
Jurisprudentie
BB6632
Datum uitspraak2007-10-10
Datum gepubliceerd2007-11-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers5-H-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers5-H-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen verplichting tot alimentatie na echtscheiding voor een kind, dat niet door de man is verwekt, niet is erkend en door het huwelijk niet is geëcht.
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 10 oktober 2007
Rekestnummer : 5-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-760
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. A.J. van Steensel,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. I. Aardom-Fuchs.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 3 januari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 4 oktober 2006.
De vrouw heeft op 15 maart 2007 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 6 april 2007 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 5 september 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 september 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn procureur, en de vrouw, bijgestaan door haar procureur. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsman van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden (echtscheidings)beschikking. Bij deze beschikking is ondermeer de alimentatie ten behoeve van [kind 1], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: [kind 1], [kind 2], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: [kind 2], en [kind 3], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: [kind 3], hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen, met ingang van de dag waarop de echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot aan het moment dat de man niet langer de lasten van de echtelijke woning betaalt bepaald op € 65,- per maand per kind en nadien bepaald op € 240,- per maand per kind. Voorts is daarbij de partneralimentatie met ingang van het moment dat de man niet langer de lasten van de echtelijke woning betaalt bepaald op € 60,- per maand. Tevens is daarbij bepaald dat de kinderen, die hun gewone verblijfplaats bij de vrouw hebben, een weekend per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur en de helft van de schoolvakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen, bij de man zullen zijn.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE HOGER BEROEP
1. In geschil is ten aanzien van de kinderalimentatie, de verplichting van de man om bij te dragen aan de opvoeding en verzorging van [kind 1]. Voorts is in geschil ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie, de draagkracht van de man.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking voor zover betreffende de kinder- en partneralimentatie te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zijn bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en in de kosten van de opvoeding en verzorging van [kind 2] en [kind 3] te bepalen op nihil, althans een bedrag dat het hof juist acht.
3. De vrouw verzoekt het hof het verzoek van de man toe te wijzen, in dier voege dat de bestreden beschikking wordt vernietigd voor zover betreffende de kinder- en partneralimentatie, en verzoekt het hof voorts, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad, de bijdrage van de man in de kosten van de opvoeding en verzorging van [kind 2] en [kind 3] te bepalen op € 250,- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, en de bijdrage van de man in haar levensonderhoud te bepalen op € 269,- dan wel € 208,- per maand, dan wel een bedrag dat het hof juist acht.
Verplichting bijdrage [kind 1].
4. In grief 1 betoogt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat hij een bijdrage in het levensonderhoud van [kind 1] dient te betalen, nu [kind 1] is geboren uit een eerdere relatie van de vrouw, hij haar nimmer heeft erkend en zij, anders dan de vrouw in eerste aanleg heeft betoogd, niet door middel van het huwelijk is geëcht.
5. De vrouw is, gelet op het advies van het Internationaal Juridisch Instituut van 12 februari 2007, hierna te noemen: het IJI-advies, met de man van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de man juridisch vader is van [kind 1], maar stelt dat de man ingevolge artikel 1:395 BW gedurende het huwelijk onderhoudsplichtig was en derhalve tot 8 november 2006, de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, ook jegens [kind 1] was gehouden tot het betalen van een bedrag van € 201,- per maand per kind aan kinderalimentatie, zoals overeengekomen in het convenant ten behoeve van de proefscheiding van 1 april 2005 tot 1 november 2005.
6. Het hof overweegt als volgt. Partijen zijn, mede gelet op het IJI-advies, terecht van mening dat de man niet de juridische vader is van [kind 1]. Gelet hierop is de man ten aanzien van haar niet langer onderhoudsplichtig na 8 november 2006, de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven. De rechtbank heeft dit miskend. De bestreden beschikking dient in zoverre te worden vernietigd. Dat, naar het hof begrijpt, partijen in het kader van hun proefscheiding zijn overeengekomen dat de man gedurende deze proefscheiding een bedrag van € 201,- per maand per kind, derhalve ook ten behoeve van [kind 1], aan de vrouw diende te betalen, kan, wat hier ook van zij, in onderhavig geschil niet worden betrokken, nu de periode van voormelde proefscheiding niet ter toetsing voorligt. Overigens merkt het hof op dat de man ter terechtzitting van het hof heeft toegezegd dat hij ten behoeve van [kind 1] eenzelfde bedrag zal bijdragen als het hof eventueel besluit vast te stellen ten behoeve van de opvoeding en verzorging van [kind 2] en [kind 3].
Draagkracht man
7. In de grieven 2 en 3, in samenhang bezien, stelt de man, samengevat weergegeven, dat zijn draagkracht na de bestreden beschikking door omstandigheden gelegen buiten zijn schuld zodanig is achteruitgegaan dat hij de door de rechtbank opgelegde kinder- en partneralimentatie niet kan voldoen.
