
Jurisprudentie
BB5836
Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700771/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700771/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 19 november 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg, thans Katwijk (hierna: het college), voor zover thans van belang, een verzoek van appellant om ontheffing van de afsluiting van de Vinkenweg te Rijnsburg afgewezen.
Uitspraak
200700771/1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rijnsburg,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/5180 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 december 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg, thans Katwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg, thans Katwijk (hierna: het college), voor zover thans van belang, een verzoek van appellant om ontheffing van de afsluiting van de Vinkenweg te Rijnsburg afgewezen.
Bij besluit van 16 juni 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2006, verzonden op 15 december 2006, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 maart 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2007, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door ing. J.C. Smit en mr. A.A.M. Piessens-Verbist, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Van de zijde van het college zijn desverzocht nadere stukken ingezonden. Deze zijn aan appellant toegezonden. Bij brief van 18 september 2007 heeft appellant gereageerd. Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling van de zaak ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Appellant klaagt dat de rechtbank, door het ontheffingsbeleid van het college niet onjuist of onredelijk te achten, heeft miskend dat de weigering de gevraagde ontheffing te verlenen voor hem ernstig onnodig economisch nadeel tot gevolg heeft, omdat hij daardoor geen gebruik kan maken van de kortste route over de Vinkenweg te Rijnsburg naar de A44. Voorts heeft zij volgens hem miskend dat hij ongelijk is behandeld ten opzichte van andere bewoners in de directe nabijheid die wel met ontheffing van de afgesloten weg gebruik kunnen maken.
2.2. Ter zake van de wegafsluiting van de Vinkenweg te Rijnsburg stelt het college als beleid te voeren dat ontheffing wordt verleend aan bewoners van de Vinkenweg huisnrs. 18-72, de Elsgeesterweg en de Vinkeweg huisnrs. 57-75. Verder wordt volgens het college ontheffing verleend ten behoeve van ondernemingen die lokaal economische belangen hebben om de afsluiting te passeren.
Appellant woont niet op een van vorenbedoelde adressen en heeft geen economisch belang, op grond waarvan hem ontheffing verleend zou moeten worden, aldus het college.
2.3. Het college heeft een lijst overgelegd van degenen, aan wie ontheffing is verleend. Op de lijst is voorts vermeld, om welke reden een toegangspas is verstrekt. Het heeft daarbij toegelicht dat het steeds een bewoner of perceeleigenaar, dan wel een lokaal economisch belang betreft.
2.4. Uit met name de overgelegde adresgegevens van de op de lijst vermelde pashouders valt niet op te maken dat alle genoemden aan de criteria van het volgens het college gevoerde beleid voldoen. Aan bewoners aan de Mariahoevelaan te Oegstgeest en de Waardlaan te Rijnsburg is ontheffing verleend. Het college heeft toegelicht dat deze bewoners perceeleigenaar zijn. Daarmee is echter niet duidelijk gemaakt dat het college, door aan deze perceeleigenaren ontheffing te verlenen, volgens het gestelde gevoerde beleid heeft gehandeld.
Voorts blijkt dat het lokaal economisch belang, om tot ontheffingverlening te kunnen leiden, gericht dient te zijn op werkzaamheden op de Vinkenweg of de aangrenzende percelen. Volgens de door het college gegeven toelichting ziet het lokaal economisch belang van de bedrijven aan de Klinkenberg te Sassenheim en aan de Voorhouterweg te Rijnsburg echter op de levering van bederfelijke goederen, onderscheidenlijk op opruimwerkzaamheden op de A44. Niet duidelijk is hoe dit belang binnen het gestelde beleid past.
2.5. Nu gebleken is dat ook aan anderen dan omwonenden en bedrijven met een lokaal economisch belang ontheffing door verstrekking van een toegangspas is verleend, heeft het college door aan de handhaving in bezwaar van de afwijzing ten grondslag te leggen dat appellant niet woonachtig is aan de Vinkenweg of Elsgeesterweg en verder geen economisch belang heeft, dat besluit niet voorzien van een draagkrachtige motivering.
2.6. Het hoger beroep is reeds om die reden gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Aan hetgeen appellant overigens in hoger beroep heeft aangevoerd komt de Afdeling niet toe. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 16 juni 2005 van het college gegrond verklaren. De beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd wegens ontoereikendheid van de er aan ten grondslag gelegde motivering.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 december 2006 in zaak no. AWB 05/5180;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk van 16 juni 2005, kenmerk 2005/3840;
V. gelast dat de gemeente Katwijk aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 349,00 (zegge: driehonderdnegenenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Den Broeder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007
187-384.