Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6443

Datum uitspraak2007-09-19
Datum gepubliceerd2007-10-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers159173 / HA ZA 01-1694
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schade aan belendend pand door sloopwerkzaamheden. Verrichten van onderzoek. Wie draagt kosten van maatregelen ter voorkoming van schade?


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 159173 / HA ZA 01-1694 Uitspraak: 19 september 2007 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap LAWA ONROEREND GOED B.V., gevestigd te Hilversum, eiseres, procureur mr. P.T.M. de Haan, advocaat mr. R.G.S. Pennino te Amsterdam, - tegen - de besloten vennootschap HD PROJECTEN B.V., gevestigd te Rotterdam, gedaagde, procureur mr. W.J. Hengeveld, advocaat mr. J.H. Tuit te Almere. Partijen worden hierna aangeduid als "Lawa" respectievelijk "HD Projecten". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 14 juni 2001; - conclusie van eis, met producties; - conclusie van antwoord, met producties; - conclusie van repliek, met producties; - conclusie van dupliek, met producties; - pleitnota van HD Projecten, met een productie; - pleitnotities schriftelijk pleidooi van Lawa; - pleitnota tweede termijn van HD Projecten; - akte, inhoudende reactie op de pleitnota van HD Projecten. 2 Het geschil De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad HD Projecten te veroordelen tot betaling aan Lawa van ƒ 573.413,40 met rente en kosten. HD Projecten heeft de vordering van Lawa gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Lawa in de kosten van het geding. 3 De beoordeling 3.1 Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast: a. Lawa is op 1 november 2000 eigenaar geworden van de onroerende zaak aan de Oostzeedijk 300 te Rotterdam (hierna: het pand). Lawa kocht het pand van de heer [X], die sinds 1982 eigenaar van het pand was. b. HD Projecten is op 2 maart 1998 eigenaar geworden van een terrein dat grenst aan het pand (hierna: het terrein). c. Voor 2 maart 1998 hebben rechtsvoorgangers van HD Projecten sloopwerkzaamheden op het terrein laten uitvoeren. Als gevolg daarvan is schade aan het pand ontstaan. d. In een in opdracht van [X] opgesteld expertiserapport van 18 mei 1995 van Voorberg Bouwkunde B.V. wordt de schade aan het pand als volgt omschreven (bijlage 4 bij productie 2 bij conclusie van antwoord): "Ingevolge Uw opdracht d.d. 10 mei 1995 tot expertise van voornoemde schade, kunnen wij u thans als volgt rapporteren. Aard van het pand. Het betreft een vooroorlogs pand bestaande uit: - begane grond met eetcafé en keuken - eerste verdieping met studenten sociëteit - tweede en derde verdieping met woonruimte N.B. de begane grond is tweemaal zo diep als het bovengelegen gedeelte en is volledig bebouwd. Schade Voorgevel: Aansluiting bouwmuur/voorgevel is ernstig beschadigd op de plaats waar voorheen een belendend perceel heeft gestaan: er zijn scheuren en gaten aanwezig waardoor regenwater eenvoudig het gebouw binnen kan dringen; diverse stenen hangen los hetgeen een gevaarlijke situatie is (zie foto 1). Zijgevel: Op diverse plaatsen vertonen de muren ernstige scheurvorming ten gevolge van ongelijkmatige zetting; de scheuren staan open zodat er lekkages ontstaan; de inkastingen waar voorheen balken van een belendend perceel in hebben gezeten staan open waardoor regenwater gemakkelijk binnen kan dringen (zie foto’s 2 en 3) Achtergevel: De aansluiting van de achtergevel (eerste, tweede en derde verdieping) tegen de rechter bouwmuur waartegen voorheen een belendend perceel heeft gestaan is beschadigd waardoor