Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6677

Datum uitspraak2007-10-26
Datum gepubliceerd2007-10-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7442 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schatting WAO.


Uitspraak

05/7442 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2005, 04/4422 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 26 oktober 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. E. Stap, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2007. Appellant is met bericht van verhindering niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.V. van der Meer. II. OVERWEGINGEN Bij het thans bestreden en op bezwaar genomen besluit van 31 augustus 2004 heeft het Uwv het besluit van 1 oktober 2003 gehandhaafd, waarbij de eerder aan appellant naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% verleende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 30 november 2003 is herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De rechtbank is van oordeel dat het besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag, maar omdat het besluit pas in de beroepsfase arbeidskundig voldoende is onderbouwd, heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard, en het bestreden besluit vernietigd, onder instandlating van de rechtsgevolgen van het besluit en met veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant. Het hoger beroep richt zich tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit. Appellant heeft betwist dat zijn beperkingen door het Uwv op juiste wijze in de zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst zijn verwerkt; vooral met zijn psychische klachten is onvoldoende rekening gehouden. Voorts heeft het Uwv naar de mening van appellant onvoldoende gemotiveerd dat de belasting van de geselecteerde functies binnen de grenzen van de belastbaarheid van appellant blijven, en door hem met zijn opleiding en beperkte beheersing van de Nederlandse taal kunnen worden verricht. Evenals de rechtbank en met overneming van de betreffende overwegingen, is de Raad van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel, dat de beperkingen van appellant door het Uwv zijn onderschat. Bij het opstellen van de arbeidsbeperkingen van appellant is door de (bezwaar)verzekeringsartsen rekening gehouden met alle door appellant geuite klachten. Daarbij zijn de vele informatiebrieven betrokken van de artsen die appellant hebben behandeld. De Raad is van oordeel dat de (bezwaar)verzekeringsartsen in hun rapportages de door hen aangenomen belastbaarheid van appellant overtuigend hebben gemotiveerd. Zoals de bezwaarverzekeringsarts P.M. Cramer met juistheid in zijn notitie van 8 februari 2006 nog eens heeft benadrukt, is onder meer via de ontvangen informatie van de psychiater Lisei expliciet aandacht geweest voor de psychische klachten en beperkingen van appellant. Met deze beperkingen acht het Uwv appellant nog in staat een aantal functies te verrichten, waarmee hij een zodanig inkomen kan verwerven dat een verlies aan verdiencapaciteit resteert van ongeveer 23%. Het gaat daarbij, gelet op het rapport d.d. 24 mei 2005 van de arbeidsdeskundige J.M.H. Veugelaers, om de functies aardappelsorteerder (SBC code 111340), modinette (111160) en algemeen productiemedewerker (272070). Gelet op de uitgebreide bespreking door de bezwaararbeidsdeskundige C.J.T. Neefjes van de belasting van de functies in relatie tot de belastbaarheid van appellant en op de zogenoemde notities functiebelasting d.d. 26 juni 2003, staat voor de Raad voldoende vast dat appellant de genoemde functies met de voor hem vastgestelde beperkingen moet kunnen verrichten. Gelet op hetgeen in de zogenoemde Arbeidsmogelijkhedenlijst is vermeld omtrent het niveau van de betreffende functies, zijn deze naar het oordeel van de Raad in overeenstemming met het opleidingsniveau van appellant. De bezwaararbeidsdeskundige Neefjes heeft naar het oordeel van de Raad in het rapport van 10 augustus 2004 voldoende duidelijk gemaakt dat de beperkte kennis van de Nederlandse taal van appellant zijn toegang tot de functies niet blokkeert. Uit het vorenoverwogene volgt dat de Raad van oordeel is dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2007. (get.) D.J. van der Vos. (get.) M. Gunter. GdJ