstaan van gevoelens van angst en woede, bovendien verklaart genoemde [Slachtoffer 1] dat hij ten gevolge van het delict zijn werk met minder plezier beoefent als voordien. De rechtbank rekent verdachte deze gevolgen aan.
De rechtbank heeft bij het opleggen van een straf tevens gelet op een afschrift uit het documentatieregister d.d. 9 juli 2007 waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake het plegen van vermogensdelicten in aanraking is geweest met politie en justitie. De onderhavige delicten zijn gepleegd zeer korte tijd nadat verdachte (op 4 mei 2007) door de politierechter van deze rechtbank is veroordeeld tot een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt tenslotte rekening met hetgeen omtrent de persoon van de verdachte blijkt uit de voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 25 september 2007.
Op basis van het vorenoverwogene acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend. De rechtbank volgt de raadsman van verdachte niet in zijn voorstel om verdachte een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
De rechtbank zal (een deel van) de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten, en anderzijds om daaraan een bijzondere voorwaarde te verbinden, inhoudende dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften te geven door of vanwege de Reclassering Nederland.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer: 18/655556-06
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 4 mei 2007 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis ondermeer veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/670305-07 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd - kortgezegd - schuldig gemaakt aan een afpersing, een poging daartoe en een bedreiging, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een (replica) pistool, moet worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat het inbeslaggenomene een voorwerp betreft met behulp van welke het feit is begaan, zodat het op grond van artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking komt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36b, 36c, 45, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft en stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door de Reclassering Nederland of, namens deze, de Verslavingszorg Noord Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt en draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 4 mei 2007 onder parketnummer 1/655556-06, voorzover het betreft de toen voorwaardelijk opgelegde 1 maand gevangenisstraf;
verklaart onttrokken aan het verkeer het onder verdachte in beslag genomen (replica) pistool.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. A.F. Gerding, voorzitter, R.B.M. Keurentjes en J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. J.H.S. Kroeze, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2007.