op sommige plaatsen lekkages zijn ontstaan (zie foto 4).De achtergevel van de begane grond staat geheel los en dreigt om te vallen. Er is een scheur van 10 tot 15 cm aanwezig hetgeen een zeer gevaarlijke situatie is en waardoor tevens sprake is van lekkages. In de achtergevel bevindt zich tevens een scheur die ontstaan is ten gevolge van ongelijkmatige zetting (zie foto 5 en 6). Dak (hoog): De dakgoot en de hemelwaterafvoeren zijn op de plaats waar een belendend perceel heeft gestaan voor meer dan 70 % verdwenen (zie foto’s 7 en 8). Door het grotendeels ontbreken van een dakgoot kunnen bij het afglijden van dakpannen ongelukken plaatsvinden. Dak (laag): Door de scheefstand van de achtergevel van de laagbouw is de opstaande dakaansluiting van genoemde gevel onderhevig aan lekkage. Binnenzijde gebouw: De achterbouw begane grond is ernstig verzakt, op diverse lokaties zijn lekkageplekken zichtbaar. Of de verzakking het gevolg is van de sloopwerken staat niet vast. Toedracht, oorzaak en conclusie Gezien het feit dat onderhavig pand in de oorspronkelijke situatie volledig was ingeklemd door “aanpalende” bebouwing en dat door sloop van laatstgenoemde bebouwing het constructieve verband is komen te vervallen is het aannemelijk dat sloop van de omliggende bebouwing substantieel heeft bijgedragen aan de huidige toestand. Het ontbreken van verantwoorde constructieve maatregelen en een deugdelijke afdichting en afwerking ter plaatse van verwijderd onroerend goed heeft naar onze mening bijgedragen aan de huidige situatie. Ter voorkoming van verder verval en gevaarlijke situaties zullen genoemde maatregelen zo spoedig mogelijk dienen te worden gerealiseerd. Schadevaststelling - Totaalbedrag: f 178.788,46 excl. B.T.W. - Voor specificatie verwijzen wij naar de bijlage." e. [X] is er niet in geslaagd de schade op de toenmalige eigenaren van het terrein te verhalen. [X] heeft de schade aan het pand niet laten herstellen. f. Bij brief van 17 februari 1998 heeft HD Projectrealisatie B.V. - een aan HD Projecten gelieerde vennootschap die bij de uitvoering van het project was betrokken - aan [X] medegedeeld dat zij in de komende jaren een nieuw gebouwencomplex op het terrein zou gaan realiseren (productie 4 bij conclusie van eis). HD Projectrealisatie B.V. verzoekt [X] in die brief om toestemming om de bouwkundige staat van het pand te doen opnemen. g. In maart 1998 is in opdracht van HD Projectrealisatie B.V. een vooropnamerapport van het pand opgesteld (productie 5 bij conclusie van eis). h. In april 1998 heeft overleg plaatsgevonden tussen adviseurs van [X] en HD Projecten omtrent te treffen maatregelen om instortingsgevaar van het pand als gevolg van toekomstige sloop- en bouwwerkzaamheden door HD Projecten te voorkomen. i. Op voorstel van de zijde van HD Projecten en op kosten van HD Projecten is ter ondersteuning van de gevels van de aanbouw van het pand een staalconstructie geplaatst. j. Vanaf december 1999 zijn in opdracht van HD Projecten sloopwerkzaamheden (sloop van begane grondvloer/kelders en bijbehorende funderingen) en later bouwwerkzaam¬heden op het terrein verricht. k. Begin 2000, nadat langs de aanbouw van het pand houten en stalen damwandplanken ingebracht waren, heeft [X] aan HD Projecten doen weten dat de aanbouw van het pand plotseling ernstig was gezet. l. Lawa heeft door J. de Wit Advies en Expertise B.V. een expertiserapport laten opstellen met betrekking tot funderingsschade van het pand. Dit rapport van 15 december 2000/14 februari 2001 vermeldt onder meer het volgende (productie 14 bij conclusie van eis): "Conclusie Uit de peilbuismetingen blijkt