
Jurisprudentie
BB5695
Datum uitspraak2007-10-12
Datum gepubliceerd2007-10-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600729-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600729-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Opzetheling
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600729-07
Datum uitspraak: 12 oktober 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [Huis van Bewaring] te Utrecht.
Raadsman: mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 september 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2007 tot en met 01 juli 2007 te
Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in het arrondissement Utrecht, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan/op
[weg 1] heeft weggenomen een ketting (gouden omega collier) en/of een
(gouden) armband en/of twee paar (gouden) oorbellen en/of een geldbedrag van
ongeveer 60 euro en/of een discman (merk Sony) en/of een digitale foto-camera
(merk Nikon) en/of een zogenaamd zwitsers zakmes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever A], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door het openbreken/ forceren van een raam van die
woning en/of (vervolgens) door het openbreken van één of meer binnendeur(en)
van die woning, in elk geval door middel van braak/ verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 juli 2007 te Maarssen, althans in het arrondissement
Utrecht, in elk geval in Nederland, een (gouden) halsketting en/of een
(gouden) armband en/of een digitale foto-camera (merk Nikon) en/of een
zogenaamd zwiters zakmes heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die ketting en/of armband en/of fotocamera en/of dat zakmes wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
art. 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 01 juli 2007 te Vrouwenakker, gemeente Nieuwkoop, althans
in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [weg 2]) heeft weggenomen
een mobiele telefoon (merk Nokia, type 5140I) en/of een simkaart (KPN) en/of
een of meer (gouden) ring(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever B], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik
heeft gebracht door het openbreken/forceren van een raam van die woning, in
elk geval door braak/verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 juli 2007 te Maarssen, althans in het arrondissement
Utrecht een mobiele telefoon (merk Nokia, type 5410I) en/of een of meer
(gouden) ring(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die mobiele telefoon en/of die ring(en) wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
(parketnummer 16/602952-06)
hij op of omstreeks 27 augustus 2006 te Waverveen, gemeente De Ronde Venen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan/nabij de [weg 3]
gelegen woning heeft weggenomen een fototas en/of een fotocamera
en/of twintig, althans een aantal, CD-plaatjes, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [aangever C], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door een raam van (een schuur van) die woning open te
breken/stuk te maken en/of via dat/een raam die woning binnen te klimmen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de nacht van 26 op 27 augustus 2006, in elk geval
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Woerden, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit een woning gelegen
aan/nabij het [weg 4], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s)
zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (antieke) klok
en/of twee (gouden) ringen en/of (ongeveer) 20 euro, in elk geval een
geldbedrag, en/of drie, althans één of meer, (gouden) horloges en/of een
(gouden) armband en/of een (gouden) ketting en/of een (gouden) broche, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever D], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art. 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
5.
Primair
hij op of omstreeks 26 augustus 2006 te Harmelen, gemeente Woerden, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan/nabij de [weg 5]
gelegen woning heeft weggenomen twee (antieke) klokken en/of een
(aanzienlijke) hoeveelheid sieraden en/of vier, althans één of meer
horloges/uurwerken en/of een aantal sleutels en/of een hoeveelheid geld en/of
een (zilveren) broodschaal en/of een blauw porceleinen potje en/of een
fotocamera en/of een bril en/of twee flessen met alcoholhoudende drank en/of
twee tassen en/of een scheerapparaat, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door een raam en/of een schuifdeur van die woning stuk
te maken, althans te forceren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 september 2006, in elk geval in of omstreeks de
periode van 27 augustus 2006 tot en met 18 september 2006 te Uithoorn, in elk
geval in Nederland, een digitale fotocamera, merk Fuji, type Finepix S7000,
en/of een gouden trouwring met een diamantje/edelsteentje en/of een gouden
ring voorzien van een aantal diamantjes/edelsteentjes en/of een (antieke)
klok, tussen de 40 en 45 cm hoog, voorzien van een witte wijzerplaat en een
sculptuur van een paard, en/of een (wit geschilderde) houten klok met
geslepen glas en geëmailleerde wijzerplaat, en/of een eikenhouten penduleklok
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen/dat
goed wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 19 september 2007 toegestaan.
