
Jurisprudentie
BB6869
Datum uitspraak2007-10-24
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers153065
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers153065
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoewel dat niet met zoveel woorden in de uiteindelijke redactie van artikel 5:50 BW tot uitdrukking is gebracht, geldt het daarin opgenomen verbod sinds de invoering op 1 januari 1992 niet langer voor het zijdelings uitzicht (artikel 696 (oud) BW) maar alleen nog voor het uizicht dat men recht naar voren, ook rechtstreeks uitzicht genoemd, heeft.
Dat betekent dat het uitzicht dat vanuit de dakkapel op de tuin achter de woning van gedaagden bestond niet door het verbod van artikel 5:50 BW werd getroffen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 153065 / HA ZA 07-416
Vonnis van 24 oktober 2007
in de zaak van
[eisers]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser,
advocaat mr. M. ten Cate,
beiden te Nijmegen
tegen
[gedaagden]
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. P.M. Wilmink te Arnhem,
advocaat mr. A.J. Begthel te Utrecht.
Het verloop van de procedure
Voor het eerder verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 30 mei 2007. De daarop gehouden comparitie van partijen ter plaatse, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt, heeft niet tot overeenstemming geleid. Bij die gelegenheid is de conclusie van antwoord in reconventie genomen. Vervolgens is vonnis bepaald.
De partijen zullen hierna gemakshalve worden aangeduid als [eisers] respectievelijk [gedaagden].
De vaststaande feiten
1.1 De partijen zijn buren. [eisers] heeft de woning [adres] te [woonplaats] in 1982 in eigendom verkregen. [gedaagden] is eigenaar van de woning [adre[huisnummer]. Hij woont daar sinds 1997.
1.2 In 1992 heeft [eisers] aan de van de straat af gezien rechterzijde van de woning op de derde verdieping een dakkapel laten plaatsen. Daardoor ontstond een vrij uitzicht over het dak van de woning op nummer [huisnummer], dat toen twee verdiepingen telde.
1.3 In 2003 heeft [gedaagden] een bouwvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een derde verdieping op zijn woning. Daartegen heeft [eisers] bezwaar gemaakt. Met voorbijgaan daaraan is de bouwvergunning verleend. De derde woonlaag is inmiddels gerealiseerd. De linkerzijgevel van de opbouw is vlak voor de dakkapel opgetrokken, zodat van daaruit geen vrij uitzicht meer mogelijk is.
1.4 Inmiddels is de dakkapel van binnenuit afgetimmerd en is in de lichtinval voorzien door een (of meer?) bovenlicht(en).
1.5 Ten tijde van de comparitie van partijen had [eisers] zijn woning verkocht voor
€ 480.000,-- kosten koper. De eigendomsoverdracht had toen nog niet plaatsgevonden.
Het geschil in conventie en reconventie
2. [eisers] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagden] door de realisatie van de opbouw jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. Verder vordert hij [gedaagden] te veroordelen aan hem een vergoeding te betalen van € 35.000,-- met rente en (buitengerechtelijke) kosten.
[eisers] baseert zijn vordering op de vaststaande feiten. Hij stelt dat [gedaagden] aan hem onrechtmatige hinder toebrengt, nu door de opbouw voor de dakkapel de lichtinval volledig is weggenomen en het van binnenuit niet meer mogelijk is door de ramen naar buiten te kijken. Ook is het niet meer mogelijk de ramen te openen. Daardoor is de waarde van de woning met een bedrag van € 30.000,-- tot € 40.000,-- gedaald zoals blijkt uit een op zijn verzoek uitgebrachte taxatie gedateerd 19 oktober 2006. Zoals hij tijdens de comparitie heeft verklaard meent [eisers] dat de opbrengst van zijn woning € 30.000,-- tot € 40.000,-- hoger zou zijn geweest wanneer de dakkapel niet door de buren zou zijn geblindeerd.
3. [gedaagden] voert gemotiveerd verweer. Hij voert aan dat [eisers] in strijd met de indertijd verleende bouwvergunning heeft gebouwd. Daarnaast meent hij dat de dakkapel is gebouwd in strijd met het bepaalde in artikel 5:50 lid 1 BW, omdat van daaruit kon worden uitgekeken op het perceel van [gedaagden], niet alleen op het platte dak van de woning maar ook op de achter de woning gelegen tuin.