dat er een relatief groot verhang tussen de grondwaterspiegels van de Oostzeedijk en de Admiraliteitsstraat is. De houten funderingsconstructie van café [X] ligt in dit verval. Waarbij de paalfundering naar achteren toe eerder droog komt te staan dan de palen richting voorgevel van het café [X]. Daar de palen onder de bouwmuur met pand Oostzeedijk 302 (Foka) nog in prima conditie zijn, ondanks de droogstand van 300 mm, kan worden afgeleid dat deze droogstand nog niet lang heeft geduurd. Daar de palen en het funderingshout onder de belendende gevel aan de bouwput gedeeltelijk tot geheel zijn vergaan kan worden afgeleid dat dit al over een langere periode het geval moet zijn geweest. Uit de bouwtekeningen van het oude Econostogebouw moet zijn vast te stellen dat hoe diep de kelders hebben gestoken. Als hier lekkage is geweest en na het slopen de palen aan een redelijke zuurstof toetredende omgeving zijn bloot gesteld dan gaat het degeneratie proces van hout zeer hard. Men spreekt wel dat hout het meest rot op de lijn van water en wind. In de verslagen wordt regelmatig gesproken dat aangenomen kan worden dat de fundering nog redelijk functioneert, terwijl in 1998 toch al in de briefwisseling op gevaar voor instorting wordt gewezen. O.a. in het faxbericht van 9 april 1998 schrijft Heijmeriks advocaten aan mr. J.P. Bood in het derde punt “Met betrekking tot het instortingsgevaar van de zijgevel stelt u, dat deze waarschijnlijk goed is gefundeerd”. Partijen gaan er dus op dat tijdstip nog vanuit dat er een goede fundering aanwezig is. De situatie van de zijgevel en achtergevel van de aanbouw verslechtert kennelijk in snel tempo. Als het pand meer dan 100 jaar goed recht heeft gestaan, dan moet er een oorzakelijk verband zijn tussen de bouw- en sloopwerkzaamheden en het nu te niet gaan van de houten palen. Zeker daar dit alleen gebeurt aan de kant van de bouwput. Technische oplossingen voor: a. De laagbouw. De deformaties in de zij- en achtergevel zijn dusdanig dat van herstel geen sprake meer is. De huidige staalconstructie voorkomt het omvallen van de muren, maar deze muren kunnen min of meer in verticale richting zich verplaatsen en hebben dit inmiddels ook gedaan. Wij stellen daarom voor de laagbouw, inclusief het deel dat nu bij het café is getrokken te slopen. Een nieuwe fundering van stalen buispalen te maken en hierop een balkenframe van beton met en prefab vloer en nieuwe muren en een dak. Hiervan hebben wij een globale tekening gemaakt. b. De hoogbouw: Hoewel nader onderzoek naar de conditie van de fundering noodzakelijk is hebben wij een scenario bedacht, waarbij er wordt uitgegaan dat de palen onder de westelijke bouwmuur met Foka en de voorgevel gehandhaafd kunnen blijven. Onder de oostelijke zijgevel moet dan de huidige instabiele dompconstructie stabiel gemaakt worden. Dit is mogelijk om langs de bouwmuur een betonbalk te maken welke met “zgn vingers” onder de bouwmuur steekt. Onder deze balk komen ook stalen buispalen te staan. In samenhang met de reeds aanwezige stalen buispalen wordt dan een cantilever-constructie gemaakt, waar de oude palen nu op trek worden belast. Deze methode heeft het voordeel dat het bedrijf hoegenaamd geen last in de bedrijfsvoering zal ondervinden en de werkzaamheden in de smalle gang tussen het café [X] en de nieuwbouw van de Admiraliteit uitgevoerd kunnen worden. Raming van de bouwkosten: Casco laagbouw: fl. 180.000,- incl. BTW. Funderingsverbetering hoogbouw: fl. 125.000,- incl. BTW." m. In opdracht van Lawa is voorts een opnamerapport opgesteld door Bouwkundig Advies- en Managementburo Ing. H.H. Huising. Dit rapport