Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6834

Datum uitspraak2007-10-31
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers64359 / KG ZA 07-199
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Levering van biodiesel. Prijsstijgingen. Geldvordering in kort geding.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ASSEN Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 64359 / KG ZA 07-199 Vonnis in kort geding van 31 oktober 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SUNOIL BIODIESEL B.V., gevestigd te Emmen, eiseres, procureur mr. H.J. de Ruijter, advocaat mr. M.J. Ubbens te Groningen, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GULF OIL NEDERLAND B.V., gevestigd te Den Helder, gedaagde, advocaat mr. J.A. van der Kolk te Rotterdam. Partijen zullen hierna Sunoil en Gulf Oil genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 16 oktober 2007; - de mondelinge behandeling van 22 oktober 2007; - de pleitnota van Sunoil; - de pleitnota van Gulf Oil; - de overige in het geding gebrachte bescheiden. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Gulf Oil en Sunoil hebben op 14 december 2006 een overeenkomst met contractnummer 2007013 gesloten betreffende de levering van biodiesel door Sunoil aan Gulf Oil, waarbij de door Sunoil gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. 2.2. De door Sunoil geleverde biodiesel is samengesteld uit een aantal grondstoffen (koolzaadolie, sojaolie en frituurvet) waarvan de onderlinge verhouding wordt bepaald door het seizoen waarin het wordt geleverd en de component koolzaadolie groter wordt naar mate het kouder wordt. 2.3. Ongeveer 70 à 80 % van de totale omzet biodiesel van Sunoil wordt aan Gulf Oil geleverd. 2.4. Tussen partijen is een geschil gerezen over de samenstelling/kwaliteit van de door Sunoil geleverde biodiesel. In de periode van 12 februari tot en met 1 mei 2007 heeft Sunoil geen biodiesel geleverd, terwijl Gulf Oil in die periode geen betalingen heeft gedaan. 2.5. Sunoil heeft beslag gelegd ten laste van Gulf Oil. Naar aanleiding van de mondelinge behandeling van het beslagrekest zijn door partijen nadere afspraken gemaakt, onder meer inhoudende dat partijen zijn overeengekomen hun geschil voor te leggen aan het Nederlandse Arbitrage Instituut (hierna: NAI). Op 24 mei 2007 heeft Sunoil een arbitrageaanvraag ingediend, waarop Gulf Oil de NAI op 8 juni 2007 een zogenaamd kort antwoord heeft toegezonden. 2.6. Terzake de beslechting van het tussen partijen gerezen geschil hebben partijen op 10 september 2007 een vaststellingsovereenkomst gesloten, die, zoals blijkt uit punt 7 van deze overeenkomst, een afwijking vormt op en deels in de plaats treedt van de overeenkomst van 14 december 2006. Voorafgaande aan deze vaststellingsovereenkomst hebben partijen in de periode eind mei 2007 tot en met september 2007 meerdere malen met elkaar onderhandeld. 2.7. In deze vaststellingsovereenkomst zijn partijen voorts onder meer het volgende overeengekomen: (…) “ 8. Prijs: Gulf Oil zal Sunoil gedurende de leveringstermijn per hierna aangeduid tijdsvak als tegenprestatie voor de Biodiesel betalen een prijs overeenkomstig de hiernavolgende prijsstafel: - 0,63 Euro (excl. BTW en accijns) per liter Biodiesel gedurende de periode tussen 15 april tot en met 30 september; - 0,64 Euro (excl. BTW en accijns) per liter Biodiesel gedurende de periode tussen 1 oktober tot en met 15 november; - 0,67 Euro (excl. BTW en accijns) per liter Biodiesel gedurende de periode tussen 16 november tot en met 28 februari; 0,64 Euro (excl. BTW en accijns) per liter Biodiesel gedurende de periode tussen 1 maart tot en met 14 april. (…) 10. Verkoopvoorwaarden: De algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van Sunoil zijn van toepassing, behoudens voorzover daarvan hierna in de artikel 13 tot en met 15 wordt afgeweken.” (…) 2.8. In opdracht van Sunoil heeft UNO Bedrijfsadviseurs BV de prijsstijgingen van de door Sunoil gebruikte grondstoffen voor de productie van biodiesel geanalyseerd en Sunoil daarover gerapporteerd in een rapport van 10 oktober 2007. Tevens heeft UNO Bedrijfsadviseurs BV bij die gelegenheid de uit de prijsstijgingen voortvloeiende calculaties ontwikkeld en opgesteld ter onderbouwing van de herziening van de contractprijs van Gulf Oil per 1 oktober 2007. 2.9. Uit hoofdstuk 3 van genoemd rapport wordt gesteld dat de integrale kostprijscalculaties zijn uitgevoerd en opgesteld op basis van de prijsbewegingen van de betrokken grondstoffen in eind mei 2007 respectievelijk begin oktober 2007, verbijzonderd per periode, te weten: winter, voorjaar& herfst en zomer. Uit de op pagina 5 van dit rapport opgenomen tabel kan daarnaast worden afgeleid dat in de periode mei 2007 tot en met september 2007 er sprake is van een (afgeronde) stijging van de integrale kostprijs met € 13,00 en in oktober 2007 van een stijging van € 16,00. 