
Jurisprudentie
BB6541
Datum uitspraak2007-10-26
Datum gepubliceerd2007-10-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/557214-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/557214-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Treinmachinist veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren.
Bewezenverklaring van het aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt en het aan zijn schuld te wijten zijn dat gevaar ontstond voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, terwijl het feit iemands dood te gevolge had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, bij niet verrichten vervangende hechtenis gedurende 120 dagen. De rechtbank heeft in haar strafmaat meegewogen het onomkeerbare gevolg van het ongeval en het blijvende leed bij het slachtoffer en de nabestaanden van het overleden slachtoffer. Anderzijds heeft zij meegewogen dat de verdachte door het gebeurde reeds zwaar is gestraft; maatschappelijk, door zijn eigen schuldbesef en door zijn werkgever. Tevens is de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/557214-07
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2007
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2007.
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen, die aanwijzing zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte, zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5 was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 1], stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5 en/of de heer [slachtoffer 2] zich op korte afstand van die vrachtauto/bedrijfsauto bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto/bedrijfsauto, tengevolge waarvan die vrachtauto/bedrijfsauto is gedraaid en/of voornoemde [slachtoffer 2] onder die vrachtauto/bedrijfsauto terecht is gekomen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 2] zodanig letsel, te weten thoraxletsel en/of een schedelbasisfractuur en/of een open fractuur en/of een open wond van het been heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
art 308 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 307 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen, zijnde die aanwijzing: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5
immers heeft hij, verdachte, zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5 was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 1], stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto/bedrijfsauto,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een bloeding in de hersens en/of een gebroken nekwervel heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
art 308 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem, als bestuurder van trein (31248), zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld te wijten gevaar is ontstaan voor het verkeer op het spoor en/of op de/het overweg/overpad,
hebbende hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft nagelaten om een aanwijzing, van de treindienstleider op te volgen, zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5 was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 1], stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5 en/of de heer [slachtoffer 2] zich op korte afstand van die vrachtauto/bedrijfsauto bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto/bedrijfsauto, tengevolge waarvan die vrachtauto/bedrijfsauto is gedraaid en/of voornoemde [slachtoffer 2] onder die vrachtauto/bedrijfsauto terecht is gekomen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] zodanig letsel, te weten thoraxletsel en/of een schedelbasisfractuur en/of een open fractuur en/of een open wond van het been heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden
en/of
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen;
art 165 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 165 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er aan de zijde van verdachte geen sprake was van verwijtbare schuld in de zin van de artikelen 165, 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voert hiertoe aan:
Verdachte kreeg van het personeel van de Centrale Meldkamer de aanwijzing dat hij bij overweg 7.5 tijdig snelheid moest verminderen tot maximaal 10 km per uur, herhaald fluitsein moest geven en stoppen als de veiligheid van het verkeer dat vordert.
Deze aanwijzing werd gegeven in verband met een technische storing aan de A.H.O.B.’s (Automatische Halve Overweg Bomen) bij overweg 7.5. Verdachte heeft echter de aanwijzing niet op de overweg 7.5 geprojecteerd, maar op de 4 kilometer verderop gelegen overweg bij Eefde. Het bord op 8.3 met de aankondiging van overweg 7.5 heeft hem niet gealerteerd, omdat de aanwijzing in zijn hoofd zat als één die op dat moment nog zo’n 5 kilometer verderop was. Verdachte had de volkomen intentie om aan de aanwijzing te voldoen, maar hij heeft zich vergist en is daarmee één van de conditiones sine qua non
(voorwaarden zonder welke het gevolg niet zou zijn ingetreden) voor het fatale ongeluk geworden. Echter is dit onvoldoende om bewijs van aanmerkelijke schuld aan te nemen. Er was immers enkel die vergissing en er kwam niets bij waarvan verdachte een verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft zijn vergissing op geen enkele manier “in de hand gewerkt”. De gruwelijke gevolgen van het ongeluk noch de Garantenstellung maken dit anders. De ten laste gelegde feiten zijn géén door het gevolg gekwalificeerde delicten. De Garantenstellung schept strengere eisen van zorgvuldigheid, maar gaat niet zover dat er een strafrechtelijke risicoaansprakelijkheid ontstaat. De vergissing van verdachte vraagt om actie van hemzelf, van zijn werkgever, van de zijn toezichthouder, maar niet persé van de strafrechter.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in het onderliggende dossier voldoende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, aanwezig zijn om tot wettig en overtuigend bewijs van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te komen. De verdediging heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Voor de verdachte geldt, in de uitoefening van zijn beroep als treinmachinist, een bijzondere zorgplicht (culpa brevis). De verdachte werd door de dienstaanwijzing gewaarschuwd, verhoogde waakzaamheid is dan geboden. Het zonder meer aannemen op basis van routine waar de betreffende spoorwegovergang 7.5 zich bevond, is dan niet voldoende, de informatie dient te worden geverifieerd. De aankondiging van overweg 7.5 staat bij paal 8.3 en vanaf dat punt is het nog 1000 meter tot de betreffende overweg. De verdachte heeft ook het bord bij paal 8.3 gemist.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 15 januari 2007 te Almen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen, die aanwijzing zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer per uur bij het naderen van overweg 7.5,
