Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5859

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702620/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij zes afzonderlijke besluiten van 13 maart 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden (hierna: de raad) aanvragen van appellant om vergoeding voor piketdiensten over de periode 8 tot en met 13 december 2005 afgewezen.


Uitspraak

200702620/1. Datum uitspraak: 17 oktober 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], kantoorhoudend te [plaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/1678 van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2007 in het geding tussen: appellant en de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden. 1.    Procesverloop Bij zes afzonderlijke besluiten van 13 maart 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden (hierna: de raad) aanvragen van appellant om vergoeding voor piketdiensten over de periode 8 tot en met 13 december 2005 afgewezen. Bij besluit van 19 juni 2006 heeft de raad de door appellant daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 maart 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 mei 2007. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 8 juni 2007 heeft de raad van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2007, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Hamer, aldaar werkzaam, is verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand, voor zover thans van belang, is de raad belast met de organisatie van de verlening van rechtsbijstand in het ressort en met het toezicht op de uitvoering daarvan.    Ingevolge artikel 37, eerste lid, aanhef en onder b, verstrekt de raad aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor verleende rechtsbijstand in het kader van een door de raad getroffen regeling voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken.    Ingevolge artikel 1, aanhef en onder e, van het krachtens die bepaling vastgestelde Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr) is een piketzaak een zaak waarin een rechtsbijstandverlener rechtsbijstand heeft verleend in het kader van een door de raad getroffen regeling voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand in de gevallen, bedoeld in het eerste lid van artikel 23.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, voor zover thans van belang, ontvangen rechtsbijstandverleners overeenkomstig de bepalingen van het Bvr een vergoeding voor het verlenen van rechtsbijstand in een piketzaak.     Volgens paragraaf 2.1, van de Regeling strafpiket (hierna: de Regeling), voor zover thans van belang, kunnen advocaten in het hofressort Leeuwarden die ingeschreven staan bij de raad zich schriftelijk voor de deelname aan de piketdienst in hun arrondissement aanmelden. Bij een positieve beslissing op het verzoek wordt de advocaat ingeroosterd op het volgende piketrooster. De raad beslist binnen acht weken na de aanmelding en brengt deze beslissing schriftelijk ter kennis van de verzoeker, aldus de Regeling. 2.2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de raad appellant terecht en op goede gronden de gevraagde vergoedingen heeft geweigerd, omdat deze over de periode waarop de aanvragen zien niet als strafpiketadvocaat stond geregistreerd. 2.3.    Appellant betoogt dat de rechtbank, door daartoe te overwegen dat van een aanmelding door appellant voor de strafpiketregeling in januari 2005 niet is gebleken, althans de raad de ontvangst van het daartoe strekkende faxbericht blijkbaar geloofwaardig heeft ontkend, heeft miskend dat uit het door hem overgelegde verzendrapport blijkt dat hij zich op 13 januari 2005 bij faxbericht heeft aangemeld voor deelname aan de piketdienst en dat daartegenover slechts de ontkenning van de raad staat. Verder heeft de rechtbank volgens hem miskend dat hij in december 2005 aan de voor deelname aan de piketregeling gestelde eisen had voldaan. 2.4.    Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 2 september 1996 in zaak no. R01.93.2126, AB 1997, 51  en 16 november 2005 in zaak no. 200505282/1 JSV 2005, 158), aanvaardt de verzender door een poststuk niet aangetekend te verzenden, het risico dat de ontvangst daarvan in geval van ontkenning niet aannemelijk kan worden gemaakt.    Met het overgelegde exemplaar van het transmissierapport van 13 januari 2005 met daarop "foutpagina" vermeld heeft de rechtbank terecht niet door appellant aannemelijk gemaakt geacht dat verzending van zijn aanmelding heeft plaatsgevonden, als door hem gesteld. Dat appellant, naar hij stelt, eind 2005 aan de vereisten voor deelname aan de piketregeling voldeed, maakt dat niet anders. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb    w.g. De Leeuw-van Zanten Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007 97-497.