3. Het geschil 3.1. Sunoil heeft bij akte houdende wijziging van eis bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gevorderd: I. Gulf Oil zal worden veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan Sunoil te voldoen de somma van € 261.989,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW hierover vanaf de datum van de verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; II. Gulf Oil zal worden veroordeeld om binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis de afname te hebben voltooid van de achterstand in de af te nemen hoeveelheid biodiesel, zijnde de hoeveelheid van 800.000 liter, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per dag dat Gulf Oil niet aan deze veroordeling voldoet; III. Gulf Oil zal worden veroordeeld om met ingang van de week beginnende op 22 oktober 2007, zulks tot en met de week eindigend op 15 november 2007, van Sunoil af te nemen de hoeveelheid van 1000 m³ biodiesel per week, een en ander met inachtneming van de verplichtingen van Gulf Oil als omschreven in de overeenkomst, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,00 per week dat Gulf Oil niet aan deze veroordeling voldoet; IV. Gulf Oil zal worden veroordeeld om wekelijks, met ingang van de week beginnende op 15 oktober 2007 tot en met de week eindigend op 15 november 2007, achteraf, derhalve voor het eerst op 22 oktober 2007, aan Sunoil te voldoen de somma van € 800.000,00, met de bepaling dat elke termijnbetaling op de betreffende vervaldag door Gulf Oil telefonisch aan Sunoil moet zijn voldaan, een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, aanvangende op de dag nadat de betreffende termijn is vervallen tot aan de dag der voldoening; V. Gulf Oil zal worden veroordeeld om met ingang van de week beginnende op 16 november 2007 tot en met de week eindigend op 15 maart 2009, af te nemen 1000 m³ biodiesel per week zoals omschreven in de overeenkomst, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,00 per week dat Gulf Oil niet aan deze veroordeling/gebod voldoet; VI. Gulf Oil zal worden veroordeeld om wekelijks, met ingang van de week beginnende op 15 november 2007 tot en met de week eindigende op 15 maart 2009, achteraf, derhalve voor het eerst op 22 november 2007, aan Sunoil te voldoen het bedrag dat wekelijks door Sunoil aan Gulf Oil in rekening zal worden gebracht, met bepaling dat elke termijnbetaling op de betreffende vervaldag door Gulf Oil telefonisch aan Sunoil moet zijn voldaan, een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, aanvangende op de dag nadat de betreffende termijn is vervallen tot aan de dag der voldoening; VII. Gulf Oil zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. 3.2. Sunoil heeft daartoe aangevoerd dat zij Gulf Oil op 10 oktober 2007 de herziene prijs, die is gebaseerd op de doorberekening van de prijsstijgingen van de door Sunoil gebruikte grondstoffen, heeft aangekondigd. Sunoil is op basis van de op de overeenkomst van december 2006 van toepassing verklaarde algemene voorwaarden, die zijn bekrachtigd in de meergenoemde vaststellingsovereenkomst, bevoegd deze prijsstijging aan Gulf Oil door te berekenen. Nu Gulf Oil nalaat te betalen schiet zij toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen. Sunoil heeft belang bij een spoedvoorziening, omdat zij thans een verlies dient te dragen als gevolg van de gestegen productiekosten door de wanprestatie van Gulf Oil (als verreweg de grootste afnemer van Sunoil) met als consequentie een nijpende liquiditeits- en solvabiliteitspositie. Sunoil wijst in verband met een mogelijk restitutierisico op een arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2002, NJ 2002,395. 3.3. Gulf Oil heeft ten verweer aangevoerd dat partijen contractueel een vaste hoeveelheid product hebben afgesproken tegen een vaste prijs over een vaste periode. Gulf Oil voert voorts aan dat de (vaste) afspraken die partijen in de overeenkomst hebben vastgelegd boven de algemene voorwaarden van Sunoil gaan. Daarnaast heeft Gulf Oil opgemerkt dat Sunoil voorafgaand aan de aankondiging van het kort geding geen overleg heeft gevoerd terzake met terugwerkende kracht ingevoerde (enorme) prijsstijging, terwijl uit het door Sunoil ingebrachte rapport van UNO Bedrijfsadviseurs kan worden opgemaakt dat de stijging van de grondstofkosten die Sunoil wil doorberekenen ten belope van € 0,16 een gedeelte, groot € 0,13, is ontstaan in de periode juni- september 2007. In