Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6503

Datum uitspraak2007-10-16
Datum gepubliceerd2007-10-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersBK-06/00147
Statusgepubliceerd


Indicatie

De Verordening rioolrechten 2005 van de gemeente Jacobswoude voorziet in een rioolafvoerretributie. De Inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afvoer in de zin van de Verordening.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE eerste meervoudige belastingkamer 16 oktober 2007 nummer BK-06/00147 UITSPRAAK op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 april 2006, nr. AWB 05/4572, betref-fende de na te noemen aan hem opgelegde aanslagen. 1. Aanslagen, bezwaar en beroep 1.1. Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 maart 2005, voor het jaar 2005 op één biljet verenigde aanslagen in het ri-oolrecht opgelegd van de gemeente Jacobswoude ter zake van de afvoer van afvalwater vanuit het perceel a-straat 1 (hierna: de aanslag a-straat 1) onderscheidenlijk vanuit het perceel a-straat 3 (hierna: de aanslag a-straat 3). 1.2. Bij uitspraken op de bezwaren van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Jacobswoude (hierna: de Inspecteur) belanghebbendes bezwaren tegen de aanslagen afgewezen. 1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij de rechtbank beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij voormelde uitspraak het beroep tegen de uitspraak inzake de aanslag a-straat 1 ongegrond verklaard en heeft de aanslag a-straat 3 verminderd. 2. Loop van het geding in hoger beroep 2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 4 september 2007, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur verschenen. Belanghebbende heeft bij brief van 15 augustus 2007 de griffier medegedeeld dat hij niet op de zitting zal verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. 3. Vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende vast. 3.1. Belanghebbende is eigenaar van twee percelen, plaatselijk be-kend als a-straat 1 en 3 te Z, gemeente Jacobswoude. Belanghebben-de heeft eerst a-straat 1 aangekocht. Nadien kocht hij a-straat 3, onder meer vanwege de aanwezigheid van een wateraansluiting. Na de aankoop van a-straat 3 heeft belanghebbende de wateraansluiting doorgetrokken naar a-straat 1. Het verbruik van water vindt uit-sluitend plaats op a-straat 1. 3.2. Op ieder van de percelen heeft hij een caravan geplaatst. Belanghebbende maakt van a-straat 1 gebruik in de periode van 1 april tot en met 30 september. De caravan die belanghebbende heeft geplaatst op het perceel a-straat 3 staat permanent leeg. 3.3. Tussen de gemeente Jacobswoude en belanghebbende is in juli 2004 een ”Overeenkomst tot vestiging van een recht van opstal (perceelaansluiting)” tot stand gekomen waarbij – samengevat weer-gegeven – belanghebbende aan de gemeente een recht van opstal ver-leent om aan te leggen, te hebben en te (onder)houden een riool-leiding met toebehoren voor het afvoeren van afvalwater en fecali-en. Ten tijde van de zitting van het Hof was het opstalrecht nog niet bij notariële akte gevestigd. Belanghebbende was voor de aan-sluiting van de beide percelen een bedrag verschuldigd van € 4.537,80. 3.4. Uit een ”Protocol van oplevering aansluiting nummer xx0001” blijkt dat de rioolinstallatie ten behoeve van a-straat 1 op 23 december 2004 is opgeleverd door het in bedrijf stellen van de in-stallatie en die aan te sluiten op het gemeentelijk rioolnet. Uit een ”Protocol van oplevering aansluiting nummer xx0003” blijkt dat de rioolinstallatie ten behoeve van a-straat 3 op 11 januari 2005 is opgeleverd door het in bedrijf stellen van de installatie en die aan te sluiten op het gemeentelijk rioolnet. 3.5. Uit een schermafdruk het waterleidingbedrijf blijkt dat in de periode van 1 maart 2004 tot 22 februari 2005 aan belanghebbende op het locatieadres a-straat 3 102 kubieke meter water is gele-verd. Ook in de daaraan voorafgaande verbruiksperiodes, teruggaand tot 1991, is aan belanghebbende water geleverd. 