
Jurisprudentie
BB6061
Datum uitspraak2007-09-26
Datum gepubliceerd2007-10-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers270204 / HA ZA 06-2783
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers270204 / HA ZA 06-2783
Statusgepubliceerd
Indicatie
Een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis kan slechts slagen indien de door eiser hieraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden hem gedurende de arbitrale procedure niet bekend waren en het hem tevens niet valt toe te rekenen dat hij daarmee in dat stadium nog niet bekend was. Er is derhalve sprake van enige onderzoeksplicht.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 270204 / HA ZA 06-2783
Uitspraak: 26 september 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GREENFIELDS B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
procureur mr. H.E. Schweers,
advocaat mr. J.F.H. Teunissen te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NETHER CARGO SERVICES B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde,
procureur mr. F.J.H. Krumpelman.
Partijen worden hierna aangeduid als "Greenfields" respectievelijk "NCS".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 28 augustus 2006;
- akte houdende overlegging producties aan de zijde van Greenfields d.d. 11 oktober 2006,
met als bijlagen productie 1 tot en met 5;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 6 december 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 7 februari 2007;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen bij brief d.d. 19 januari 2007 zijdens Greenfields in het geding gebrachte (ongedateerde) akte met producties (6 tot en met 9).
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Greenfields legt zich onder meer toe op de handel in bloemen. NCS richt zich op logistieke dienstverlening en heeft in opdracht van Greenfields werkzaamheden verricht en/of diensten verleend.
2.2
Op 8 augustus 2005 is door NCS een arbitrageaanvraag ingediend bij de FENEX met betrekking tot een geschil tussen NCS en Greenfields.
2.3
Bij arbitraal vonnis gewezen op 13 juni 2006 hebben de arbiters Greenfields veroordeeld om aan NCS te betalen:
- een bedrag van € 38.139,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de relevante factuur;
- een bedrag van € 3.813,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 augustus 2005;
- een bedrag van € 345,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2005;
- een bedrag van € 3.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 augustus 2005;
- de kosten van de arbitrageprocedure begroot op € 10.000,00.
2.4
Het arbitrale vonnis is op 10 juli 2006 gedeponeerd bij deze rechtbank onder depotnummer 27/06.
2.5
De arbitragecommissie bestond uit [arbiter 1], [arbiter 2] en
[arbiter 3]. [Arbiter 3] is directeur van [X] B.V. (verder: [X]), gevestigd te Aalsmeer.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het tussen partijen gewezen arbitrale vonnis van 13 juni 2006 te vernietigen en NCS te veroordelen in de kosten in beide instanties.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Greenfields aan de vordering ten grondslag gelegd dat haar op of omstreeks 13 juni 2006 is gebleken dat [arbiter 3] directeur is van [X] en dat de belangrijkste - als gevolg van de wanprestatie van NCS - verloren klant inmiddels bij dit bedrijf producten afneemt. Reeds ten tijde van het geschil onderhield [X] zakelijke relaties met klanten van Greenfields. Tevens doet en deed [X] regelmatig zaken met NCS. Deze feiten en omstandigheden doen gerechtvaardige twijfels rijzen omtrent de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de arbiter [arbiter 3]. Ingevolge artikel 1064 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) levert dit een grond op voor vernietiging van het arbitrale vonnis.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Greenfields in de kosten van het geding.
NCS heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Greenfields heeft in de dagvaarding niet gesteld waarom het onaanvaardbaar zou zijn dat zij zich bij de arbitrale beslissing neer zou moeten leggen. Ingevolge het vijfde lid van artikel 1064 Rv bestaat hiervoor thans geen gelegenheid meer. De vordering dient reeds om deze reden te worden afgwezen.
4.2
NCS betwist dat [arbiter 3] bij het geven van de arbitrale beslissing in feite niet onpartijdig dan wel niet onafhankelijk was, althans dat hieraan in ernstige mate kon worden getwijfeld. [arbiter 3] heeft uitdrukkelijk aangegeven niet onpartijdig en/of onafhankelijk te zijn geweest. [arbiter 3] is in zijn hoedanigheid van commercieel directeur van [X], en derhalve deskundig ter zake de tak van handel of bedrijf waarin de wederpartij van de expediteur werkzaam is, ex artikel 23, derde lid van de FENEX-voorwaarden als derde arbiter gevraagd door de twee andere arbiters.
4.3
Onduidelijk is wanneer Greenfields achter de door haar gestelde feiten is gekomen. Het middel van wraking is door Greenfields ten onrechte achterwege gelaten, zodat ook hierom de vordering dient te worden afgewezen.
5 De beoordeling
5.1
De rechtbank stelt vast dat zij krachtens artikel 1064, tweede lid Rv bevoegd is tot kennisneming van de onderhavige vordering en dat deze vordering is ingesteld binnen de termijn voorgeschreven in het derde lid van de zojuist genoemde wetsbepaling.