genoemde periode hebben partijen meermalen onderhandeld, doch er is na juli 2007 nooit over het onderwerp prijsverhoging gesproken. Sunoil kan volgens Gulf Oil daarom noch contractueel, noch naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, met terugwerkende kracht een prijsverhoging van € 0,16 doorvoeren. Gulf Oil wijst er voorts op dat Sunoil op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in de wijze waarop en van wie zij haar grondstoffen betrekt en welke afspraken zij daarover met leveranciers heeft gemaakt. Sunoil heeft slechts algemene informatie verstrekt. Gulf Oil betwist voorts het spoedeisend belang en stelt daarnaast dat in dit geval niet aan de strenge motiveringseisen voor de geldvordering in kort geding worden voldaan. 3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De voorzieningenrechter overweegt dat ter zitting is komen vast te staan dat partijen het er op zich over eens zijn dat het primair gevorderde strekt tot betaling van een geldsom, terwijl op basis van het bij die gelegenheid verhandelde kan worden aangenomen dat de primaire en de nevenvorderingen aan elkaar gekoppeld zijn. Op grond van vaste jurisprudentie is voor toewijzing van een vordering in kort geding die strekt tot betaling van een geldsom slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat. Ter beoordeling ligt derhalve voor of in het onderhavige geval de (primair) gevorderde voorziening aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoet. 4.2. Alvorens tot die beoordeling over te gaan wordt voor wat betreft het spoedeisend belang het volgende overwogen. Sunoil heeft de spoedeisendheid van haar vordering onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Sunoil de door haar gestelde financiële noodtoestand niet of althans onvoldoende heeft aangetoond. Sunoil heeft volstaan met de stelling dat, in het geval zij de prijsstijging niet aan haar grootste afnemer, Gulf Oil, mag doorberekenen, Sunoil in een financiële noodtoestand geraakt, terwijl Sunoil in haar pleitnotitie tegelijkertijd gewag maakt van de door haar gerealiseerde winst in de afgelopen tijd. 4.3. Daarnaast heeft Sunoil voor wat betreft de door haar gestelde (noodzakelijke) prijsverhoging volstaan met een in het algemeen opgesteld rapport terzake de (stijging van de) grondstofprijzen. Sunoil heeft nagelaten haar stellingen te onderbouwen met bewijsmateriaal, waaruit kan worden opgemaakt welke (hogere) prijs Sunoil voor de door haar gebruikte grondstoffen dient te voldoen en of Sunoil afspraken met haar leveranciers heeft in geval van een (excessieve) prijsstijging van de geleverde grondstoffen. Sunoil heeft ter zitting weliswaar aangeboden om alsnog dit bewijs in te brengen, maar voor honorering van een dergelijk aanbod is in een kort gedingprocedure geen plaats. 4.4. Daargelaten de overwegingen terzake het spoedeisend belang wordt overwogen dat Gulf Oil ter zitting de primaire vordering van Sunoil gemotiveerd heeft betwist. Gulf Oil heeft in dat verband aangevoerd dat partijen een vaste prijs voor een vaste periode zijn overeengekomen. Gulf Oil heeft voorts aangevoerd dat tijdens de onderhandelingen van partijen, met als resultaat de vaststellingsovereenkomst van 10 september 2007, een groot deel ( € 0,13) van de thans door Sunoil met terugwerkende kracht doorberekende prijsstijging ( € 0,16) zich reeds tijdens deze onderhandelingen had gerealiseerd, zodat het volgens Gulf Oil niet aangaat om eerst nu met deze prijsstijging te komen, waarvan overigens voor Gulf Oil niet vaststaat dat Sunoil zelf daadwerkelijk met deze prijsstijgingen van de grondstoffen wordt geconfronteerd. 4.5. De voorzieningenrechter is op grond van de hierboven genoemde overwegingen van oordeel dat de vordering van Sunoil voldoende serieus betwist wordt door Gulf Oil op grond waarvan het primair gevorderde niet voor toewijzing vatbaar is, hetgeen met zich brengt dat de daaraan gekoppelde nevenvorderingen - ook omdat Gulf Oil op dit moment nog wel afneemt - eveneens niet kunnen worden toegewezen en overigens acht de voorzieningenrechter de gestelde achterstand in de afname onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. 4.6. Sunoil zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten van Gulf Oil worden begroot op: - vast recht € 251,00 - overige kosten € 4,54 - salaris procureur € 816,00 Totaal € 1.071,54 5. De beslissing De voorzieningenrechter 1. wijst de gevraagde voorzieningen af; 2. veroordeelt Sunoil in de kosten van dit geding, aan de zijde van Gulf Oil begroot op € 1.071,54. Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wolthuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. Wijmenga op 31 oktober 2007.