van 13 februari 2001 vermeldt onder meer het volgende (productie 15 bij conclusie van eis): "CONCLUSIES: Uit het vooropnamerapport van G. de Wit Ingenieursburo B.V. te Rotterdam concluderen wij, dat schades c.q. zettingen in de achter- en tussenbouw hebben plaatsgevonden. Volgens het opnamerapport dat door ons per heden is uitgevoerd zijn t.o.v. het vooropnamerapport meerdere schades ontstaan: a. Zetting linker gedeelte achterbouw aanzienlijk meer dan in het vooropnamerapport is aangegeven (o.a. vloer geheel open c.q. verzakt) b. schades c.q. zettingen geconstateerd in tussenbouw, c. de zijgevel met name boven de dakvloer tussen- en achterbouw is geheel gekraakt Hiertoe zijn stempels aan de buitenzijde zijgevel en achtergevel tussen- en achterbouw aangebracht. d. ons inziens is de gehele zij- en achtergevel tussen- en achterbouw gekraakt, mede door de sloopwerkzaamheden van de naastgelegen bestaande kelders. In het vooropnamerapport zijn slechts krimpscheuren aangegeven. Zoals reeds uit het vooropnamerapport is te concluderen waren door de sloopwerkzaamheden (1994/1995) exclusief kelders reeds aanzienlijke schades ontstaan aan achterbouw; o.a. vloer achterbouw loopt af, diverse krimpscheuren in wanden aanwezig. In het vooropnamerapport is o.a. aangegeven dat de achterbouw niet meer te gebruiken was. Per heden is dit zeker het geval i.v.m. meerdere aangetroffen schades. SCHADE: a. De gehele achterbouw dient gesloopt en opnieuw gebouwd te worden. b. De zijgevel van de tussenbouw dient nader gecontroleerd te worden, uiteraard dienen hier werkzaamheden uitgevoerd te worden met name aan gevels. c. De voorgevel links alsmede dakranden dienen hersteld te worden. Hoe e.e.a. dient te worden uitgevoerd zal afhankelijk zijn van aansluiting in aanbouw zijnde pand met Oostzeedijk 300. d. Eventuele paalfunderingen. HERSTELKOSTEN: Als globale kostenraming voor het vervangen van de achterbouw, werkzaamheden tussenbouw, voorgevel en dakranden dient men, afhankelijk goedkeuring overheidsinstanties, uitvoering etc. minimaal te rekenen op een bedrag van f. 400.000,— exclusief B.T.W. Indien hiertoe overgegaan wordt, dient men ons inziens ook rekening te houden met bedrijfsschade van de horecagelegenheid op de begane grond i.v.m. uitvoering bouwwerkzaamheden." n. De C.A.R.-verzekeraar van HD Projecten heeft een expert van GAB Robins Takkenberg B.V. ingeschakeld teneinde een onderzoek in te stellen. In een rapport van 19 februari 2001 heeft deze deskundige onder meer als volgt gerapporteerd (productie 2 bij conclusie van antwoord): "Oorzaak De door J. de Wit uitgebrachte rapportage maakt melding van mogelijke schade aan de hoogbouw en schade aan de aanbouw. Dat de fundering van de hoogbouw als gevolg van uitgevoerde werkzaamheden instabiel is geraakt, is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Op grond van de informatie waarover wij beschikken en onze waarnemingen ter plaatse concluderen wij dat aan de fundering van de hoogbouw geen herstelwerkzaamheden verricht behoeven te worden. Alles wijst erop dat deze in een goede staat verkeert. Uit het in 1995 door Voorberg Bouwkunde uitgebrachte expertiserapport naar aanleiding van de sloopwerkzaamheden, die plaatsvonden op het moment dat verzekerde bij onderhavig project nog niet betrokken was, blijkt dat de aanbouw op dat moment al instabiel en gezet was. Uit de rapportage blijkt verder dat de bouwkundige op dat moment nog niet direct een verband zag met het uitgevoerde sloopwerk. Ook het vooropnamerapport, dat maart 1998 werd opgesteld, maakt al melding van het feit dat de aanbouw verzakt was. De zetting en de daarmee