Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6620

Datum uitspraak2007-10-23
Datum gepubliceerd2007-10-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/2225
Statusgepubliceerd


Indicatie

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak. Beroep gegrond. De rechtbank stelt vast dat geen aanvullende onderzoeksrapportages zijn overgelegd terzake de luchtkwaliteit en de verkeersveiligheid ter plaatse. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb en artikel 7:12 van de Awb.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 07/2225 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2007 in[eiser] [eisers], wonende te Utrecht, eisers, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder. Inleiding 1.1 Het beroep heeft betrekking op het besluit van verweerder van 9 juli 2007, waarbij vrijstelling is verleend voor de duur van vier jaar voor het aanleggen van 80 tijdelijke parkeerplaatsen op het adres [adres] te Utrecht. 1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 23 oktober 2007, waar eiser [eiser] in persoon is verschenen, bijgestaan door drs. C. van Oosten, werkzaam bij Bureau Rechtsbescherming te Utrecht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.T.J. Oosterwegel, werkzaam bij de gemeente Utrecht. Het beroep is behandeld gelijktijdig met het beroep van [naam] dat bij de rechtbank is geregistreerd onder nummer SBR 07/2279. Beslissing Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en: 2.1 het beroep gegrond verklaard; 2.2 het besluit van 9 juli 2007 vernietigd; 2.3 bepaald dat de gemeente Utrecht het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,- aan hen vergoedt; 2.4 verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 644,- te betalen door de gemeente Utrecht. Gronden 3.1 Bij uitspraak van 5 september 2007 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BB3368) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het bestreden besluit geschorst tot de uitspraak op het beroep van eisers. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat verweerder nader moet ingaan op de verkeersveiligheid ter plaatse en dat verweerder een nader onderzoek moet verrichten naar de luchtkwaliteit, mede gelet op de door eisers aangedragen kritiekpunten op de door verweerder ingediende luchtkwaliteitsrapportage van 30 maart 2006. 3.2 De rechtbank kan zich geheel vinden in het - toen nog voorlopige - oordeel van de voorzieningenrechter. De rechtbank stelt vast dat geen aanvullende onderzoeksrapportages zijn overgelegd terzake de luchtkwaliteit en de verkeersveiligheid ter plaatse. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder geen onderzoek heeft verricht naar de gevolgen die het besluit heeft voor de luchtkwaliteit op het moment waarop ingebruikname van het terrein als parkeergelegenheid is beoogd. Evenmin is bijvoorbeeld aannemelijk gemaakt dat het aantal verkeersbewegingen dat in de autonome situatie op het perceel plaatsvindt, juist is ingeschat. Nu geen nadere onderzoeksrapportages zijn overgelegd, is de conclusie van verweerder dat het verlenen van vrijstelling niet in strijd is met de normen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005, onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Eveneens moet geconcludeerd worden dat door het achterwege blijven van een daartoe toegespitst onderzoek niet duidelijk is of het belang van de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd is. 3.3 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Ook is het besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb waarin is bepaald dat het besluit dient te berusten op een deugdelijke en draagkrachtige motivering. De rechtbank verklaart het beroep om die reden gegrond en vernietigt het bestreden besluit. 3.4 De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-) als kosten van verleende rechtsbijstand. De mondelinge uitspraak is gewezen door mr. R.P. den Otter op 23 oktober 2007. Aldus opgemaakt door de griffier. De griffier: De rechter: mr. M.S.D. de Weerd mr. R.P. den Otter Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Let wel: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.