3.6. Bij besluit van 24 maart 1998 heeft het college van burge-meester en wethouders van de gemeente Jacobswoude besloten het sectorhoofd Financiën aan te wijzen als de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeente-wet voor ondermeer de heffing van rioolrecht. Het besluit is be-kendgemaakt door mededeling daarvan op de gemeentepagina in het periodiek ”Het witte weekblad” van 1 april 1998. Daarbij is ver-meld dat de vastgestelde besluiten/regelingen ter inzage liggen in het gemeentehuis bij de sector Financiën, afdeling Belastingen, en aldaar tegen vergoeding in afschrift verkrijgbaar zijn. 3.7. De Raad van de gemeente Jacobswoude heeft in zijn openbare vergadering van 23 december 2004 de "Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2005" (hierna: de Verorde-ning) vastgesteld. Het raadsbesluit is bekendgemaakt op een met artikel 139 van de Gemeentewet overeenstemmende wijze door me-dedeling daarvan op de gemeentepagina in het periodiek ”Het witte weekblad” van 29 december 2004. Daarbij is vermeld dat de vastgestelde verordening ter inzage ligt op de afdeling Finan-ciën, afdeling Belastingen, en aldaar tegen vergoeding in af-schrift verkrijgbaar is. 3.8. Blijkens de considerans van de Verordening berust het daarin vastgestelde rioolrecht op artikel 229, eerste lid, aanhef en on-derdeel a, van de Gemeentewet. Artikel 2 van de Verordening luidt als volgt: Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplicht. 1. Onder de naam ’rioolrechten’ wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigen-dom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een eigendom niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 ten ge-bruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan. 4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen 4.1. Tussen partijen in geschil of de aanslagen, zoals zij lui-den na de uitspraak van de rechtbank, terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld, hetgeen de Inspecteur stelt, doch belanghebbende bestrijdt. 4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken. 5. Overwegingen omtrent het geschil 5.1. Door vermelding in het ”witte weekblad” dat het in 3.6 vermelde besluit en de in 3.7 vermelde verordeningen zijn vast-gesteld en goedgekeurd en ter inzage zijn gelegd op de hiervoor aangegeven wijze, en de omstandigheid dat de tekst van het be-sluit en de verordening verkrijgbaar is gesteld, is voldaan aan de ten aanzien van bekendmaking van algemeen verbindende voor-schriften in artikel 139, tweede lid, van de Gemeentewet ge-stelde eisen voor bekendmaking. 5.2. Gelet op hetgeen hiervoor en onder 3.6 is vermeld is de Inspecteur bevoegd om voor de rechtbank en in de onderhavige procedure voor het Hof verweer te voeren. Grief I treft derhal-ve geen doel. 5.3. Voor de beantwoording van de in geschil zijnde vraag is van belang of het van eiser geheven rioolrecht een rioolaan-sluitingsretributie dan wel een rioolafvoerretributie is. Bij de rioolaansluitingsretributie speelt het feitelijk gebruik dat de belastingplichtige van (de aansluiting op) de riolering maakt geen rol. Deze retributie wordt geheven ter zake van het genot dat de eigenaar of de gebruiker van een eigendom ontleent aan de aanwezigheid van een aansluiting op de gemeentelijke ri-olering doordat die aansluiting de gebruikswaarde van het ei-gendom verhoogt. De zo-even bedoelde verhoging van de gebrui-kerswaarde doet zich ook voor ingeval vanuit het eigendom geen afvalwater op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Het belastbare feit van de rioolafvoerretributie daarentegen is de door de gemeente verleende dienst, bestaande uit de afvoer van afvalwater via de gemeentelijke riolering. Vindt geen afvoer van afvalwater plaats, dan kan geen rioolafvoerretributie wor-den geheven. Vindt afvoer van afvalwater plaats, dan kan deze retributie worden geheven, ongeacht de hoeveelheid van het af-gevoerde afvalwater. 5.4. Het Hof is met de Inspecteur van oordeel dat de verorde-ning voorziet in de heffing van een rioolafvoerretributie (ver-gelijk Hoge Raad 3 maart 2002, nr. 36 808, BNB 2004/20). 5.5. De Inspecteur heeft gesteld dat a-straat 1 op 23 december 2004 en a-straat 3 op 11 januari 2005 is aangesloten op het ge-meentelijk rioolnet, en heeft ter onderbouwing van die stelling de in 3.4 vermelde protocollen in het geding gebracht. Belanghebbende heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat de aansluitingen op een later tijdstip werden gerealiseerd. Het enkele feit dat de pompen mogelijkerwijs niet goed functioneerden doet daaraan niet af. Grief IV faalt der-halve. 5.6. Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat de door belang-hebbende gestelde omstandigheden dat hij tegen zijn wil ermee heeft ingestemd dat de percelen a-straat 1 en a-straat 3 op de ri-olering werden aangesloten, dat de kosten van die aansluitingen geheel of gedeeltelijk op eiser zijn verhaald, dat vanuit het per-ceel a-straat 1 uitsluitend in de maanden april tot en met septem-ber afvalwater wordt afgevoerd, dat de riolering zich (mede) in aan belanghebbende toebehorende grond bevindt, dat de gemeente Ja-cobswoude hem niet vooraf heeft geïnformeerd over de heffing van het rioolrecht en dat belanghebbende niet op de hoogte was van de publicatie van de verordening, niet wegnemen dat het in artikel 2 van de verordening genoemde belastbare feit zich met betrekking tot a-straat 1 heeft voorgedaan. Hetgeen belanghebbende dienaan-gaande en ook overigens heeft aangevoerd leidt niet tot de conclu-sie dat de aanslag a-straat 1 onterecht of tot een te hoog bedrag is opgelegd. In zoverre falen ook de overige grieven. 