gepaardgaande scheurvorming van de aanbouw zal verband houden met het feit dat de houten fundering van de aanbouw gedurende langere tijd heeft drooggestaan. Er moet daarbij gedacht worden aan een periode van globaal vijf/zes jaar. Daar de aanbouw al in 1995 gezakt was, heeft de fundering kennelijk al tenminste tijdens de periode 1990-1995 drooggestaan. Dit is derhalve ruimschoots voordat verzekerde bij onderhavig project betrokken was. Gelet op de grondwaterstandgegevens vinden wij het niet verwonderlijk dat de fundering heeft drooggestaan. Ter plaatse van peilbuis 131567-50 werd immers gedurende de periode 1995-1999 een minimale waterstand van 0,60 m +NAP gemeten, terwijl de aanbouw van café [X] (globaal) op circa 0,70 m +NAP (circa 0,10 m hoger) is aangelegd. De vanaf globaal eind 1999 in uitvoering zijnde bouwactiviteiten hebben de grondwaterstand ter plaatse van het relevante perceel wel beïnvloed/verlaagd. Gelet op de stand van het werk zal deze beïnvloeding nog tot globaal voorjaar 2001 voortduren. Dit zal echter niet tot (extra) schade geleid hebben/leiden. Resumerend merken wij op dat wij geen enkel verband zien tussen de door tegenpartij gereclameerde gebreken en de in opdracht van verzekerde uitgevoerde en thans in uitvoering zijnde werkzaamheden. Het is wel mogelijk en aannemelijk dat de in opdracht van verzekerde vanaf eind 1999 uitgevoerde werkzaamheden tot een extra/versnelde zetting geleid hebben. KOSTEN Geraamde kosten Zoals uit de door J. de Wit Advies en Expertise BV. vervaardigde rapportage, gedateerd 15 december 2000 blijkt, worden de herstelkosten met betrekking tot de hoog- en laagbouw achtereenvolgens geraamd op NLG 125.000,00 en NLG 180.000,00 inclusief B.T.W. De raming met betrekking tot de laagbouw is gebaseerd op sloop van de huidige constructie en vervangende nieuwbouw. Hoewel de in opdracht van verzekerde uitgevoerde werkzaamheden (onder andere heiwerk damwanden) tot een versnelde zetting van de aanbouw geleid zullen hebben, zijn wij van mening dat dit niet tot een feitelijke schade/waardevermindering heeft geleid. Voorafgaand aan de werkzaamheden werd er immers al een zetting van vele tientallen centimeters gemeten. Verder was de fundering op dat moment al zodanig aangetast dat tot vervanging daarvan besloten moest worden." 3.2 Lawa grondt haar vordering op onrechtmatige daad. Lawa stelt daartoe het volgende. HD Projecten is tekortgeschoten in haar onderzoek om schade aan het pand te voorkomen. Er is ondanks enkele getroffen voorzorgsmaatregelen grote schade aan de aanbouw van het pand opgetreden alsmede aan de fundering van de aanbouw. Tevens is het zeer waarschijnlijk dat de fundering onder de rest van het pand is aangetast door de sloop- en bouwwerkzaamheden. Door het onrechtmatig handelen/nalaten van HD Projecten is de schade ontstaan waarvan Lawa in deze procedure vergoeding vordert. Lawa is gerechtigd tot de schadevergoeding nu zij door cessie in de rechten van [X] jegens HD Projecten is getreden. 3.3 De rechtbank verwerpt het door HD Projecten gedane beroep op verjaring. Nu Lawa stelt dat zij slechts schade vordert die het gevolg is van de in opdracht van HD Projecten sedert december 1999 ontplooide werkzaamheden, kan geen sprake zijn van verjaring. 3.4 De rechtbank verwerpt ook het verweer van HD Projecten dat geen cessie van vorderingsrechten van [X] aan Lawa heeft plaatsgevonden. Cessie kon plaatsvinden door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan HD Projecten door [X] of Lawa. De koopovereenkomst tussen [X] en Lawa vermeldt dat alle rechten die [X] ten aanzien van het pand kan doen gelden tegenover derden overgaan op Lawa. Lawa heeft daarvan - diverse malen - mededeling gedaan aan HD Projecten. 