
Jurisprudentie
BB6146
Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2007-10-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers120745 / HA ZA 06-649
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers120745 / HA ZA 06-649
Statusgepubliceerd
Indicatie
Fraudezaak SWZ. Overwegingen vooruitlopend op de te houden comparitie van partijen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 120745 / HA ZA 06-649
Vonnis van 11 juli 2007
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING SWZ,
gevestigd te Zwolle,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. C. Borstlap,
advocaat mr. R. de Boer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd te Zwolle,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. Y.G.I. Schrader-Verseveld.
Partijen zullen hierna SWZ en [X] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
. - de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijk van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie tevens voorwaardelijke conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek tevens voorwaardelijk van repliek in reconventie, tevens inhoudende voorwaardelijke vermeerdering van eis
- de voorwaardelijke conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 In de periode van 1996 tot 2001 is binnen de organisatie van SWZ sprake geweest van een complex van malversaties zoals omkoping en het aannemen van steekpenningen door de toenmalige directie en sommige werknemers. Bij het omkoopschandaal, dat in de Zwolse regio grote beroering heeft gewekt, was ook een aantal aannemers betrokken, waaronder [X]. Er heeft strafrechtelijke vervolging plaatsgevonden. De vervolging heeft geresulteerd in een veroordeling van sommigen en in een aantal transacties van het Openbaar Ministerie met weer anderen.
2.2 SWZ heeft haar overeenkomsten met de betrokken aannemers beëindigd, zo ook met [X]. Deze heeft daarin berust. Er staan nog facturen van [X] bij SWZ open voor een totaal van EUR 318.811,34. Het betreft werkzaamheden die [X] voor SWZ omstreeks 2002 heeft verricht. [X] heeft die vordering voorgelegd aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw. In die procedure heeft SWZ de onbevoegdheid van de Raad bepleit. De Raad heeft nog geen uitspraak gedaan.
2.3 Behalve [X] zijn nog andere aannemers door SWZ gedagvaard, [A] en [B].
3. Het geschil
In conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.1 SWZ wenst het bedrag dat [X] nog van haar te vorderen heeft te verrekenen met de schade die zij stelt als gevolg van [X]’s medewerking aan de fraude te hebben geleden. Deze heeft SWZ begroot op EUR 346.567,84, welk bedrag SWZ van [X] vordert, vermeerderd met een bijdrage in de kosten van het door PricewaterhouseCoopers (PwC) verrichte forensisch onderzoek en met een bedrag voor gemaakte buitengerechtelijke kosten.
3.2 Kort samengevat komen de stellingen van SWZ er op neer dat [X] zich heeft schuldig gemaakt aan “verschrijvingen” op zekere door haar aangenomen bouwprojecten van SWZ doordat zij kosten die zij had gemaakt in verband met door de toenmalige directie van SWZ en haar personeel bedongen persoonlijke voordelen en gunsten met medeweten en medewerking van de aan de zijde van SWZ betrokkenen “weg te zetten”op van SWZ aangenomen werken door de aanneemsom dienovereenkomstig te verhogen. Het ging alzo om aan SWZ in rekening gebrachte kosten waartegenover geen werkzaamheden voor SWZ hebben gestaan maar werkzaamheden ten behoeve van derden, in dienst van SWZ. Deze ontvingen geen factuur van [X] en hebben voor die door hen privé ontvangen gunsten en diensten noch [X] noch SWZ betaald.
Voorts heeft [X] op sommige voor SWZ uitgevoerde werken volgens SWZ buitensporige winstmarges gerealiseerd, misbruik makend van de situatie doordat zij wist het bewuste werk toch wel gegund te zullen krijgen vanwege de door haar op kosten van SWZ opgebouwde persoonlijke relaties met de toenmalige beleidsmakers van SWZ.
3.3 [X] heeft verweer gevoerd. Ten dele heeft zij de samengestelde vordering van SWZ erkend, namelijk voor een bedrag van circa EUR 93.979,72. Voor het overige weerspreekt zij postgewijs de vordering die door SWZ verdeeld is over een zevental werken. In voorwaardelijke reconventie – onder de voorwaarde dat enig bedrag aan SWZ wordt toegewezen – vordert [X] een bedrag van € 36.024,25 voor niet betaalde rekeningen in verband met een door haar verzorgde luxueuze verbouwing van de werkkamer van de voormalige directeur van SWZ, [C].