Van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is een kopie als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding nietig is, voorzover deze ziet op feit 6, nu dat deel van de tenlastelegging niet voldoet aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5, telkens primair, ten laste is gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de stukken die zich in het dossier bevinden onvoldoende aanknopingspunten bieden om aan te nemen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraken waarvan de goederen die bij hem zijn aangetroffen afkomstig zijn. Tussen de verschillende woninginbraken en het aantreffen van de desbetreffende goederen bij verdachte, ligt naar het oordeel van de rechtbank een te groot tijdsbestek om die conclusie te rechtvaardigen. Daar komt met betrekking tot feit 2 bij dat er sporen van de vermoedelijke inbreker zijn aangetroffen bij de woning in Vrouwenakker, die niet zijn terug te voeren op verdachte.
De bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 1 en 2, telkens subsidiair, ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt:
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2007 volgt dat verdachte op 1 juli 2007 te Mijdrecht is aangehouden op een bromfiets. Er vond vervolgens een insluitingsfouillering plaats, waarbij diverse sieraden werden aangetroffen. In de buddy van de bromfiets werden een oplader en een digitale fotocamera aangetroffen. Verdachte was bij de desbetreffende verbalisant ambtshalve bekend in verband met woninginbraken en heling van sieraden. Gelet hierop, alsmede gelet op de omstandigheid dat verdachte desgevraagd heeft verklaard geen inkomsten uit werk of uitkering te genereren en de aangetroffen goederen een enorme waarde vertegenwoordigden, ontstond het vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
Op 1 juli 2007 werd door [aangever A] aangifte gedaan van diefstal door middel van braak uit haar woning te Vinkeveen, waarbij onder meer sieraden en een fotocamera waren weggenomen. De goederen die door aangeefster nauwkeurig waren omschreven, vertoonden opvallend veel overeenkomsten met de goederen die bij verdachte waren aangetroffen . Toen deze goederen vervolgens aan haar werden getoond, werden zij door aangeefster herkend als zijnde de goederen die bij de inbraak op 1 juli 2007 uit haar woning waren weggenomen . Bij die gelegenheid verklaarde aangeefster dat er ook nog een Zwitsers zakmes uit haar woning was weggenomen, waarvan zij een zeer gedetailleerde omschrijving gaf. Ook dit zakmes is in de fouillering van verdachte aangetroffen .
Op 3 juli 2007 werd door de [aangever B] eveneens aangifte gedaan van woninginbraak. Deze inbraak zou hebben plaatsgevonden te Vrouwenakker, gemeente Nieuwekoop, in de vroege ochtend van 1 juli 2007. Hierbij waren weggenomen een mobiele telefoon, een simkaart en twee trouwringen. Aan de hand van een nauwkeurige omschrijving van deze goederen, waaronder de inscriptie in de trouwringen, werd geconstateerd dat dit de bij verdachte aangetroffen goederen zouden kunnen zijn . Toen de bij verdachte aangetroffen goederen door de vermoedelijke eigenaar werden bekeken, werden zij ook herkend als zijnde de goederen die bij de inbraak van 1 juli 2007 waren weggenomen .
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de bij verdachte aangetroffen goederen van diefstal afkomstig zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de hiervoor bedoelde goederen van een vriend had gekregen. Hij had zijn vriend daarbij uitdrukkelijk gevraagd of het om gestolen goederen ging. Aangezien zijn vriend hem hierop ontkennend had geantwoord, had hij de goederen van hem aangenomen. De fotocamera had hij meteen van zijn vriend gekocht, van de sieraden zou hij aan de hand van het gewicht eerst de waarde bepalen. Het zakmes zat bij de prijs inbegrepen, aldus verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheid dat verdachte aan zijn vriend heeft gevraagd of de door hem aangeboden goederen van diefstal afkomstig waren, reeds volgt dat hij sterke vermoedens had in die richting. Gelet op de aard en samenstel van de goederen -het betrof goederen met een aanzienlijke waarde en tot de goederen behoorden ook gedragen trouwringen, die normaliter geen deel uitmaken van het reguliere handelsverkeer- heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de criminele herkomst ervan geweten, althans heeft hij in ieder geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om gestolen goederen ging.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling in de zin van artikel 416, eerste lid en onder a, van het Wetboek van Strafrecht, zodat wettig en overtuigend bewezen is hetgeen onder 1 en 2, telkens subsidiair, aan hem ten laste is gelegd, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van het onder 3, 4 en 5, telkens subsidiair, ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt:
Uit de stukken zoals die zich in het dossier bevinden volgt dat de moeder van verdachte zich op 18 september 2006 bij de politie heeft gemeld met de mededeling dat zij in het huis van haar zoon, die recentelijk was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden ter zake inbraak in een woning, goederen had aangetroffen waarvan zij vermoedde dat zij van diefstal afkomstig waren. Zij heeft deze goederen vervolgens ter beschikking gesteld aan de politie, waarna zij in beslag zijn genomen.