5.2
Ten aanzien van de gestelde onpartijdigheid van arbiter [arbiter 3] wordt als volgt overwogen. De onpartijdigheid van de arbiters is een fundamenteel beginsel van het procesrecht. Tijdens de arbitrale procedure staat het middel van wraking hieraan ten dienste. Nadat het arbitrale vonnis is gewezen, is wraking niet meer mogelijk. Wel kan een partij in de dan ontstane situatie ingevolge het bepaalde in artikel 1064, juncto artikel 1065, eerste lid, sub e Rv een vordering tot vernietiging instellen wegens strijd met de openbare orde. Voor vernietiging van het vonnis wegens strijd met de openbare orde in verband met een beroep op het niet onpartijdig of onafhankelijk zijn van een arbiter, zoals in casu, is alleen dan plaats wanneer feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen op grond waarvan moet worden aangenomen dat hetzij een arbiter bij het geven van de arbitrale beslissing in feite niet onpartijdig dan wel niet onafhankelijk was, hetzij omtrent diens toenmalige onpartijdigheid of onafhankelijkheid in zo ernstige mate twijfel mogelijk is dat het, de overige omstandigheden van het geval mede in aanmerking genomen, onaanvaardbaar zou zijn van de partij die in de arbitrage in het ongelijk is gesteld, te vergen dat zij zich bij de uitspraak neerlegt. De enkele schijn van een gebrek aan onpartijdigheid of onafhankelijkheid kan derhalve niet leiden tot vernietiging van een arbitraal vonnis wegens strijd met de openbare orde.
5.3
Of de door Greenfields aangevoerde feiten en omstandigheden zouden kunnen leiden tot de conclusie dat [arbiter 3] bij het geven van de arbitrale beslissing hetzij in feite niet onpartijdig dan wel niet onafhankelijk was, hetzij omtrent diens toenmalige onpartijdigheid of onafhankelijkheid in zo ernstige mate twijfel mogelijk is dat het, de overige omstandigheden van het geval mede in aanmerking genomen, onaanvaardbaar zou zijn van de partij die in de arbitrage in het ongelijk is gesteld te vergen dat zij zich bij de uitspraak neerlegt, kan in het midden blijven, gelet op het hierna volgende.
5.4
Een partij kan in bedoelde vordering tot vernietiging slechts slagen indien de door hem hieraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden hem gedurende de arbitrale procedure niet bekend waren en het hem tevens niet valt toe te rekenen dat hij daarmee in dat stadium nog niet bekend was. Er is derhalve sprake van enige onderzoeksplicht. NCS heeft aangevoerd dat Greenfields ten onrechte het middel van wraking achterwege heeft gelaten.
5.5
Namens Greenfields is ter comparitie van partijen aangevoerd dat Greenfields eerst nadat het arbitrale vonnis was gewezen bekend is geworden met de omstandigheid dat [arbiter 3] actief was op de Aalsmeerse bloemenbeurs, waarna zij geconstateerd heeft dat [arbiter 3], gezien zijn functie binnen het [X]concern, in deze zaak niet als een onafhankelijke arbiter is te beschouwen. Greenfields stelt dat, gezien de grote drukte van haar bedrijf en het bestaan van een taalprobleem, het haar niet te verwijten valt dat zij genoemde feiten en omstandigheden niet eerder heeft ontdekt.
5.6
Het door Greenfields gestelde taalprobleem en de drukte van haar bedrijf vormen naar het oordeel van de rechtbank geen reden om haar niet toe te rekenen dat zij pas na het wijzen van het arbitrale vonnis van de aan haar vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden op de hoogte is geraakt. Hierbij wordt relevant geacht dat Greenfields een in Nederland gevestigd bedrijf is, zodat van haar verlangd mag worden dat de Nederlandse taal voor haar geen probleem is. Voorts staat in artikel 23, derde lid van de FENEX-voorwaarden vermeld dat bij voorkeur een arbiter wordt gekozen die deskundig is ter zake van de tak van handel of bedrijf waarin de wederpartij van de expediteur werkzaam is, in het onderhavige geval de bloemenhandel. Alertheid op dit punt kon dan ook van Greenfields worden verwacht. Het had op de weg van Greenfields gelegen in een eerder stadium na te gaan of, en zo ja, in hoeverre er bezwaren bestonden tegen de arbiter [arbiter 3]. Dat voor het verkrijgen van bedoelde informatie een vergaand onderzoek nodig was, is gesteld noch gebleken. Voorzover deze informatie Greenfields aanleiding heeft gegeven vraagtekens te plaatsen bij de onafhankelijkheid van [arbiter 3], stond haar voorafgaand aan het arbitrale vonnis het middel van wraking ten dienste. Nu deze weg niet is gevolgd dient reeds om die reden de vordering te worden afgewezen.
5.7
Nu de vordering van Greenfields zal worden afgewezen behoeven de overige verweren van NCS geen afzonderlijke bespreking en beoordeling meer.
5.8
Greenfields zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van NCS.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vorderingen van Greenfields;
veroordeelt Greenfields in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van NCS bepaald op € 248,00 aan vast recht en op € 904,00 aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A. Pit.
Uitgesproken in het openbaar.
1905/344