Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6507

Datum uitspraak2007-10-24
Datum gepubliceerd2007-10-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers229869/ HA ZA 07-828
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betekening dagvaarding. Onbekende woonplaats.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 229869 / HA ZA 07-828 Vonnis van 24 oktober 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CHECKPOINT CONSULTANCY B.V., gevestigd te Utrecht, eiseres, procureur mr. J. van Ravenhorst, tegen [gedaagde], zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten, gedaagde, niet verschenen. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - het tegen gedaagde verleende verstek. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De beoordeling 2.1. De onderhavige dagvaarding is aan gedaagde betekend op de wijze die is voorgeschreven in artikel 54 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) voor gedaagden met een onbekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland. Deze betekeningswijze mag alleen worden toegepast, indien na onderzoek door of namens de dagvaardende partij moet worden vastgesteld dat gedaagde geen bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland heeft. Indien uit een dergelijk onderzoek een woon- of verblijfplaats van gedaagde zou zijn gebleken, maar is nagelaten dit onderzoek te verrichten is geen sprake van een “onbekende woonplaats” in de zin van artikel 54 Rv en is de dagvaarding vanwege een onjuiste wijze van betekening in beginsel nietig. 2.2. In de dagvaarding is niets gesteld over het verrichten van een onderzoek in vorenbedoelde zin. Op basis van de overgelegde stukken rijst bij de rechtbank een ernstig vermoeden dat eiseres ten tijde van de betekening van de onderhavige dagvaarding wel degelijk beschikte over een bekende woon-of verblijfplaats van gedaagde. Uit het als productie 11 overgelegde beslagrekest d.d. 23 maart 2007 blijkt immers dat eiseres ten tijde van het indienen van dat rekest bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank bekend was met een woonplaats van gedaagde in de Verenigde Staten van Amerika (Salem, New York). Uit de eveneens als productie 11 overgelegde reactie van mr. F.B.M. Groos, advocaat te Haarlem, van 29 maart 2007 op dit beslagrekest (dat tevens aan de raadsman van eiseres is verzonden) blijkt voorts dat eiseres op dat moment bekend was met het feit dat gedaagde was voorzien van rechtsbijstand van een in Nederland gevestigde advocaat. In de dagvaarding is niet aangegeven waarom betekening van het onderhavige exploot van dagvaarding aan de hiervoor bedoelde woonplaats in de Verenigde Staten of aan het adres van de raadsman van gedaagde niet mogelijk was. 2.3. Niet kan worden uitgesloten dat eiseres het onder 2.1 bedoelde onderzoek heeft verricht en een goede grond had om het exploot van dagvaarding niet aan de laatst bekende woonplaats van gedaagde in de Verenigde Staten of aan het adres van de raadsman van gedaagde te betekenen, en dat eiseres slechts heeft verzuimd van het onderzoek en de inhoud daarvan melding te maken in de dagvaarding. Indien dat het geval is, kan niet worden geoordeeld dat het exploot van dagvaarding lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt. 2.4. De rechtbank zal eiseres dan ook de gelegenheid geven zich bij akte uit te laten over het antwoord op de vraag: - of eiseres onderzoek heeft gedaan of laten doen naar de woon- en verblijfplaats van gedaagde voordat zij tot betekening van het onderhavige exploot van dagvaarding is overgegaan; - zo ja, waaruit dat onderzoek heeft bestaan, en - waarom betekening van de onderhavige dagvaarding aan de woonplaats van gedaagde in de Verenigde Staten van Amerika of aan het adres van de raadsman van gedaagde niet mogelijk was. 2.5. De beslissing zal voor het overige worden aangehouden. 3. De beslissing De rechtbank 3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 november 2007 voor het nemen van een akte door eiseres over hetgeen is vermeld onder 2.4, 3.2. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Delft-Baas en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2007. w.g. griffier w.g. rechter