Eén van de aangetroffen goederen betreft een digitale fotocamera met een bijbehorende cameratas. Op een foto van deze camera stond een caravan afgebeeld, waarvan het kenteken heeft geleid naar de eigenaar van het goed . Deze eigenaar, [aangever C], bleek aangifte te hebben gedaan van een woninginbraak, welke in de nacht van 27 augustus 2006 had plaatsgevonden en waarbij de camera en de tas waren weggenomen.
Voorts volgde uit onderzoek dat twee trouwringen en een bronskleurige klok, die ook in beslag waren genomen, waren weggenomen bij een op 26 of 27 augustus 2006 gepleegde inbraak in een woning te Woerden. Door [aangeefster D] is aangifte gedaan van deze woninginbraak . Zij beschikte over een foto met een afbeelding van een klok die overeenkwam met het inbeslaggenomen voorwerp. Bovendien kwam de beschrijving die zij van de klok gaf op belangrijke punten overeen met de klok die in de woning van verdachte was aangetroffen . Van de trouwringen gaf zij eveneens een zeer gedetailleerde omschrijving , die overeenkwam met de aangetroffen ringen , en de aan haar getoonde ringen werden vervolgens ook door haar als zijnde haar eigendom herkend.
Twee bij verdachte inbeslaggenomen klokken bleken afkomstig te zijn van een op 26 of 27 augustus 2006 gepleegde woninginbraak te Harmelen. Door [aangever E] is aangifte gedaan van deze woninginbraak . Hierbij waren onder meer een wit geschilderd houten klokje en een eiken houten penduleklok weggenomen. Door verbalisanten werden twee klokken aan aangever getoond die voldeden aan zijn omschrijving en deze werden door hem voor 100% herkend als zijnde zijn eigendom.
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de goederen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen en die hiervoor zijn omschreven, van diefstal afkomstig zijn.
Vast staat dat de betreffende goederen in de nacht van 26 op 27 augustus 2007 zijn ontvreemd, dat de verdachte sedert 30 augustus 2007 is gedetineerd, dat hij tussen 27 augustus 2007 en 30 augustus 2007 in zijn woning heeft verbleven en dat de goederen daar op 18 september 2007 door verdachtes moeder zijn aangetroffen.
Uit verdachtes stelling dat hij zijn ‘vriend’ een sleutel ter beschikking had gesteld leidt de rechtbank af dat woning, zoals gebruikelijk met woningen, gewoon afgesloten was en slechts met gebruikmaking van een sleutel kon worden betreden.
Vooropgesteld moet worden dat in het algemeen mag worden aangenomen dat een bewoner weet welke goederen zich in zijn woning bevinden en dat hij daarover feitelijke beschikkingsmacht heeft. Dit geldt temeer als die bewoner de woning feitelijk als enige bewoont, gelijk hier het geval is.
Enig concreet aanknopingspunt dat een derde de goederen in de periode tussen 30 augustus en 18 september 2007 in de woning van verdachte heeft achtergelaten ontbreekt. Als zodanig aanknopingspunt kan naar het oordeel van de rechtbank niet gelden de, overigens eerst tijdens het onderzoek ter terechtzitting door de verdachte geopperde suggestie dat zijn ‘vriend’ de bedoelde goederen in die periode in de woning heeft achtergelaten. Deze suggestie is op geen enkele wijze aannemelijk geworden en wordt derhalve door de rechtbank verworpen. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat verdachte de goederen in de periode tussen 27 en 30 augustus 2007 voorhanden heeft gekregen.
Gelijk is overwogen inzake de feiten 1 en 2, telkens subsidiair, geldt ook hier dat gegeven aard en samenstel van de betreffende goederen het voor de verdachte zonneklaar moet zijn geweest dat het hier van diefstal afkomstige goederen betrof.
Het gevoerde verweer wordt verworpen.
De bewezenverklaring
1.
Subsidiair
Verdachte heeft op 01 juli 2007 te Maarssen, een gouden halsketting en een
gouden armband en een digitale foto-camera (merk Nikon) en een
zogenaamd Zwitsers zakmes voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het
voorhanden krijgen van die ketting en armband en fotocamera en dat zakmes wist,
dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2.
