Jurisprudentie
BB6501
Datum uitspraak2007-09-28
Datum gepubliceerd2007-10-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/839323-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/839323-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Openbaar ministerie niiet ontvankelijk verklaard omdat verdachte ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839323-06
Datum uitspraak: 28 september 2007
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
….,
geboren te …. op …..,
wonende te …...
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 september 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het preliminair verweer van de raadsman van verdachte en hetgeen van de zijde van de officier van justitie naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 augustus 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2006 te Helmond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
MDEA en/of MDA (in de vorm van ongeveer 7592, in elk geval een hoeveelheid,
zogenaamde XTC-tabletten) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of methamfetamine (in de vorm van een brok van ongeveer 1947
gram), zijnde MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of methamfetamine
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 06 oktober 2006 te Helmond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(artikel 3 Opiumwet)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is.
De rechtbank stelt voorop dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de politie anonieme informatie gebruikt als startinformatie voor een opsporingsonderzoek. Uit het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat naar aanleiding van de Melding Misdaad Anoniem (MMA) enige toetsing en/of enig (nader) opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden, met uitzondering van een controle van inschrijving in het GBA betreffende het in de melding genoemde adres. Ten tijde van de op 6 oktober 2006 afgegeven machtiging bestond derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering of als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet, nu op dat moment uitsluitend een zogenaamde MMA voorhanden was, die niet werd ondersteund door enig buiten de melding gelegen gegeven dat de aannemelijkheid van de melding steunde.
Gelet hierop kan de rechtbank niet anders oordelen dan dat verdachte ten onrechte als verdachte is aangemerkt voor de in de dagvaarding genoemde feiten en dat het dwangmiddel binnentreden onrechtmatig is toegepast. Het Openbaar Ministerie dient dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
Openbaar Ministerie niet ontvankelijk
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. D. Bogaert, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 28 september 2007.
3
Parketnummer: 01/839323-06
……..