
Jurisprudentie
BB6289
Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705177/1 en 200705177/2.
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705177/1 en 200705177/2.
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft de gemeenteraad van Wassenaar het bestemmingsplan "3e partiële herziening Villawijken (beschermd gezicht)" vastgesteld.
Uitspraak
200705177/1 en 200705177/2.
Datum uitspraak: 17 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft de gemeenteraad van Wassenaar het bestemmingsplan "3e partiële herziening Villawijken (beschermd gezicht)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 29 mei 2007, kenmerk DRM/ARW/06/11348C, beslist over de goedkeuring van het plan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 augustus 2007.
Bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2007, hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De gemeenteraad heeft bij brief van 18 september 2007 een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2007, waar [gemachtigde] in persoon en bijgestaan door mr. J. Bontenbal, advocaat te Voorburg, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Piccardt, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door M.W.H. Mulder en J.J. Engelbert, ambtenaren in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Appellanten betogen dat als gevolg van het plan de regels voor vergunningvrij bouwen niet meer van toepassing zijn. Dit achten zij in strijd met het door de gemeente Wassenaar opgewekte vertrouwen en het gelijkheidsbeginsel. Verder voeren appellanten in verband met de mogelijkheid om vergunningvrij te kunnen bouwen aan dat ten onrechte is geanticipeerd op het besluit tot aanwijzing van het plangebied tot beschermd stads- of dorpgezicht. Appellanten betogen ten slotte dat in het plan ten onrechte niet is tegemoetgekomen aan hun redelijke wensen met betrekking tot de uitbreiding van hun nog te bouwen woning.
2.4. Ingevolge artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet is in afwijking van artikel 40, eerste lid, geen bouwvergunning vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats.
Ingevolge artikel 43, tweede lid, aanhef en onder b, is het eerste lid niet van toepassing op het bouwen in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.
2.5. De mogelijkheid om in bepaalde gevallen vergunningvrij te kunnen bouwen bestaat, gelet op het bepaalde in artikel 43, tweede lid, aanhef en onder b, van de Woningwet, niet in het geval het gaat om bouwen in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 kunnen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een beschermd stads- of dorpsgezicht aanwijzen. Het onderhavige plan voorziet niet en kan niet voorzien in deze aanwijzing, zodat dit plan niet kan meebrengen dat de mogelijkheid vervalt om in bepaalde gevallen vergunningvrij te kunnen bouwen. Het beroep van appellanten mist in zoverre feitelijke grondslag.
2.6. Het plan is vastgesteld ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht dat, naar ter zitting is gebleken, spoedig ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet zal worden aangewezen. Daartoe bevat het plan aanvullende voorschriften op het plan "Villawijken" van 15 augustus 1977. Deze aanvullende voorschriften richten zich met name op het vastleggen van de dubbelbestemming "Beschermd dorpsgezicht". Het bestemmingsplan "Villawijken" van 15 augustus 1977 blijft gelden, zodat de bestemmingen die in dit plan zijn opgenomen niet wijzigen. Mede gelet hierop heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet behoefde te worden tegemoetgekomen aan de wensen van appellanten met betrekking tot de uitbreiding van hun nog te bouwen woning.
2.7. De conclusie is dat hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarin wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.8. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Jansen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007
399.