3.5 De rechtbank verwerpt voorts het verweer van HD Projecten dat het belang van Lawa bij haar vordering is komen te vervallen. Vast staat dat Lawa het pand inmiddels aan een derde heeft verkocht en dat de koopovereenkomst tussen Lawa en die derde een bepaling bevat die identiek is aan de cessiebepaling in de koopovereenkomst tussen [X] en Lawa. HD Projecten concludeert daaruit dat Lawa haar rechten aan die derde heeft overgedragen. Gesteld noch gebleken is echter dat door Lawa of door de derde de ingevolge artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek voor levering vereiste mededeling aan HD Projecten is gedaan. Reeds op die grond moet worden aangenomen dat Lawa haar rechten jegens HD Projecten niet aan de derde waaraan zij het pand heeft verkocht, heeft overgedragen. 3.6 Naar de rechtbank begrijpt, verwijt Lawa HD Projecten in het bijzonder dat zij voor aanvang van de sloopwerkzaamheden in december 1999 onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten naar de mogelijke invloeden van de in haar opdracht te verrichten sloop- en bouwwerkzaamheden op de fundering van het pand. 3.7 Het is de rechtbank uit de stukken niet duidelijk geworden of, en zo ja, welk onderzoek HD Projecten in dit verband heeft doen verrichten. De stukken bevatten diverse indicaties dat er aanleiding bestond tot het doen verrichten van onderzoek naar de effecten van de voorgenomen werkzaamheden op de fundering van het pand. Zo vermeldt de brief van 15 mei 1998 van mr. Zijdeman, belangenbehartiger van [X], aan HD Projectrealisatie B.V. dat door de heer Valk, bouwkundig adviseur van [X], vooraf is gewezen op het risico van verzakking (zetting) en dat daarop van de zijde van HD Projectrealisatie B.V. te kennen is gegeven, dat indien een dergelijk risico ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden c.q. het treffen van voorzorgsmaatregelen mocht blijken, hierop zou worden geanticipeerd teneinde dreigend inzakkingsgevaar van het pand te voorkomen (productie 9 bij conclusie van eis). Bovendien was de aanbouw van het pand reeds voor aanvang van de werkzaam¬heden in december 1999 ernstig verzakt. Dat blijkt immers uit het expertiserapport van 18 mei 1995 en tevens uit het vooropnamerapport van maart 1998. 3.8 Het komt de rechtbank, zonder hieromtrent vooralsnog door een onafhankelijk deskundige te zijn voorgelicht, voor dat het bij uitvoering van werkzaamheden als de onderhavige in de rede ligt vooraf onderzoek te doen verrichten naar zettingrisico's bij belendende percelen. Temeer indien uit een vooropnamerapport of uit andere informatie blijkt dat (mogelijk) reeds sprake is van zettingsverschijnselen bij die belendende percelen. Teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen omtrent hetgeen in dit verband in dit concrete geval van HD Projecten mocht worden verwacht, zou de rechtbank zich primair dienen te doen voorlichten door een onafhankelijk deskundige. 3.9 Ervan uitgaande dat van HD Projecten mocht worden verwacht dat zij, gelet op de vooraf kenbare risico's, meer of beter onderzoek had doen verrichten naar de aan de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden verbonden zettingrisico’s bij het pand, is de vervolgvraag waartoe dat had kunnen leiden. De brief van Valk (de bouwkundig adviseur van [X]) aan Zijdeman van 4 mei 1998 vermeldt het volgende (bijlage bij productie 9 bij conclusie van eis): "Hierbij onze reactie op de door HD Projectrealisatie B.V. voorgestelde constructieve maatregelen ter voorkoming van schade als gevolg van de