
Jurisprudentie
BB6103
Datum uitspraak2007-10-15
Datum gepubliceerd2007-10-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3571 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3571 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschikheid van minder dan 15%.
Uitspraak
05/3571 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[A. te B.] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 april 2005, 04/1106 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft H.J.A. Aerts, werkzaam bij een advocatenkantoor te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2007. Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.J.M.H. Lagerwaard.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 9 juni 2004 heeft het Uwv de aan appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekende uitkering, welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, met ingang van 10 augustus 2004 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedroeg.
Bij besluit van 9 september 2004 (bestreden besluit), heeft het Uwv het door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Het door appellant ingestelde beroep tegen het bestreden besluit is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht door de verzekeringsarts en dat appellants stelling dat hij niet beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden niet met objectieve medische stukken is onderbouwd. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen reden is de arbeidskundige component van de schatting voor onjuist te houden.
Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat is arbeid te verrichten en dat zijn beperkingen zijn onderschat.
In hoger beroep heeft appellant dezelfde gronden naar voren gebracht als de gronden die hij ook al bij de rechtbank had aangevoerd. Naar het oordeel de Raad heeft de rechtbank op goede gronden overwogen dat die grieven niet kunnen slagen. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en onderschrijft deze volledig.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) A.C.W. Ris-van Huussen.
MR