Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6755

Datum uitspraak2007-10-01
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 07-4026
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Vrijstelling voor rioolgemaal en bergbezinkbassin aan de Houtvaartkade te Aerdenhout; alternatieve locaties onderzocht en afgewezen; belangenafweging: belang aantasting oeverlandschap versus belangen afvalverwerking en waterhuishouding.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 07 - 4026 uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 oktober 2007 in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, tegen: het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal, verweerder, derde partij Hoogheemraadschap Rijnland. 1. Procesverloop Bij besluit van 15 november 2005, verzonden op 21 november 2005, heeft verweerder aan Hoogheemraadschap Rijnland vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend en bouwvergunning voor een rioolgemaal en bergbezinkbassin aan de Houtvaartkade nabij nr 24 te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 1 januari 2006 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 26 november 2006, bij brief van 29 november 2006 verzonden op 4 december 2006, heeft verweerder het bezwaar, voor zover gericht tegen het gebrek aan ruimtelijke onderbouwing, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie van advies voor bezwaar- en beroepschriften. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 13 januari 2007 beroep ingesteld. Bij brief van 24 juni 2007 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De zaak is behandeld ter zitting van 27 september 2007, alwaar eiser in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Goosens, en A.J.M. Janus, beiden werkzaam bij de gemeente Bloemendaal. Voor het Hoogheemraadschap Rijnland is M. de Vries verschenen. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen. 2.2 Het bouwplan voorziet in de bouw van een ondergronds rioolgemaal, bergbezinkbassin en overstortput, en een bovengronds gebouw met schakelkast en toegang tot de ondergrondse ruimte. Het bovengrondse gebouw(tje) heeft een oppervlak van 4.7 bij 5.5 meter, een goothoogte van 3.4 en een bouwhoogte van 5.0 meter. Het bouwplan maakt onderdeel uit van het verbeteringsplan voor de riolering van Aerdenhout in samenhang met de verwerking van het afvalwater van de gemeenten Zandvoort, Bloemendaal en Haarlem. 2.3 Op de gronden waarop het bouwplan is gesitueerd rusten ingevolge het bestemmingsplan "Spiegelenburgh" de bestemming "Openbaar groen, plantsoen of berm" en ingevolge het bestemmingsplan "Nuyssenburch" de bestemming "Groenvoorziening". Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, maar slechts ("andere") bouwwerken. Het bouwplan is daarmee derhalve in strijd. 2.4 Teneinde de bouw mogelijk te maken heeft verweerder, na verkregen advies van de commissie voor welstand en monumenten van 30 mei 2005, vrijstelling ex art 19, tweede lid, WRO verleend. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het rioolgemaal noodzakelijk is om het rioolwater rechtstreeks af te voeren naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie in de Waarderpolder; de huidige afvoercapaciteit is thans onvoldoende. Het bergbezinkbassin is noodzakelijk om te voorkomen dat - hetgeen thans het geval is - bij hevige regen via de nooduitlaat te vaak en te veel ongezuiverd rioolwater in de Houtvaart wordt geloosd. Verweerder heeft tevens gemotiveerd aangegeven waarom de gekozen locatie aan de Houtvaartkade de meest geschikte is: er komen twee hoofdstromen van afvalwater samen en er bevindt zich reeds de voornaamste nooduitlaat van het rioolstelsel van Aerdenhout.. Voor de ruimtelijke inpassing heeft verweerder als uitgangspunt gehanteerd dat er, uitgaande van de voorwaarden aan de eisen van bereikbaarheid en toegankelijkheid van het gemaal, zo weinig mogelijk verstoring van de omgeving mag plaatsvinden. Het bovengrondse gebouwtje is ontworpen door een landschapsarchitect op voorspraak van de welstandscommissie met het oog op zo goed mogelijke inpassing in de omgeving. Het ontwerp is daartoe tevens gespiegeld ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp. Voor de precieze plaatsing ervan is gekozen voor een plek nabij een grote treurwilg en buiten de zichtlijnen vanuit woningen en zijstraten. Door de plaatsing tegenover het besloten gedeelte van de zijtuin op de hoek De Waal Malefijtlaan en Houtvaartkade ligt het gebouwtje minder in het zicht. De gevolgen voor de bestaande groenvoorziening, met name de twee oude treurwilgen, zijn naar verweerders mening niet zodanig dat van deze precieze plaatsing moet worden afgezien. Dat de treurwilg naast het geplande gebouwtje wegens aantasting door storm en ouderdom inmiddels is gekapt, heeft verweerder uit oogpunt van landschappelijke waarden geen aanleiding gegegeven om de plek voor het gebouwtje opnieuw te bezien. Geluidsoverlast zal er niet zijn omdat de pompen ondergronds zijn geplaatst omgeven door betonnen wanden. Stankoverlast zal minimaal zijn door een aantal maatregelen, waaronder ontluchting door middel van luchtfilters. Aan de toekomstige bestemming van de gronden zal een subbestemming worden toegevoegd ten behoeve van rioolvoorzieningen. 2.5 Eiser woont aan de [adres]. Het bovengrondse gebouwtje van het bouwplan is gesitueerd tegenover het besloten gedeelte van de zijtuin [locatie]. 