voorgenomen sloop- en bouwwerkzaamheden naast het pand van de heer [X]. Het stuk van de aanbouw welke niet is gefundeerd op palen wordt als het ware “ingekorft” door een staalconstructie, hierdoor wordt het geheel bij elkaar gehouden. Ongeacht deze voorziening blijft echter de mogelijkheid bestaan dat als gevolg van graaf- en heiwerkzaamheden de ondergrond inklinkt of de stabiliteit van de ondergrond waarop de aanbouw is gefundeerd wordt verstoord waardoor het geheel (inclusief staalconstructie) kan gaan zakken. Technieken zoals het injecteren van de ondergrond waardoor deze wordt gestabiliseerd kunnen dit probleem voorkomen, deze zijn echter vrij kostbaar." 3.10 Het is gelet op de brief van Valk de vraag of de kosten die zouden moeten worden gemaakt om het risico van verzakking van de aanbouw te elimineren economisch te verantwoorden zouden zijn geweest. In dit verband is van belang dat de aanbouw reeds in een zeer slechte toestand verkeerde. Immers het in opdracht van [X] opgesteld expertiserapport van 18 mei 1995 van Voorberg Bouwkunde B.V. vermeldt daaromtrent onder meer: "(…) De achtergevel van de begane grond staat geheel los en dreigt om te vallen. Er is een scheur van 10 tot 15 cm aanwezig hetgeen een zeer gevaarlijke situatie is en waardoor tevens sprake is van lekkages. In de achtergevel bevindt zich tevens een scheur die ontstaan is ten gevolge van ongelijkmatige zetting (zie foto 5 en 6). (…) Binnenzijde gebouw: De achterbouw begane grond is ernstig verzakt, op diverse lokaties zijn lekkageplekken zichtbaar. Of de verzakking het gevolg is van de sloopwerken staat niet vast.(…)" 3.11 De slechte toestand waarin de aanbouw van het pand verkeerde voorafgaande aan de in opdracht van HD Projecten vanaf december 1999 verrichte werkzaamheden kwam voor rekening en risico van [X]. Voor zover als gevolg van die slechte toestand kostbare maatregelen getroffen hadden moeten worden om verdere achteruitgang van de aanbouw door de sloop- en bouwwerkzaamheden te voorkomen, lag het niet zonder meer in de rede dat HD Projecten de daaraan verbonden kosten volledig voor haar rekening zou dienen te nemen. Uiteraard diende HD Projecten wel overleg te plegen met [X] omtrent de wijze waarop de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd, zulks mede met het oog op het zoveel mogelijk voorkomen van extra beschadiging van de aanbouw van pand. In beginsel lag het echter op de weg van [X] om vervolgens maatregelen te treffen om verdere beschadiging van de aanbouw te voorkomen. 3.12 Uit de overgelegde stukken kan de rechtbank slechts afleiden dat [X] er niet toe bereid, dan wel niet toe in staat was, investeringen in de aanbouw van het pand te plegen. Immers, reeds in 1995 was sprake van een zeer gevaarlijke situatie die het wenselijk maakte dat [X] op korte termijn maatregelen zou treffen. Niettemin heeft [X] nadien geen maatregelen getroffen. Ook ten tijde van het overleg in 1998 met HD Projecten omtrent te treffen maatregelen heeft [X] op geen enkel moment de bereidheid geuit enigerlei deel van de aan eventueel te treffen maatregelen verbonden kosten voor zijn rekening te nemen. 3.13 De rechtbank is van oordeel dat [X] - en daarmee Lawa - in de gegeven omstandigheden HD Projecten niet kan verwijten dat als gevolg van de in haar opdracht verrichte sloop- en bouwwerkzaamheden extra schade aan de aanbouw van het pand is opgetreden. De verplichting van HD Projecten om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [X] ging niet zover dat HD Projecten van de sloop- en bouwwerkzaamheden had dienen af te zien zolang [X] niet bereid was (ook) zijnerzijds te investeren in maatregelen om verdere schade aan de reeds zwaar beschadigde aanbouw van het pand te voorkomen. 