
Jurisprudentie
BB5786
Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700781/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700781/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 13 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sevenum (hierna: het college) met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het verzoek van appellant om verlening van vrijstelling ten behoeve van de bouw van een seniorenwoning op het achterste gedeelte van het perceel aan de [locatie] te Sevenum (hierna: het perceel) afgewezen.
Uitspraak
200700781/1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/1582 van de rechtbank Roermond van 27 december 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Sevenum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sevenum (hierna: het college) met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het verzoek van appellant om verlening van vrijstelling ten behoeve van de bouw van een seniorenwoning op het achterste gedeelte van het perceel aan de [locatie] te Sevenum (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit verzonden op 14 augustus 2006 heeft het college in overeenstemming met het advies van de commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 december 2006, verzonden op 28 december 2006, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 26 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sevenum van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2007, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C.M.G. Beusmans, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Awb is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan de aanvraag zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld.
2.2. Bij schrijven van 12 maart 2006 heeft appellant het college gevraagd om een voor beroep vatbare beschikking ten aanzien van zijn herhaalde verzoek om vrijstelling ten behoeve van de bouw van een seniorenwoning op het perceel. Bij in rechte onaantastbare besluiten van 11 juni 2002 en 22 september 2004 heeft het college verzoeken van appellant om vrijstelling voor hetzelfde bouwplan afgewezen dan wel het bezwaar van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. Als nieuw feit is door appellant aangegeven dat er een bouwvergunning is verleend voor de bouw van een woning achter de Molenveldweg 48 te Sevenum.
2.3. Het college heeft de verwijzing van appellant naar de verleende bouwvergunning voor een woning achter de Molenveldweg 48 opgevat als een beroep op het gelijkheidsbeginsel en zich op het standpunt gesteld dat van gelijke gevallen geen sprake is, omdat achter de Molenveldweg 48 wel een bouwgrens aanwezig is terwijl op het perceel een bouwgrens ontbreekt. Bovendien is er sprake van een feitelijk verschil in openheid in de directe nabijheid van de Molenveldweg 48. Op grond daarvan stelt het college zich op het standpunt dat geen sprake is van een nieuw gegeven die aanleiding geeft om terug te komen op zijn besluiten 11 juni 2002 en 22 september 2004.
2.4. Het betoog van appellant dat de rechtbank had moeten oordelen dat het college ten onrechte met toepassing van artikel 4:6 van de Awb zijn verzoek om vrijstelling heeft afgewezen, slaagt niet. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in hetgeen door appellant is aangevoerd geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn te ontwaren die aanleiding behoren te geven terug te komen van de in rechte onaantastbare besluiten van 11 juni 2002 en 22 september 2004. De situatie van appellant is niet vergelijkbaar met de situatie op het achtererf van de Molenveldweg 48 reeds omdat ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan achter de Molenveldweg 48 wel een bouwgrens is gelegen terwijl die achter het perceel ontbreekt. Dat, zoals appellant heeft gesteld, de gemeente in zijn geval stelselmatig heeft geweigerd om een rooilijn aan te brengen, maakt dat niet anders. De weigering om in het bestemmingsplan een rooilijn op te nemen, wat daar ook van zij, staat in deze procedure niet ter beoordeling.
2.5. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat voor zover appellant al zou zijn geschaad door het niet toepassen van artikel 4:7 van de Awb, dit in de bezwaarfase is hersteld, zodat ook hetgeen appellant in dat verband heeft betoogd geen doel treft.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Ouwehand
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007
224.