Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6170

Datum uitspraak2007-10-19
Datum gepubliceerd2007-10-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5041 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Niet verschoonbare overschrijding betaaltermijn griffierecht.


Uitspraak

06/5041 AOW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2006, 05/1265 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna Svb). Datum uitspraak: 19 oktober 2007 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 december 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen voornoemde uitspraak heeft appellant verzet gedaan. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 7 september 2007, waar beide partijen – de Svb met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 8 december 2006 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de aan appellant gestelde termijn is betaald. De Raad stelt vast dat appellant in zijn verzetschrift geen gronden heeft aangevoerd die zien op het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht. Bij brieven van 16 januari 2007 en 20 maart 2007 heeft de Raad appellant in de gelegenheid gesteld verzetsgronden in te dienen. Appellant heeft hierop gereageerd bij brief van 10 april 2007, bij de Raad ontvangen op 2 mei 2007, maar deze brief bevat eveneens geen argumenten die kunnen leiden tot gegrondverklaring van het verzet. De Raad is derhalve van oordeel dat appellant in verzet geen gronden heeft aangevoerd die afbreuk doen aan de uitspraak waartegen appellant in verzet is gekomen. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2007. (get.) J. Janssen. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. JL