4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1 SWZ heeft haar vordering nader benoemd aan de hand van het hierna opgenomen staatje met in de linkerkolom de naam van het project, in de middelste kolom de minimale verschrijving (in guldens) die [X] zich volgens haar heeft veroorloofd en in de rechterkolom de maximale verschrijving.
ProjectMinimale verschrijvingMaximale verschrijving(in guldens)(in guldens)A. Verbouwing kantoor SWZ 5.100,-- 5.100,--B. Haringvliet/ Dollard hang- en sluitwerk 27.845,45 27.845,45C. Schoorstenen Minervalaan 103.729,44 148.549,22D. Goudsbloemstraat 104.887,76 104.887,76E. Keukens en houtrot Bachlaan 69.985,01 69.985,01 F. Sumatrastraat 39.976,85 39.976,85G. Bergingen Palestrinalaan 35.000,-- 35.000,--Totaal 386.524,51 431.344,29
4.2 De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten waarbij de verschillende werken en de uiteenlopende standpunten die partijen daarover innemen de revue zullen passeren en waarbij de rechtbank zich nader wenst te laten voorlichten. De rechtbank verwacht van partijen dat zij schikkingsbereid naar die comparitie zullen komen. Voorwaarde voor succesvolle onderhandelingen met het oog op een schikking lijkt wel te moeten zijn dat [X] wat meer besef toont van de zeer ernstige achtergronden van de kwestie dan zij in de van haar afkomstige processtukken demonstreert. Dat [X] een enkele post heeft willen erkennen heeft de verwondering van de rechtbank niet kunnen wegnemen dat zij voor het overige het onderste uit de kan lijkt te willen halen. De omstandigheden brengen mee dat [X] zich in haar eisen volmaakt redelijk dient op te stellen. Er mag op worden gewezen dat SWZ in haar schattingsexercities de minimale verschrijving heeft aangehouden en niet de maximale. Van [X] wordt verwacht dat zij in de voorbereiding op de comparitie haar verweren per werk nog eens goed tegen het licht houdt en nagaat in hoeverre zij in staat is een tot op het blanke hout gestripte vordering te presenteren. Indien BW art.6:97 door de rechtbank gehanteerd moet worden, mag duidelijk zijn dat bij begroting van de schade van SWZ “op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is” het voordeel van de twijfel bij SWZ zal komen te liggen.
4.3 De rechtbank neemt thans reeds een voorschot op het eindoordeel door in voorwaardelijke reconventie te overwegen dat SWZ het gelijk aan haar zijde heeft waar het gaat om de blijkbaar zeer kostbare inrichting van de werkkamer van haar toenmalige directeur [C] die door [X] is verzorgd en die [X] vergoed wenst te zien. Het is blijkbaar gegaan om een geschenk van [X] aan [C]. De kosten van de verbouwing zijn niet bij SWZ in rekening gebracht maar zijn verschreven op projecten van SWZ. Indien er al sprake is van een opdracht voor een verbouwing is deze door [C] verstrekt op persoonlijke titel. Verwezen mag worden naar de verklaring van [D], directeur van [X], die is weergegeven in het proces-verbaal van zijn verhoor op 20 april 2002, welke verklaring gedeeltelijk is weergegeven op pagina 88 van productie 1 bij dagvaarding. Het betreft een verklaring van een rechtstreeks betrokkene. Overigens gaat ten deze ook het verjaringsverweer van SWZ op. Verwezen wordt naar BW art. 3:307 lid 1. De werkzaamheden van [X] voor de bewuste werkkamer van [C] dateren uit 1999 zodat de vordering in 2004 is verjaard terwijl de dagvaarding dateert van 4 mei 2006. Van stuiting is niet gebleken.
5. De beslissing
In conventie en in reconventie
De rechtbank
5.1 beveelt een verschijning van partijen, deugdelijk vertegenwoordigd en bijgestaan door hun advocaten, welke zal worden gehouden op een nader te bepalen dag en uur in het gerechtsgebouw te Zwolle, Luttenbergstraat 5,
5.2 de zaak zal weer worden opgeroepen op de rolzitting van 25 juli 2007 voor opgave van verhinderdata door beide partijen ambtshalve peremptoir,
5.3 verder houdt de rechtbank iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2007.