
Jurisprudentie
BB6268
Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/30893
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/30893
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vreemdelingenbewaring van moeder met minderjarige kinderen / zoeken naar alternatieve locatie
Ter beantwoording van de vraag of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid de vrijheidsontnemende maatregel heeft kunnen opleggen, dienen de belangen van verweerder te worden afgewogen tegen de belangen van eiseres, een moeder met vier minderjarige kinderen. Eisers verblijven thans zes weken in een gesloten inrichting met slechts beperkte mogelijkheden voor de kinderen om te bewegen, te spelen en onderwijs te volgen. De impact van het gesloten verblijf op de kinderen is een belang dat uitdrukkelijk in de afweging moet worden betrokken. Het belang van verweerder is gelegen in de grensbewaking en aldus het voorkomen van ongewenste toegang tot Nederland. Verweerder verzet zich niet tegen oplegging van een lichter middel. Hieruit leidt de rechtbank af dat het grensbelang zich niet verzet tegen het enkel opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Vw 2000, mits daarvoor een geschikte locatie voorhanden is. Gelet op de belangen van eisers en gezien het beleid van verweerder, ligt het op de weg van verweerder om actief naar een alternatief te zoeken voor het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel. Hoewel ook van eisers inspanning mag worden verwacht om een alternatieve locatie aan te dragen, zoals zij ook hebben gedaan, volgt uit het beleid van verweerder niet dat verweerder slechts hoeft te onderzoeken of de door eisers aangedragen locatie al dan niet geschikt is. Nu detentie van minderjarige kinderen zoveel mogelijk moet worden voorkomen en qua duur zoveel mogelijk moet worden beperkt, dient verweerder ook zelfstandig naar een alternatief te zoeken. Hiervan is niet gebleken. Verweerder heeft niet zelfstandig onderzocht of er andere, particulier of publieke mogelijkheden zijn. Hierdoor is het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel onzorgvuldig. Tevens is deze bij afweging van de betrokken belangen niet langer gerechtvaardigd te achten. Hierbij is de duur van de maatregel betrokken, alsmede de omstandigheid dat geen concreet zicht op uitzetting binnen korte termijn bestaat.
Ter beantwoording van de vraag of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid de vrijheidsontnemende maatregel heeft kunnen opleggen, dienen de belangen van verweerder te worden afgewogen tegen de belangen van eiseres, een moeder met vier minderjarige kinderen. Eisers verblijven thans zes weken in een gesloten inrichting met slechts beperkte mogelijkheden voor de kinderen om te bewegen, te spelen en onderwijs te volgen. De impact van het gesloten verblijf op de kinderen is een belang dat uitdrukkelijk in de afweging moet worden betrokken. Het belang van verweerder is gelegen in de grensbewaking en aldus het voorkomen van ongewenste toegang tot Nederland. Verweerder verzet zich niet tegen oplegging van een lichter middel. Hieruit leidt de rechtbank af dat het grensbelang zich niet verzet tegen het enkel opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Vw 2000, mits daarvoor een geschikte locatie voorhanden is. Gelet op de belangen van eisers en gezien het beleid van verweerder, ligt het op de weg van verweerder om actief naar een alternatief te zoeken voor het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel. Hoewel ook van eisers inspanning mag worden verwacht om een alternatieve locatie aan te dragen, zoals zij ook hebben gedaan, volgt uit het beleid van verweerder niet dat verweerder slechts hoeft te onderzoeken of de door eisers aangedragen locatie al dan niet geschikt is. Nu detentie van minderjarige kinderen zoveel mogelijk moet worden voorkomen en qua duur zoveel mogelijk moet worden beperkt, dient verweerder ook zelfstandig naar een alternatief te zoeken. Hiervan is niet gebleken. Verweerder heeft niet zelfstandig onderzocht of er andere, particulier of publieke mogelijkheden zijn. Hierdoor is het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel onzorgvuldig. Tevens is deze bij afweging van de betrokken belangen niet langer gerechtvaardigd te achten. Hierbij is de duur van de maatregel betrokken, alsmede de omstandigheid dat geen concreet zicht op uitzetting binnen korte termijn bestaat.
Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 07/30893
V-nr.: 271.701.8502
inzake:
[Eiseres sub 1], (gesteld te zijn) geboren op 26 oktober 1965, van Saoudische nationaliteit, verblijvende in Zestienhoven te Rotterdam, eiseres sub 1, mede ten behoeve van haar vier minderjarige kinderen [eiser], geboren op [geboortedatum] 1992, eiser, [eiseres sub 2], geboren op [geboortedatum] 1993, eiseres sub 2, [eiseres sub 3], geboren op [geboortedatum] 1996, eiseres sub 3 en [eiseres sub 4], geboren op [geboortedatum] 2000, eiseres sub 4, gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek, advocaat te Groningen,
tegen:
de Minister van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. A.M.C de Haan, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 16 juli 2007 is eisers op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eisers is op 17 juli 2007 de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 2 augustus 2007 hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 14 augustus 2007. Eisers zijn aldaar vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. W.R. Rohlof. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en vervolgens heropend en behandeld ter openbare zitting van 16 augustus 2007. Eisers zijn aldaar verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en tolk. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. R.L. van Riel. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder opgedragen nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 17 augustus 2007 heeft verweerder aan deze opdracht gevolg gegeven. Bij brieven van 20 en 22 augustus 2007 heeft de gemachtigde van eisers hierop gereageerd en is tevens een verklaring van de zuster van eiseres sub 1 overgelegd. Op
21 augustus 2007 heeft de rechtbank aan verweerder nadere vragen gesteld. Verweerder heeft aan dit verzoek bij brief van 22 augustus 2007 gevolg gegeven. Bij brief van 24 augustus 2007 heeft de gemachtigde van eisers op deze brief gereageerd. Tevens is namens eisers op 24 augustus 2007 een rapport van Defence for Children International Nederland overgelegd.
Het onderzoek is ter zitting van 28 augustus 2007 hervat. Eisers zijn aldaar verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn in de aanhef genoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig F. Lahraoui, tolk in de Arabische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
De gemachtigde van eisers stelt zich op het standpunt dat de maatregel gelet op het belang van de minderjarige kinderen opgeheven moet worden, althans dat met een lichter middel moet worden volstaan. De gemachtigde van eisers stelt dat opvang bij de zus van eiseres sub 1, dan wel in een onderdaklocatie zoals de voormalige vertrekcentra Ter Apel en Vught een geschikt alternatief is. Verder heeft de gemachtigde van eisers aangegeven dat de Staatssecretaris van Justitie nog voor het einde van het zomerreces met een beleidswijziging zal komen inhoudende dat gezinnen alleen nog vlak voor vertrek voor de maximale duur van 14 dagen in vreemdelingbewaring zullen worden geplaatst. Er valt niet in te zien waarom een dergelijk maximum in dit geval ook niet toegepast zou moeten worden.
De gemachtigde van verweerder stelt zich op het standpunt dat de maatregel rechtmatig voortduurt, aangezien er bij verweerder geen andere mogelijkheden tot alternatieve opvang bekend zijn. De woning van de zus van eiseres sub 1 is door verweerder niet geschikt bevonden. Daartoe heeft de gemachtigde van verweerder verwezen naar een ambtsbericht van de korpschef van regionaal politiekorps Noord- en Oost-Gelderland van 17 augustus 2007, waarin is overwogen dat de woningbouwvereniging inwoning van meerdere personen niet toe staat en plaatsing van eisers in de woning niet wenselijk is, gezien de mogelijke geluidoverlast en overige overlast in de buurt.
Ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, worden verplicht zich op te houden in een aangewezen ruimte of plaats, welke kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
In paragraaf A6/1.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is aangegeven dat de toepassing van de vrijheidsontneming tot het strikt noodzakelijke beperkt moet blijven en dat de noodzaak van een zo beperkt mogelijke toepassing in versterkte mate bestaat wanneer het gaat om jeugdige personen jonger dan 16 jaar. Voordat tot vrijheidsontneming wordt overgegaan, moet worden bezien of volstaan kan worden met de aanzegging te verblijven op een bij de Korpschef, ambtenaar belast met de grensbewaking of hulpofficier van justitie bekend adres (bijvoorbeeld bij familie, kennissen of andere particuliere personen).
Zoals door verweerder is aangegeven in zijn brief van 22 augustus 2007, sluit voornoemd beleid toepassing van de maatregel op één of meer minderjarige kinderen niet uit, doch strekt het ertoe dat deze maatregel zo beperkt mogelijk wordt toegepast en van zo kort mogelijke duur is.
Ter beantwoording van de vraag of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid de vrijheidsontnemende maatregel heeft kunnen opleggen, dienen de belangen van verweerder te worden afgewogen tegen de belangen van eisers, een moeder met vier minderjarige kinderen.