4. In reconventie vordert [gedaagden] de hoofdelijke veroordeling van [eisers] en zijn echtgenote aan hem te betalen € 7.250,-- met rente. Hij voert daartoe aan dat hij door tegenwerking van [eisers] bij zijn bouwplannen en de daadwerkelijke bouw tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden. Het betreft € 1.100,-- wegens vertraging,
€ 3.600,-- voor extra maatregelen ten behoeve van de brandwerendheid, € 500,-- wegens een weigering van [eisers] hem gebruik te laten maken van zijn ladder-/steigerrecht en € 1.250,-- voor extra advieskosten.
[eisers] voert op zijn beurt in reconventie gemotiveerd verweer.
De beoordeling van het geschil
5. In deze procedure gaat het om de vraag of [gedaagden] de aanwezigheid van de dakkapel van [eisers] mocht negeren bij de uitvoering van zijn bouwplannen.
Tijdens de comparitie heeft de rechtbank als haar voorlopig oordeel te kennen gegeven dat de dakkapel in strijd met het burenrecht (artikel 5:50 lid 1 BW) aanwezig was, omdat van daaruit uitzicht in de tuin van de buren mogelijk was.
6. Bestudering van de parlementaire geschiedenis van de genoemde bepaling geeft aanleiding hierop terug te komen. Hoewel dat niet met zoveel woorden in de uiteindelijke redactie van artikel 5:50 BW tot uitdrukking is gebracht, geldt het daarin opgenomen verbod sinds de invoering op 1 januari 1992 niet langer voor het zijdelings uitzicht (artikel 696 (oud) BW) maar alleen nog voor het uitzicht dat men recht naar voren, ook rechtstreeks uitzicht genoemd, heeft.
Dat betekent dat het uitzicht dat vanuit de dakkapel op de tuin achter de woning van [gedaagden] bestond niet door het verbod van artikel 5:50 BW werd getroffen. Een ander oordeel zou mogelijk zijn als de linkerzijkant van de dakkapel ook uitzicht bood, maar dat was en is niet het geval. Dat rechtstreeks uitzicht mogelijk was op het platte dak van de buurwoning is evenmin in strijd met het burenrecht. Uitzicht op een plat dak dat slechts incidenteel wordt betreden voor bijvoorbeeld onderhoud is geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, die artikel 5:50 BW beoogt te beschermen. Nu ook overigens van een onrechtmatige toestand niet is gebleken, dat de dakkapel niet overeenkomstig de bouwvergunning is uitgevoerd doet in dit verband niet ter zake, is de voorlopige conclusie dat [gedaagden] niet aan de aanwezigheid van de dakkapel had mogen voorbijgaan. Door dat wel te doen heeft hij [eisers] ten onrechte en daarmee onrechtmatig uitzicht, licht en lucht ontnomen. [gedaagden] is op grond daarvan aansprakelijk voor de eventuele dientengevolge door [eisers] geleden schade. [eisers] heeft zich dan ook terecht tegen het optrekken van een muur voor zijn dakkapel verzet. Daaruit volgt dat de vorderingen in reconventie van [gedaagden], die van het tegendeel is uitgegaan, daarop zullen afstuiten.
7. Het komt de rechtbank juist voor de partijen niet te overvallen met een op het voorgaande gebaseerde beslissing, maar hun, [eisers] als eerste, de gelegenheid te bieden nader van hun standpunt te doen blijken. Omdat ter betere beoordeling van de door [eisers] geleden schade een deskundigenbericht nodig lijkt, wordt van de partijen verwacht dat zij zich dan ook uitlaten over persoon en aantal van (een) mogelijk te benoemen deskundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen. De vraag naar de omvang van de waardedaling van de woning ontstaan door het blinderen van de dakkapel zal in elk geval moeten worden beantwoord.
8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
de rechtbank,
in conventie en reconventie,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 21 november 2007 voor akte uitlating aan de zijde van [eisers], waarop [gedaagden] bij antwoordakte zal mogen antwoorden,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2007.
Coll.:
WA