5.7. Belanghebbende heeft aangevoerd dat a-straat 3 niet door hem of anderen wordt gebruikt, dat de op het eigendom staande stacaravan permanent leegstaat en dat vanaf dat perceel geen afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De Inspecteur heeft zulks bestreden en heeft ter onderbouwing daarvan verwezen naar bijlage 3 bij het verweerschrift in eer-ste aanleg. Die bijlage behelst een overzicht van de acties van de pomp die is geplaatst op a-straat 3 (hierna: de pomp op 3) in de periode van 23 december 2004 tot en met 24 augustus 2005. Uit het overzicht blijkt dat in de periode januari 2005 tot 14 juli 2005 de pomp op zeer onregelmatige tijdstippen heeft ge-draaid, verscheidene keren nadat de pomp handmatig was gestart. De duur daarvan was veelal niet langer dan enkele minuten. Uit het door de Inspecteur in eerste aanleg in het geding gebrachte bijlage 4, welke bijlage een overzicht behelst van de acties in de periode van 23 december 2004 tot en met 24 augustus 2005 van de pomp die is geplaatst op a-straat 1 (hierna: de pomp op 1), blijkt dat de pomp op 1 in die periode zeer regelmatig en meer-dere malen per week draaide en slechts een enkele keer werd ge-calibreerd. Voorts blijkt dat de pomp op 1 slechts enkele keren na de ingebruikneming daarvan handmatig is gestart, terwijl de pomp op 3 zeer veelvuldig handmatig moest worden gestart en ge-calibreerd. Uit een en ander leidt het Hof het vermoeden af dat de pomp op 3, gelijk belanghebbende heeft gesteld, niet naar behoren functioneerde. Niet valt uit te sluiten dat de proble-men met de pomp op 3 konden ontstaan juist vanwege het feit dat geen afvalwater werd afgevoerd. Evenmin valt uit te sluiten dat pompen als de onderhavige gedurende enige tijd kunnen draaien ook indien geen afvalwater wordt afgevoerd. Het enkele feit dat in het overzicht wordt vermeld “Pomp draait” of “Running Manu-ally” kan derhalve niet zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, tot het oordeel leiden dat vanaf het perceel a-straat 3 direct of indirect afvalwater op de gemeentelijke riolering is afgevoerd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat met het in het geding brengen van voormelde bijlage 3 de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat vanaf het perceel a-straat 3 sprake is van afvoer in de zin van de Verordening. 5.8. De Inspecteur heeft ter zitting nog gesteld dat sprake is van afvoer van hemelwater vanaf het perceel a-straat 3 naar het riool. Nu evenwel niet is komen vast te staan dat daarvoor een of meer afvoerputten aanwezig zijn op een van of beide perce-len, gaat het Hof ervan uit dat afvoer van hemelwater via het riool niet kan plaatsvinden. 5.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond is voor wat betreft de aanslag a-straat 1 en dat de aanslag a-straat 3 dient te worden vernietigd. 6. Proceskosten en griffierecht 6.1. Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroor-delen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten in hoger beroep, nu gesteld noch gebleken is dat deze gemaakt zijn. 6.2. Wel dient de gemeente het van belanghebbende geheven grif-fierecht van € 105 aan hem te vergoeden. 7. Beslissing Het Gerechtshof: ? bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het gaat om de aanslag a-straat 1 en de vergoeding van het griffierecht; ? vernietigt de uitspraak voor het overige; ? vernietigt de uitspraak op het bezwaarschrift van 9 juni 2005 inzake de aanslag a-straat 3; ? vernietigt de aanslag a-straat 3; ? gelast de gemeente het van belanghebbende geheven griffie-recht van € 105 aan hem te vergoeden. Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Vonk, Van Knobelsdorff en Savelbergh. De beslissing is op 16 oktober 2007 in het open-baar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier. w.g. Postema Vonk aangetekend aan partijen verzonden: Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instel-len bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; - de gronden van het beroep in cassatie. Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.