Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6490

Datum uitspraak2007-10-20
Datum gepubliceerd2007-10-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845314-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Werkstraf voor een poging tot diefstal.


Uitspraak

verkort vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/845314-07 Datum uitspraak: 20 september 2007 Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [adres]. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 september 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 augustus 2007. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 2 juni 2007 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een perceel (aan de [adres]) heeft weggenomen - een geldkistje en/of een hoeveelheid geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan - Smoka BV en/of Steco en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldkistje en/of hoeveelheid geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming te weten het forceren van een (of meer) slot(en) (van een toegangsdeur) (van voormeld perceel); [Sr art. 310/311 Sr] Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 2 juni 2007 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een perceel (aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan Smoka BV en/of Steco en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading onder hun/zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een (of meer) slot(en) (van een toegangsdeur) (van voormeld perceel) hebben/heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; [Sr art. 310/311/45] De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewijsbeslissing. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Nu slechts uit de aangifte en uit geen enkel ander bewijsmiddel blijkt van de diefstal van een geldkistje is er onvoldoende wettig bewijs voor een voltooide diefstal. Bewijsoverweging. De raadsman heeft aangevoerd dat er ook ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde vrijspraak dient te volgen, omdat er geen sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste nauwe, volledige en bewuste samenwerking. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Verdachte is in de wetenschap dat er een inbraak zou worden gepleegd met twee anderen in een auto meegereden naar de plaats van het delict. Bij de politie verklaart hij dat het zijn taak was om buiten op wacht te staan en dat hij de twee anderen na het afgaan van het alarm naar buiten zag rennen en bij de rechter-commissaris verklaart verdachte dat hij op de uitkijk moest staan. Vervolgens is verdachte samen met de andere twee weer in die auto gestapt teneinde te vluchten voor de inmiddels verschenen politie. Door aldus te handelen is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dusdanige nauwe, volledige en bewuste samenwerking dat medeplegen kan worden bewezen. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte op 2 juni 2007 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een perceel (aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan Smoka BV en/of Steco en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot dat perceel te verschaffen door middel van braak, met een of meer van zijn mededader(s), een slot (van een toegangsdeur) van voormeld perceel hebben/heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 27, 45, 310, 311. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit, een werkstraf van 70 uur, subsidiair 35 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De op te leggen straf. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte: - verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelde. De rechtbank zal een lagere straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Subsidiair: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. BESLISSING: t.a.v. primair: vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. t.a.v. subsidiair: - een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.M.P. Willemse, voorzitter, mr. P.A. Buijs en mr. D. Bogaert, leden, in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier, en is uitgesproken op 20 september 2007. 6 Parketnummer: 01/845314-07 [verdachte]