Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6637

Datum uitspraak2007-10-10
Datum gepubliceerd2007-11-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers765-R-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet-ontvankelijk nu periode uithuisplaatsing inmiddels is verstreken. Het voornemen om een vordering tot schadevergoeding in te stellen maakt dat niet anders.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 10 oktober 2007 Rekestnummer. : 765-R-07 Rekestnrs. rechtbank : J1 RK 07-450 en J1 RK 07-501 [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: [verzoeker], procureur mr. J.T.R.J. Bracke, tegen de Stichting Bureau Jeugdzorg Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: jeugdzorg. Als belanghebbende is aangemerkt: [belanghebbende], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de moeder. Als informant is aangemerkt: de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Rotterdam, hierna te noemen: de raad. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP [verzoeker] is op 11 juni 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam van 17 april, 25 april, 21 mei en 25 mei 2007. Jeugdzorg heeft op 23 juli 2007 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van [verzoeker] zijn bij het hof op 1 oktober 2007 aanvullende stukken ingekomen. De raad heeft het hof bij brieven van 25 juli en 2 oktober 2007 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Op 3 oktober 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: [verzoeker], bijgestaan door zijn advocaat mr. K. Jebli-Ouazzani en namens jeugdzorg: mw. mr. S. Scheimann en dhr. P. Tuin. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. DE ONTVANKELIJKEID VAN HET HOGER BEROEP [verzoeker] komt in hoger beroep van voormelde beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij, voor zover thans van belang, aan jeugdzorg machtigingen zijn verleend tot plaatsing van [verzoeker] in een normaal beveiligde justitiële jeugdinrichting van 17 april tot 15 mei 2007, van 15 mei tot 24 mei 2007, van 24 mei tot 31 mei 2007 en van 31 mei tot 13 juni 2007. De geldigheidstermijn van die machtigingen is – gelet op de perioden waarvoor zij is verleend – inmiddels verstreken. [verzoeker] heeft daarom geen belang meer bij zijn hoger beroep tegen deze beschikkingen. Hij dient te dien aanzien niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dat [verzoeker], zoals hij heeft betoogd, een gerechtvaardigd belang erbij heeft dat het hof zich uitspreekt over de vraag of de beschikking van 17 april 2007 rechtmatig is gegeven, aangezien een uitspraak behelzende een ontkennend antwoord op die vraag, althans zo begrijpt het hof het betoog, de weg voor hem zou openen een vordering tot schadevergoeding in te stellen, baat hem niet, aangezien het door hem bedoelde belang niet kan gelden als een voor de ontvankelijkheid van het onderhavige hoger beroep genoegzaam belang. Derhalve beslist het hof als volgt. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, van Nievelt en van den Wildenberg, bijgestaan door mr. van der Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2007.