Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6833

Datum uitspraak2007-10-31
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000722-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

ontvankelijkheid hoger beroep: Het hof acht de overschrijding van de appeltermijn verontschuldigbaar en verdachte ontvankelijk in het hoger beroep aangezien niet is gebleken dat verdachte op deugdelijke wijze is voorgelicht over het Nederlandse strafrechtstelsel en de daarin geldende beroepstermijnen. Het hof acht vervolgens de behandeling in eerste aanleg nietig aangezien niet is gebleken dat verdachte een vertaling van de (essentie van de) dagvaarding heeft ontvangen.


Uitspraak

Parketnummer: 20-000722-07 Uitspraak : 31 oktober 2007 VERSTEK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 januari 2007 in de strafzaak met parketnummer 01-827370-06 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep. Ontvankelijkheid van het hoger beroep Volgens de wet kan een verdachte aan wie de dagvaarding in persoon is uitgereikt gedurende veertien dagen na de uitspraak van het vonnis daartegen hoger beroep instellen. Het hoger beroep is eerst na het verstrijken van die termijn, te weten op 15 februari 2007, ingesteld. Uit het onderzoek is het hof gebleken dat verdachte niet ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen. Aan verdachte is bij haar vertrek vanuit het politiebureau op 23 oktober 2006 een in de Nederlandse taal gestelde dagvaarding voor de zitting van de politierechter in de rechtbank te ’s-Hertogenbosch op 15 januari 2007 uitgereikt. Niet is gebleken dat aan verdachte, die de Nederlandse taal niet beheerst, de inhoud van de dagvaarding is meegedeeld of dat aan haar een vertaling van de dagvaarding in een taal die zij machtig is, is uitgereikt. Eerst na ontvangst van de mededeling van de uitspraak op 12 februari 2007 heeft zij, via een door haar gemachtigd advocaat, hoger beroep ingesteld. Daarnaast is het hof gebleken dat het hier een verdachte betreft, van wie niet kan worden verlangd dat zij volledig op de hoogte is van het Nederlandse strafrechtstelsel en de daarin geldende beroepstermijnen, zodat het niet meer dan behoorlijk is dat zij daarover op deugdelijke wijze wordt voorgelicht. Normaal gesproken geschiedt dit door de mededelingen aan de achterzijde van de dagvaarding. Nu evenmin is gebleken dat verdachte daarvan een vertaling heeft ontvangen kan niet worden gezegd dat zij op deugdelijke wijze is voorgelicht. Onder deze omstandigheden acht het hof de overschrijding van de appeltermijn verontschuldigbaar en verdachte ontvankelijk in het hoger beroep. Geldigheid van de behandeling in eerste aanleg Verdachte is in hoger beroep in persoon noch bij gemachtigd raadsman verschenen, terwijl de dagvaarding om in hoger beroep te verschijnen niet in persoon aan de verdachte is betekend. Het hof zal de behandeling in eerste aanleg nietig verklaren en de zaak terugwijzen, omdat de eerste rechter niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak had mogen toekomen. Zoals hiervoor reeds gesteld is het hof niet gebleken dat verdachte een vertaling van de (essentie van de) dagvaarding heeft ontvangen. Het hof is van oordeel dat op grond van artikel 6, derde lid, van het EVRM in ieder geval aan een verdachte in een voor haar begrijpelijke taal meegedeeld moet worden wanneer en waar een behandeling ter zitting in haar strafzaak zal plaatsvinden, teneinde haar in de gelegenheid te stellen van haar aanwezigheidsrecht gebruik te maken. Aangezien zulks in deze zaak niet is gebleken en verdachte niet op de terechtzitting in eerste aanleg is verschenen, had de politierechter ter zitting dienen te onderzoeken of verdachte op de hoogte was van de zitting en de beschuldiging en geacht kon worden afstand te hebben gedaan van haar aanwezigheidsrecht, bij gebreke waarvan de behandeling van de zaak geen aanvang had mogen nemen. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verwijst de zaak naar de rechtbank 's-Hertogenbosch, teneinde de verdachte alsnog een vertaling van de dagvaarding in een voor haar begrijpelijke taal te doen toekomen. Aldus gewezen door mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter, mr. J.M.W.M. van den Elzen en mr. R.W.J. van Veen, in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier, en op 31 oktober 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. Van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.