Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5832

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702594/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 20 maart 2007 heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Cargill Benelux B.V." (hierna: vergunninghoudster) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor het onderdeel "satellite 1" (bestaande uit de maiszetmeelfabriek en de afdeling utilities) van de inrichting voor verwerking van mais en tarwe op het perceel Nijverheidsstraat 1 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen.


Uitspraak

200702594/1. Datum uitspraak: 17 oktober 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid "Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A.", gevestigd te Nijmegen, appellante, en het college van gedeputeerde staten van Zeeland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 20 maart 2007 heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Cargill Benelux B.V." (hierna: vergunninghoudster) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor het onderdeel "satellite 1" (bestaande uit de maiszetmeelfabriek en de afdeling utilities) van de inrichting voor verwerking van mais en tarwe op het perceel Nijverheidsstraat 1 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 11 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 7 juni 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juli 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door drs. ing. J.G. Vollenbroek, en verweerder, vertegenwoordigd door P.W.D. Beijaard en ing. H. Jonker, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster als partij gehoord, vertegenwoordigd door R.J.P. Henderickx. 2.    Overwegingen 2.1.    In de inrichting wordt mais en tarwe verwerkt tot zetmeel, zetmeelderivaten, (vitale) gluten en veevoer. De feitelijke productieprocessen vinden plaats binnen 4 zogeheten satellites. Het totale terrein beslaat een oppervlakte van ongeveer 86 hectare, waarop naast de 4 satellites een contractorpark, een drumfillingloods (Frans Maas) en een alcoholfabriek (Nedalco) zijn gelegen. De delen van het terrein die niet onder een satellite vallen of door derden worden gebruikt, bestaan voor een groot deel uit bezinkvijvers en braakliggend terrein. Binnen deze terreindelen vinden milieurelevante activiteiten plaats.        "Cerestar Benelux B.V.", thans handelend onder de naam "Cargill Benelux B.V.", heeft verweerder verzocht voor de inrichting 5 revisievergunningen te verlenen. In de eerste plaats is een revisievergunning aangevraagd voor het totale terrein, met uitzondering van de satellites en delen die bij derden in gebruik zijn, alsmede voor de milieuaspecten die voor de hele inrichting gelden dan wel op bedrijfsniveau moeten worden beoordeeld. Daarnaast zijn 4 revisievergunningen aangevraagd voor de respectieve satellites.    Bij besluit van 21 november 2006 heeft verweerder een revisievergunning verleend, die door hem wordt betiteld als zogeheten "sitevergunning" of "parapluvergunning", welke betrekking heeft op: A. het totale terrein, met uitzondering van de satellites en delen die bij derden in gebruik zijn, waar de volgende milieurelevante activiteiten plaatsvinden: transport via spoor en verharde wegen inclusief stalling en parkeren van voertuigen, blusoefeningen van de brandweer, RO-installatie, opslag en verlading van veevoeder, opslag van goederen en onderhoudswerkzaamheden door de afdeling maintenance, opslag van chemicaliën in emballage en gevaarlijke stoffen, alsmede opslag van afvalstoffen; B. de milieuaspecten die voor de hele inrichting gelden dan wel op bedrijfsniveau moeten worden beoordeeld: bodem, geluid, milieuzorg, luchtkwaliteit, geur, alsmede externe veiligheid.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder een revisievergunning verleend voor het onderdeel satellite 1. 2.2.    Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.    Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.    Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe. 2.3.    Appellante betoogt dat ten onrechte een aparte vergunning is verleend voor satellite 1. Door de kunstmatige opdeling van de vergunning in een sitevergunning en 4 deelvergunningen voor de satellites is er volgens appellante geen sprake van een geïntegreerde vergunningverlening. Voor zover een beoordeling op de toepassing van de beste beschikbare technieken voor de gehele inrichting heeft plaatsgevonden in het kader van de verlening van de sitevergunning, was deze beoordeling volgens appellante niet passend en volledig. Voorts betoogt appellante dat deze toetsing volgens verweerder in de onderhavige procedure niet aan de orde kan worden gesteld, omdat deze volgens verweerder geen deel uitmaakt van de aanvraag. 2.3.1.    Ingevolge artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan het bevoegd gezag, indien een vergunning wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onder b, voor het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan en voor die inrichting al een of meer vergunningen krachtens deze wet zijn verleend, bepalen dat een vergunning moet worden aangevraagd voor die verandering en voor het in werking hebben na die verandering van de gehele inrichting of onderdelen daarvan, waarmee die verandering samenhangt. 2.3.2.    De Afdeling overweegt dat aan de bij het bestreden besluit verleende satellitevergunning voorschriften zijn verbonden over de specifieke milieugevolgen van de betrokken satellite. Verder worden in het dictum van het bestreden besluit, onder 2, de voorschriften uit de hoofdstukken 1 tot en met 13, met uitzondering van hoofdstuk 7, van de bij besluit van 21 november 2006 verleende sitevergunning op deze vergunning van toepassing verklaard. Verweerder spreekt in dit verband over voorschriften voor milieuaspecten die voor de gehele inrichting gelden dan wel op bedrijfsniveau moeten worden beoordeeld. 2.3.3.    Bij uitspraak van de Afdeling van heden wordt het besluit van 21 november 2006 vernietigd, omdat het zich niet verdraagt met het systeem van de Wet milieubeheer. Nu hierdoor het bepaalde onder 2 van het dictum van het bestreden besluit betekenisloos is, ontbreken aan de bij het bestreden besluit verleende vergunning voorschriften met betrekking tot de aspecten bodem, geluid, energie, beëindiging bedrijfsactiviteiten, milieuzorg, opslag, geur, externe veiligheid, proefproducties en/of proefnemingen, afvalstoffen en licht. Gelet op de samenhang met het besluit van 21 november 2006 moet het bestreden besluit dan ook op dezelfde grond worden vernietigd. 2.4.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet hierop behoeven de beroepsgronden voor het overige geen bespreking. 2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden beoordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 20 maart 2007, kenmerk RMW0703077/Wm.06.048/35; III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zeeland tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 35,83 (zegge: vijfendertig euro en drieëntachtig cent); het dient door de provincie Zeeland aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de provincie Zeeland aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. W. Sorgdrager, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat. w.g. Brink     w.g. Kuipers Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007 271-489.