8. De vrouw betoogt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de beslissing van de man om zijn baan op te zeggen en te emigreren naar Duitsland niet ten koste mag gaan van zijn onderhoudsverplichtingen jegens haar en de kinderen. Voorts stelt zij dat de draagkracht van de man is toegenomen, nu hij niet langer de lasten van de echtelijke woning betaalt. De man woont inmiddels samen met een nieuwe partner en verblijft daar, naar wordt aangenomen, kosteloos. Dientengevolge heeft hij geen woonlasten meer en is hij in staat om ten behoeve van de opvoeding en verzorging van [kind 2] en [kind 3] € 250,- per maand per kind aan kinderalimentatie en € 269,- per maand aan partneralimentatie te betalen. Indien de man, naar gesteld, een woonlast heeft van € 600,- aan kale huur, hetgeen hij niet heeft onderbouwd, is hij in staat om € 208,- per maand aan partneralimentatie te betalen.
9. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de man, die sinds de bestreden beschikking voor zijn inkomen uitsluitend is aangewezen op een werkloosheidsheiduitkering, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij buiten zijn schuld onvoldoende draagkracht heeft om aan de door de rechtbank bij de bestreden beschikking opgelegde alimentatieverplichtingen te kunnen voldoen. Het hof stelt vast dat de man een zware periode achter de rug heeft en acht het aannemelijk dat die zijn weerslag heeft (gehad) op zijn geestelijke gesteldheid en daarmee zijn vermogen om te werken. Echter, het hof acht de man, gelet op zijn opleiding en werkervaring, die zijn kansen op de arbeidsmarkt gunstig beïnvloeden, redelijkerwijs in staat om met ingang van 1 maart 2008 opnieuw een zodanig inkomen te verwerven dat hij, bij gelijkblijvende lasten, de door de rechtbank bij de bestreden beschikking vastgestelde partneralimentatie van (na overdracht van de echtelijke woning op 1 mei 2007) thans € 60,- per maand en kinderalimentatie van thans € 240,- per maand per kind ten behoeve van [kind 2] en [kind 3] (opnieuw) kan voldoen. Het hof houdt hierbij geen rekening met de door de man als last opgevoerde bijdrage ten behoeve van [kind 1], nu de man deze vrijwillig is aangegaan.
10. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de man tot 1 maart 2008 geen kinder- en partneralimentatie toelaat. Voor zover de vrouw desondanks alimentatie heeft ontvangen, zal het hof, gelet op het consumptief karakter ervan, bepalen dat zij het ontvangene niet behoeft terug te betalen.
BEOORDELING VAN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
11. In geschil is de omgang.
12. De vrouw verzoekt het hof de omgang tussen de man en de kinderen te beperken tot de vakanties, nu zij de door de rechtbank vastgestelde weekendregeling, mede vanwege de afstand van ongeveer 450 kilometer tussen de woonplaats van de man en de verblijfplaats van de kinderen, te belastend vindt.
13. Ter terechtzitting van het hof heeft de man voorgesteld dat hij minstens een weekend van vier dagen per maand omgang heeft met de kinderen. Daarbij heeft hij het hof verzocht te bepalen wie de kinderen haalt en brengt.
14. Niet ter discussie staat dat het in het belang van alle drie de kinderen is dat zij omgang met de man hebben. Het hof is echter van oordeel – nog daargelaten de onuitvoerbaarheid in verband met de leerplicht van de kinderen – dat een regeling zoals door de man gewenst, te belastend is voor de kinderen en derhalve niet in hun belang. Het hof neemt hiertoe in aanmerking de te overbruggen afstand tussen de woonplaats van de man en de verblijfplaats van de kinderen, het feit dat de kinderen in Nederland hun sociale leven hebben (welke daarmee gepaard gaande activiteiten zich vaak in het weekend afspelen) en het gegeven dat het voor de kinderen belangrijk is dat de omgang niet teveel onrust met zich brengt. Gelet hierop acht het hof een omgangsregeling beperkt tot de helft van de vakanties het meest in het belang van de kinderen, waarbij het hof het redelijk acht te bepalen dat de man de kinderen haalt en brengt, nu hij zelf ervoor heeft gekozen om te emigreren naar Duitsland en aldus zich (geografisch) te verwijderen van de kinderen. Tenslotte merkt het hof op dat het de man, wanneer hij dat wil, vrijstaat om, in overleg met de vrouw, de kinderen tussentijds in Nederland te bezoeken.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover de rechtbank ten laste van de man een bijdrage in de opvoeding en verzorging van [kind 1] heeft vastgesteld en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de vrouw in zoverre alsnog af;
bepaalt – met dienovereenkomstige wijziging van de bestreden beschikking – de door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [kind 2] en [kind 3] tot 1 maart 2008 op nihil;
bepaalt – met dienovereenkomstige wijziging van de bestreden beschikking – de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie tot 1 maart 2008 op nihil;
bepaalt dat de vrouw de alimentatie die zij tot nu toe voor haarzelf en de kinderen heeft ontvangen niet behoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de kinderen een weekend per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur en de helft van de feestdagen bij de man zullen zijn en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de kinderen gedurende de helft van de schoolvakanties bij de man verblijven en de man de kinderen haalt en brengt;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Mos-Verstraten en Kamminga, bijgestaan door mr. van Elden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2007.