Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6618

Datum uitspraak2007-10-16
Datum gepubliceerd2007-10-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.605008-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij als medewerker van een sportschool zijn lusten heeft botgevierd op een 14-jarige bezoekster van de sportschool. De rechtbank is van oordeel dat het hier een ernstig feit betreft waarbij verdachte door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het jeugdige slachtoffer.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en -land verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1974, wonende [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2007 en op 2 oktober 2007. De rechtbank heeft op 3 juli 2007 een tussenvonnis in deze zaak gewezen, omdat haar was gebleken dat het onderzoek ter zitting op 19 juni 2007 niet volledig is geweest. De verdachte was aanwezig ter terechtzitting van 19 juni 2007, maar hij is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, op de terechtzitting van 2 oktober 2007 niet verschenen. Mr. S.M. Klomp, advocaat te Assen, trad op 19 juni 2007 en op 2 oktober 2007 op als raadsvrouw van de verdachte. De officier van justitie Mr. H.H. Louwes acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: - een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; - een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van €. 518,--, alsmede het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partij. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 24 oktober 2006 in de gemeente Emmen met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1992, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig, meermalen, - tikken/strelen, althans aanraken met zijn, verdachtes handen tegen de billen van die [naam slachtoffer] en/of - strelen, althans aanraken van de borst(en) van die [naam slachtoffer] en/of - van achteren bij de heup(en) pakken van die [naam slachtoffer] en/of - (vervolgens) (daarbij)(het) drukken en/of (het) bewegen van zijn geslachtsdeel en/of zijn (onder-)lichaam tegen (de billen van) die [naam slachtoffer]. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 24 oktober 2006 in de gemeente Emmen met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer]1992, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig, - aanraken met zijn, verdachtes handen tegen de billen van die [naam slachtoffer] en - aanraken van de borsten van die [naam slachtoffer] en - van achteren bij de heupen pakken van die [naam slachtoffer] en - vervolgens daarbij het drukken en het bewegen van zijn geslachtsdeel tegen de billen van die [naam slachtoffer]. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezen verklaarde levert op: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht; STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 1 februari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld; De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval naast het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf het opleggen van een werkstraf voor de duur van 120 uren geboden is. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij als medewerker van een sportschool zijn lusten heeft botgevierd op een 14-jarige bezoekster van die sportschool. De rechtbank is van oordeel dat het hier een ernstig feit betreft waarbij verdachte door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het jeugdige slachtoffer. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt en is niet weersproken. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot het bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 518,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van € 518,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter, en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. N.R. Boonstra, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 oktober 2007.