
Jurisprudentie
BB5795
Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200703165/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200703165/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 13 april 2006 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de aanvraag van appellante tot subsidieverlening voor sanering van loden drinkwaterleidingen afgewezen.
Uitspraak
200703165/1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Woning Exploitatie Vereniging hoek Hembrug-, Polanen- en Houtrijkstraat", gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, als rechtsopvolger van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2006 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de aanvraag van appellante tot subsidieverlening voor sanering van loden drinkwaterleidingen afgewezen.
Bij besluit van 26 maart 2007 heeft verweerder het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 3 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 mei 2007.
Bij brief van 4 juli 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door R. van Zutphen, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. J. Duthler en mr. B.B. Zuiderwijk, beiden medewerker van SenterNovem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling sanering loden drinkwaterleidingen (hierna: de Subsidieregeling) kan de minister ten gunste van de subsidieaanvrager eenmalig per woning subsidie verstrekken voor sanering.
Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Subsidieregeling wordt subsidie slechts verleend indien met de sanering nog geen aanvang is gemaakt voordat op de aanvraag tot subsidieverlening is beslist.
2.2. Verweerder heeft de aanvraag tot subsidieverlening afgewezen omdat het op 14 september 2004 gedateerde aanvraagformulier pas op 24 maart 2006 - na het bereiken van het subsidieplafond van de Subsidieregeling - is ontvangen, terwijl voorts uit de aanvraag bleek dat appellante te vroeg was begonnen met de sanering en zodoende niet aan de criteria voor subsidieverlening zou hebben voldaan.
2.3. Appellante betoogt dat zij de aanvraag reeds op of kort na 14 september 2004 heeft opgestuurd. Appellante heeft niet gerappelleerd toen de beslissing op de aanvraag geruime tijd uitbleef omdat de plicht daartoe niet uit de regelgeving bleek. Appellante voert verder aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij te vroeg zou zijn begonnen met de sanering. Zij stelt eerst eind oktober 2004 met de sanering te zijn gestart.
2.4. De Afdeling stelt met verweerder vast dat ook als wordt uitgegaan van eind oktober 2004 als aanvangsdatum van de sanering in plaats van de op het aanvraagformulier van 14 september 2004 vermelde vermoedelijke datum van 10 september 2004, appellante nog steeds in strijd met artikel 2, derde lid, van de Subsidieregeling zou hebben gehandeld. Eind oktober 2004 zou immers hoe dan ook niet zijn beslist op de aanvraag tot subsidieverlening. Reeds daarom kan het beroep van appellante niet slagen. De vraag of appellante geacht moet worden de aanvraag tot subsidieverlening van 14 september 2004 op of kort na die datum daadwerkelijk te hebben ingediend, behoeft daarom geen beantwoording meer.
De omstandigheid dat verweerder zijn besluit van 13 april 2006 en zijn reacties op de brieven van appellante van 23 maart 2006, 30 mei 2006 en 31 januari 2007 onjuist heeft geadresseerd en dat hij het besluit pas op 6 februari 2007 per fax naar appellante heeft verstuurd, doet aan het voorgaande niet af.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Plambeck
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007
195-209.