
Jurisprudentie
BB6876
Datum uitspraak2007-10-31
Datum gepubliceerd2007-11-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2980 AAW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2980 AAW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing verzoek om herziening uitspraak. Geen feiten als bedoeld in 8:88 Awb.
Uitspraak
07/2980 AAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker],
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 mei 2000, 98/819 AAW,
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 31 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 16 mei 2007 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 mei 2000, 98/819 AAW.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is aan de orde gesteld ter zitting van 19 september 2007. Partijen zijn - het Uwv met voorafgaand bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Op grond van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
In de uitspraak waarvan thans om herziening wordt verzocht, heeft de Raad bevestigd de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 16 januari 1998, 97/111. Bij deze laatste uitspraak is het beroep tegen een besluit van 23 december 1996, waarbij is geweigerd om aan verzoeker een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toe te kennen, ongegrond verklaard.
Een eerder door verzoeker gedaan verzoek om herziening van de uitspraak van 9 mei 2000 heeft de Raad bij uitspraak van 4 november 2003, 01/4044 AAW, afgewezen.
Ter ondersteuning van het thans aan de orde zijnde verzoek om herziening heeft verzoeker rapporten ingebracht van Argonaut B.V. van 4 oktober 2005 en 27 oktober 2005, opgesteld in het kader van een beoordeling op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten. Verzoeker heeft de Raad hierbij verzocht om aan de hand van deze rapporten de zaak opnieuw te bekijken.
De Raad is van oordeel dat de ingebrachte rapporten geen nieuwe feiten of omstandigheden opleveren zoals hiervoor bedoeld. De Raad wijst er (nogmaals) op dat volgens vaste jurisprudentie geldt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen. Daarbij is in dit geval van belang dat de weigering van een AAW-uitkering per 1 januari 1993 was gebaseerd op het ontbreken van voor de AAW relevant inkomen in 1992. De thans ingebrachte rapporten van Argonaut - wat daarvan ook zij - leveren geen nieuwe feiten op over het inkomen van verzoeker in dat jaar.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb heeft de Raad geen aanleiding gezien.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.C.M. van Laar en E. Dijt als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in openbaar op 31 oktober 2007.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M. Gunter.
JL