
Jurisprudentie
BB5825
Datum uitspraak2007-10-12
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705475/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705475/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 20 juni 2007 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting ten behoeve van hoveniersactiviteiten en de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 21 juni 2007 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200705475/2.
Datum uitspraak: 12 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2007 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting ten behoeve van hoveniersactiviteiten en de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 21 juni 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 29 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2007, beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief van 29 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.H. Sanders en ir. M.H.M. Gies, is verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. K.A.M. van Kampen, advocaat te Eindhoven, als partij gehoord. Verzoeker is niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker stelt dat de inrichting niet voldoet aan het Bouwbesluit 2003. In dit verband voert hij aan dat een nooduitgang van de inrichting uitkomt op grond waarvan hij eigenaar is, terwijl hij geen recht van overpad aan vergunninghoudster heeft verleend. Om die reden kan van een nooduitgang op die plaats geen sprake zijn, aldus verzoeker, zodat in zoverre niet wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2003.
2.3. De vraag of de inrichting wat de betrokken nooduitgang betreft aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 voldoet, kan geen rol spelen bij de beslissing omtrent vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd kan om die reden niet afdoen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.4. Gelet op het vorenstaande, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Timmerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2007
462.