
Jurisprudentie
BB6180
Datum uitspraak2007-10-19
Datum gepubliceerd2007-10-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6381 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6381 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting.
Uitspraak
05/6381 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 september 2005, 03/1280 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, hoger beroep ingsteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2007. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde mr. Driessen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
II. OVERWEGINGEN
Bij het thans bestreden en op bezwaar genomen besluit van 28 maart 2003 heeft het Uwv het besluit van 19 november 2002 gehandhaafd, waarbij de eerder aan appellante naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% verleende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 16 januari 2003 is ingetrokken.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de stelling van appellante dat zij wegens psychische klachten nog altijd arbeidsongeschikt is verworpen. Daarbij is doorslaggevende betekenis toegekend aan het advies van 11 februari 2005 van de door de rechtbank als deskundige geraadpleegde psychiater D. Kok te Utrecht. Deze heeft zich aangesloten bij de conclusies van de door het Uwv geraadpleegde psychiater J.D.J. Tilanus, zoals weergegeven in diens rapport van 11 september 2002. Daarbij is aangegeven dat na 26 augustus 2002, de datum waarop psychiater Tilanus appellante heeft onderzocht, zich geen relevante medische ontwikkelingen bij appellante hebben voorgedaan. De rechtbank heeft daarop geoordeeld dat het advies van de deskundige Kok ook met betrekking tot de in geding zijnde datum, 16 januari 2003, van toepassing moet worden geacht.
In hoger beroep heeft appellante bij beroepschrift van 31 oktober 2005 doen aanvoeren dat haar medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld en dat, ter onderbouwing van de volledige arbeidsongeschiktheid, nadere medische gegevens zijn opgevraagd en zullen worden nagezonden.
De Raad stelt vast dat die gegevens van de zijde van appellante niet zijn ingediend, hoewel door het enkele tijdsverloop van het geding in hoger beroep daarvoor ruimschoots de gelegenheid is geboden.
Op grond van de thans ter beschikking staande gegevens is de Raad van oordeel dat niet valt staande te houden dat de medische beperkingen van appellante ten tijde in geding zijn onderschat. Daarbij heeft de Raad in het bijzonder acht geslagen op de conclusies in het uitvoerige rapport van de psychiater Tilanus, waarmee de deskundige Kok zich heeft kunnen verenigen. Daartegenover zijn geen gegevens van medische en andere aard ingebracht die daaraan doen twijfelen. De deskundige Kok was bekend met de door de zenuwarts B.J.M. Franssen te St. Oedenrode verstrekte inlichtingen. Hij heeft derhalve daarmee, naar ook aan zijn rapport valt te ontlenen, rekening kunnen houden.
In het hiervoor overwogene ligt reeds besloten dat de Raad geen aanleiding ziet om alsnog een medisch deskundige te raadplegen als door appellantes gemachtigde ter zitting is verzocht. De enkele omstandigheid dat aan het verkrijgen van inlichtingen van de behandelende medici voor appellante (beperkte) kosten zijn verbonden en dat zij niet in staat is die te betalen, zoals door appellantes gemachtigde is aangevoerd, vormt daarvoor onvoldoende grondslag.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2007.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.
MH