Eisers verblijven thans zes weken in een gesloten inrichting. Onbestreden is dat in deze inrichting er slechts beperkte mogelijkheden zijn voor de kinderen, waarvan de jongste zes jaar is, om te bewegen en te spelen. Ook de mogelijkheid tot het volgen van onderwijs is, hoewel aanwezig, beperkt. Bovendien is de impact van het verblijf in een gesloten inrichting op de kinderen, zoals nader onderbouwd in het door de gemachtigde van eisers overgelegde rapport van Defence for Children International Nederland, een belang dat uitdrukkelijk in de afweging moet worden betrokken.
Verweerder heeft desgevraagd gesteld dat zijn belang is gelegen in de bewaking van de grens en aldus van het voorkomen van ongewenste toegang tot Nederland. Verweerder heeft desgevraagd aangegeven dat hij zich niet verzet tegen het opleggen van een lichter middel. De rechtbank leidt hieruit af dat het grensbelang zich niet verzet tegen het enkel opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Vw 2000, mits een daarvoor geschikte locatie voorhanden is.
Gelet op de belangen van eisers en gezien het beleid zoals hiervoor is aangehaald, ligt het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder actief naar een alternatief te zoeken voor het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel. Hoewel ook van eisers inspanning mag worden verwacht om een alternatieve locatie aan te dragen, zoals zij ook hebben gedaan, volgt uit het hiervoor aangehaalde beleid van verweerder niet dat verweerder slechts hoeft te onderzoeken of de door eisers aangedragen locatie al dan niet geschikt is. Aangezien detentie van minderjarige kinderen zoveel mogelijk moet worden voorkomen en qua duur zo veel mogelijk moet worden beperkt, dient verweerder ook zelfstandig naar een alternatief te zoeken.
Niet gebleken is dat verweerder een dergelijk onderzoek heeft verricht. Op het verzoek van de rechtbank in haar brief van 21 augustus 2007 om na te gaan of er geen andere geschikte opvanglocatie te vinden is, zoals bijvoorbeeld een onderzoeks- en opvangcentrum, heeft verweerder enkel aangegeven dat er bij verweerder geen andere mogelijkheden tot alternatieve opvang bekend zijn. Verweerder heeft niet zelfstandig onderzocht of er andere, particulier of publieke mogelijkheden zijn. Weliswaar heeft verweerder ter zitting aangegeven dat een asielzoekerscentrum is overwogen maar niet geschikt is bevonden, omdat het niet voor deze doelgroep is bedoeld. Verweerder heeft echter desgevraagd niet kunnen onderbouwen waarom eisers niet tot de doelgroep behoren, hoewel zij een asielaanvraag hebben ingediend. Evenmin heeft verweerder kunnen aangeven waarom eisers niet in een opvanglocatie kunnen worden opgevangen, zoals voorgesteld door de gemachtigde van eisers.
Uit het voorgaande volgt dat het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel naar het oordeel van de rechtbank sinds de reactie van verweerder op het verzoek van de rechtbank, te weten 22 augustus 2007, onzorgvuldig is. Tevens is deze bij afweging van de betrokken belangen vanaf dat moment in redelijkheid niet meer gerechtvaardigd te achten. De rechtbank betrekt bij dit oordeel, de belangen van eisers en verweerder zoals hiervoor zijn aangegeven, het beleid van verweerder om detentie van minderjarigen zoveel te voorkomen en qua duur te beperken, de duur van de maatregel, alsmede de omstandigheid dat er geen concreet zicht is op uitzetting op korte termijn. Weliswaar verwacht verweerder op 2 september 2007 een reactie op de Dublinclaim die op Frankrijk is gelegd, doch verweerder kon niet aangeven op welke termijn sprake kon zijn van een (onherroepelijk) besluit tot uitzetting.
Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om verweerder op grond van artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 te bevelen de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel te wijzigen, in die zin dat eisers zullen worden overgeplaatst naar een plaats van vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Vw 2000.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eisers ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 45,--per dag dat eisers in het Grenshospitium ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 1350,--.
Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op €966,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zittingen; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel te wijzigen in die zin dat eisers zullen worden overgeplaatst naar een plaats van vrijheidsbeperking zoals hiervoor is overwogen;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1350,-- (zegge: een duizend driehonderd en vijftig euro), te betalen aan eisers;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 966,-- (zegge: negenhonderd en zesenzestig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2007 door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Groot, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden op:
Conc.: MG
Coll:
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.