immers heeft hij, verdachte, zich er niet van vergewist dat hij overweg 7.5 was genaderd en bij het naderen van overweg 7.5 gereden met een snelheid van 119 kilometer per uur en ter hoogte van overweg 7.5 gereden met een snelheid van 80 kilometer per uur, waardoor hij, verdachte, voornoemde trein niet vóór overweg 7.5 tot stilstand kon brengen, terwijl een vrachtauto bestuurd door de heer [slachtoffer 1] stilstond op voornoemde overweg 7.5 en de heer [slachtoffer 2] zich op korte afstand van die vrachtauto bevond,
waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto, tengevolge waarvan die vrachtauto is gedraaid en voornoemde [slachtoffer 2] onder die vrachtauto terecht is gekomen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 2] zodanig letsel, te weten thoraxletsel en een schedelbasisfractuur en een open fractuur en een open wond van het been heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij op 15 januari 2007 te Almen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen, zijnde die aanwijzing: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer per uur bij het naderen van overweg 7.5
immers heeft hij, verdachte, zich er niet van vergewist dat hij overweg 7.5 was genaderd en bij het naderen van overweg 7.5 gereden met een snelheid van 119 kilometer per uur en ter hoogte van overweg 7.5 gereden met een snelheid van 80 kilometer per uur, waardoor hij, verdachte, voornoemde trein niet vóór overweg 7.5 tot stilstand kon brengen, terwijl een vrachtauto bestuurd door de heer [slachtoffer 1], stilstond op voornoemde overweg 7.5,
waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en een bloeding in de hersens en een gebroken nekwervel heeft bekomen;
3.
hij op 15 januari 2007 te Almen als bestuurder van een trein (31248), zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld te wijten gevaar is ontstaan voor het verkeer op het spoor en op de overweg,
hebbende hij, verdachte,
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft nagelaten om een aanwijzing, van de treindienstleider op te volgen, zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer per uur bij het naderen van overweg 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet van vergewist dat hij overweg 7.5 was genaderd en bij het naderen van overweg 7.5 gereden met een snelheid van 119 kilometer per uur en ter hoogte van overweg 7.5 gereden met een snelheid van 80 kilometer per uur waardoor hij, verdachte, voornoemde trein niet vóór overweg 7.5 tot stilstand kon brengen, terwijl een vrachtauto bestuurd door de heer [slachtoffer 1], stilstond op voornoemde overweg 7.5 en de heer [slachtoffer 2]
zich op korte afstand van die vrachtauto bevond,
waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto, tengevolge waarvan die vrachtauto is gedraaid en voornoemde [slachtoffer 2] onder die vrachtauto terecht is gekomen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] zodanig letsel, te weten thoraxletsel en een schedelbasisfractuur en een open fractuur en een open wond van het been heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden
en
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
t.a.v. feit 1:
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn;
t.a.v. feit 2:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
t.a.v. feit 3:
het aan zijn schuld te wijten zijn dat gevaar ontstond voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, terwijl het feit iemands dood ten gevolge had.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij [slachtoffer 1], nu deze vordering van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding en teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan de rechthebbende.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat, door de handelswijze van verdachte, de heer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en de heer [slachtoffer 2] is komen te overlijden. Het onomkeerbare gevolg van het overlijden van de heer [slachtoffer 2] zal blijvend leed en gevoelens van onmacht bij de nabestaanden tot gevolg hebben. Bij de heer [slachtoffer 1] is sprake van zeer ernstig letsel, waarbij onder andere het cognitieve gedeelte van de hersens is beschadigd. Een strafoplegging, in welke vorm dan ook, zal het leed nimmer ongedaan kunnen maken.
Anderzijds heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte door het gebeurde reeds zwaar is gestraft; maatschappelijk, door zijn eigen schuldbesef en door zijn werkgever. Tevens is de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de na te noemen rechthebbende.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 15.000,= gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijk rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 22c, 22d, 55, 165, 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
- 1 stuks papier, kleur wit, tsb, betreft aanwijzing snelheid begrenzen trein 31248;
- 1 band, kleur zwart, SONY dps-3, digital recording marathon Arnhem start 19.12.06;
- 1 stuks tekening, betreft baanvaktekening Lochem-Zutphen;
- 1 Cd-rom, kleur zilver, Memorex, bevat gesprekken treindienstleider-machinist;
- 1 telefoonkaart, kleur grijs, Nokia 3310.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2007.