2.6 Eisers bezwaar betreft - naar hij ter zitting heeft toegelicht - niet zozeer het rioolgemaal als zodanig, maar met name de gekozen locatie en voorts de aantasting van de oever van de Houtvaart door de boven het maaiveld uitstekende gedeelten van het bouwplan. Hij heeft daarbij aangevoerd dat hij al in een vroeg stadium heeft gewezen op de zijns inziens betere locatie aan de overzijde van de Houtvaart, die thans, omdat in de directe omgeving daarvan gebouwd wordt ten behoeve van woningen, ook bereikbaar en over de (bouwweg) toegankelijk is. Ten aanzien van de aantasting van de oever heeft hij erop gewezen dat niet alleen het gebouwtje bovengronds is, maar dat ook de betonnen wand van het bergbezinkbassin en diverse putten boven de oppervlakte van de uit gras bestaande oever uitsteken, waardoor de groenvoorziening wordt vervormd en het landelijke karakter van de Houtvaart en haar oever wordt geschonden. 2.7 Met betrekking tot de gekozen locatie overweegt de voorzieningenrechter in de eerste plaats dat verweerder dient te beslissen op de aanvraag om bouwvergunning zoals die door de aanvrager is ingediend. De locatie voor het bouwplan is daarbij gemotiveerd in orde bevonden. Naar aanleiding van de door eiser naar voren gebrachte zienswijze, zijn bezwaren tegen de locatie en zijn suggesties ter zake, heeft verweerder onderzoek naar alternatieve locaties verricht en is met name ingegaan op de door eiser meer aangewezen geachte locatie aan de overzijde van de Houtvaart. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de aangedragen locaties geen beter alternatief bieden ten opzichte van de locatie van de bouwaanvraag. Ten aanzien van de door eiser bij grote voorkeur aangedragen locatie aan de overzijde van de Houtvaart heeft verweerder - mede gelet op de (technische) gegevens en de visie van de vergunninghouder - de locatie niet zozeer op zich, maar voornamelijk wegens de hoge(re) kosten verworpen, omdat deze locatie niet met zwaar materiaal, zoals vrachtauto's, bereikbaar is. Eiser heeft er weliswaar op gewezen dat daar thans een bouwweg is aangelegd voor de bouwactiviteiten in de nabije omgeving, maar deze weg is, naar verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld, niet geschikt voor werkvervoer met het zwaardere materieel dat nodig is voor de aanleg van het rioolgemaal, met name het bezinkbassin. Deze bouwweg, waarlangs thans de in de grond te plaatsen pvc-persleidingen liggen, wordt na beƫindiging van de bouwactiviteiten weer opgeheven, zodat ook voor het toekomstig onderhoud van het rioolgemaal de onbereikbaarheid van deze locatie een gegeven blijft. Verweerder heeft in dit kader tevens van belang geacht dat het bouwplan op eigen grond van de gemeente wordt gerealiseerd, hetgeen de voorkeur heeft boven het richten van een verzoek aan een andere gemeente, in casu Haarlem, om op haar grondgebied te mogen bouwen, temeer nu verweerder geen bezwaren verbonden ziet aan de door de aanvrager bedoelde locatie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder met het onderzoek naar alternatieve locaties voldaan aan het zorgvuldigheidvereiste en aan de motiveringsplicht. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder om die reden niet op de bouwaanvraag, inclusief de daarin gekozen locatie, had mogen beslissen, c.q. de bouwvergunning had moeten weigeren. 2.8 Met betrekking tot de aantasting van eisers woon- en leefomgeving overweegt de voorzieningenrechter dat - naar uit de bouwtekeningen blijkt en ter zitting niet is bestreden - zo gebouwd gaat worden dat de contouren van de voorzieningen ten behoeve van het rioolgemaal in het landschap te zien zullen zijn. Weliswaar bevindt zich het eigenlijke gemaal en het bergbezinkbassin onder de grond, waarboven de groenvoorziening hersteld zal worden, maar behalve het gebouwtje met schakelkast, zullen ook twee putten zichtbaar zijn, omdat deze circa 85 centimeter boven het gras uitsteken, en de betonnen damwand van het bassin, die circa 10 centimeter hoger is dan de thans bestaande (houten) beschoeiing. Hoewel eiser niet ongefundeerd heeft gesteld dat het oeverlandschap van de Houtvaart aldus blijvend wordt veranderd en vervormd, kan niet worden gezegd dat verweerder bij de afweging van dit belang ten opzichte van de onmiskenbare belangen gemoeid met de aanleg van het rioolgemaal, in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het verlenen van vrijstelling. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het bouwplan op advies van een landschapsarchitect vorm heeft gekregen, de verandering van het landschap zoveel mogelijk is beperkt tot het technisch meest noodzakelijke en de groenvoorziening voor het overige in dezelfde staat hersteld wordt. De kap van de treurwilg maakt - anders dan eiser heeft aangevoerd - de situatie niet wezenlijk anders. Daarbij is van belang dat, naar de vergunninghouder ter zitting heeft toegelicht, het ontbreken van de treurwilg geen aanleiding is geweest het gehele ontwerp c.q. de opstelling van de diverse onderdelen van het bouwplan te herzien. 2.9 Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.10 Gegeven de beslissing in de hoofdzaak bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: 3.1 verklaart het beroep ongegrond; 3.2 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en op 1 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat uitsluitend voorzover het de hoofdzaak betreft hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.