3.14 De rechtbank is voorts van oordeel dat Lawa niet voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij, althans [X], door het gestelde onrechtmatig handelen en/of nalaten van HD Projecten schade heeft geleden. In dit verband lag het op de weg van Lawa om gemotiveerd in te gaan op de inhoud van het reeds bij conclusie van antwoord overgelegde rapport van 19 februari 2001 van de expert van GAB Robins Takkenberg B.V. Immers, deze expert wijst er terecht op dat uit rapportage van vóór aanvang van de werkzaamheden in december 1999 blijkt dat de aanbouw al instabiel en gezet was. Deze expert acht het aannemelijk dat de in opdracht van HD Projecten vanaf december 1999 uitgevoerde werkzaamheden tot een extra/versnelde zetting geleid hebben, maar hij concludeert dat dit niet tot een feitelijke schade/waardevermindering heeft geleid. Voorafgaand aan de werkzaamheden was de fundering zijns inziens al zodanig aangetast dat tot vervanging daarvan besloten had moeten worden. Lawa heeft de bevindingen en conclusie van deze expert niet weersproken. 3.15 Weliswaar lijkt het door Lawa overgelegde expertiserapport van 15 december 2000 van J. de Wit Advies en Expertise B.V. ervan uit te gaan dat er pas na de in december 1999 aangevangen werkzaamheden funderingsschade is ontstaan, maar deze veronderstelling en/of conclusie is niet in overeenstemming te brengen met de feiten zoals die blijken uit de voor 1999 uitgebrachte rapportage, zoals het expertiserapport van 18 mei 1995 van Voorberg Bouwkunde B.V., dat reeds ernstige verzakking van de achterbouw en scheurvorming door ongelijkmatige zetting noemt, en het vooropnamerapport. 3.16 De rechtbank stelt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat voor zover Lawa het HD Projecten al zou kunnen verwijten dat zij zonder voldoende onderzoek te doen verrichten vanaf december 1999 sloop- en bouwwerkzaamheden heeft doen uitvoeren waardoor extra beschadiging van de aanbouw van het pand is opgetreden, die extra beschadiging niet tot economische schade heeft geleid. Lawa heeft immers niet voldoende gemotiveerd weersproken dat herstel van de fundering en vervanging van de aanbouw reeds voorafgaande aan de vanaf december 1999 uitgevoerde sloop- en bouwwerkzaamheden noodzakelijk was. 3.17 Dat door de in opdracht van HD Projecten vanaf december 1999 verrichte werkzaam¬heden andere schade is toegebracht dan verdere beschadiging van de aanbouw, zoals aantasting van de fundering onder de rest van het pand, heeft Lawa niet voldoende gemotiveerd gesteld. Lawa heeft weliswaar gesteld dat het zeer waarschijnlijk is dat (ook) de fundering onder de rest van het pand (de hoogbouw) is aangetast door de sloop- en bouwwerkzaamheden, maar die stelling heeft Lawa in het geheel niet onderbouwd. Dit lag wel op haar weg, temeer nu de door HD Projecten ingeschakelde expert in het door hem opgestelde rapport gemotiveerd heeft aangegeven dat alles erop wijst dat de fundering van de hoogbouw in goede staat verkeert. 3.18 De slotsom is dat de vordering van Lawa dient te worden afgewezen. Lawa zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. 4 De beslissing De rechtbank, wijst af de vorderingen van Lawa; veroordeelt Lawa in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van HD Projecten bepaald op € 3.396,54 aan vast recht en op € 6.000,00 aan salaris voor de procureur; bepaalt dat Lawa de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis; verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Uitgesproken in het openbaar. 1729