Subsidiair
Verdachte heeft op 01 juli 2007 te Maarssen, een mobiele telefoon (merk Nokia,
type 5410I) en gouden ringen voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden
krijgen van die mobiele telefoon en die ringen wist dat het door misdrijf verkregen
goederen betrof.
3.
Subsidiair
(parketnummer 16/602952-06)
Verdachte heeft in de periode van 27 augustus 2006 tot en met 30 augustus 2006
te Uithoorn, een fototas en een fotocamera voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde
van het voorhanden hebben van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen
goederen betrof.
4.
Subsidiair
Verdachte heeft in de periode van 26 augustus 2006 tot en met 30 augustus 2006
te Uithoorn, een antieke klok en twee gouden ringen voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van het voorhanden hebben wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof.
5.
Subsidiair
Verdachte heeft in de periode van 27 augustus 2006 tot en met 18 september 2006
te Uithoorn, een wit geschilderde houten klok met geslepen glas en geëmailleerde
wijzerplaat en een eikenhouten penduleklok voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde
van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen
goederen betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair bewezenverklaarde levert telkens het navolgende strafbare feit op:
Opzetheling
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij is voor de persoon van verdachte met name gelet op het uittreksel justitiële documentatie van
4 juli 2007 en de brief van Reclassering Nederland d.d. 30 augustus 2007. Daarnaast is acht geslagen op de vordering ter terechtzitting van de officier van justitie, inhoudende dat verdachte voor de onder 1, 2, 3, 4 en 5, telkens primair, ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot kort gezegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de strafmodaliteit en een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opleggen. Bij de keuze van deze strafsoort en de duur daarvan is met name gelet op de navolgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft een enorme hoeveelheid goederen voorhanden gehad die van diefstal afkomstig zijn. Deze goederen vertegenwoordigden niet alleen een grote financiële waarde, maar hadden, naar mag worden aangenomen, doorgaans voor de benadeelden ook een bijzondere emotionele betekenis. Het waren goederen die wat dat betreft niet vervangbaar waren. Een trouwring is sterk verbonden met een dierbaar persoon en een speciale dag, antieke goederen dragen vaak een hele historie met zich mee. Met de diefstal van dergelijke goederen wordt dan ook een groot verlies teweeggebracht. Door deze goederen op een bepaald moment aan te nemen en vervolgens voorhanden te houden, heeft verdachte hieraan bijgedragen. Voorts heeft hij de grote overlast die met de woninginbraken wordt veroorzaakt, in stand gehouden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Bovendien rekent de rechtbank het verdachte aan dat eerdere veroordelingen op dit gebied hem er niet van hebben weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan deze vorm van vermogenscriminaliteit. Verdachte toont geen enkel medeleven met de benadeelden en handelt puur uit winstbejag. Nu verdachte blijkens de brief van de reclassering heeft afgezien van medewerking aan een voorlichtingsrapportage, lijkt hij ook niet bereid verandering aan te brengen in zijn gedrag.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een zware straf verdient en acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, aangezien de rechtbank niet de primair, doch de subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen acht.
Bewaring in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de goederen zoals vermeld onder 1 tot en met 7 en 9 tot en met 14 op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen (zie bijlage II), kan thans geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de goederen zoals vermeld onder 8 en 15 op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen (zie bijlage II), acht de rechtbank verdachte degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal gelasten dat deze voorwerpen aan verdachte worden teruggegeven.
Met betrekking tot het goed zoals vermeld onder 16 op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen (zie bijlage II), zal de rechtbank gelasten dat dit voorwerp aan degene die zich reeds als rechthebbende heeft gemeld, te weten [X], wordt teruggegeven. De rechtbank acht aannemelijk dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De artikelen 57, 63, 416 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart de dagvaarding nietig voor zover betrekking hebbend op feit 6.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5, telkens primair, ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5, telkens subsidiair, ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 20 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de bewaring van de goederen zoals vermeld onder 1 tot en met 7 en 9 tot en met 14 op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen (zie bijlage II), ten behoeve van de rechthebbende.
Gelast de teruggave van de goederen zoals vermeld onder 8 en 15 op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen (zie bijlage II) aan verdachte.
Gelast de teruggave van het goed zoals vermeld onder 16 op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen (zie bijlage II), aan de rechthebbende, [X].
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.A. Bos, W. Foppen en A.J.P. Schotman, bijgestaan door mr. C.W.M. Maase-Raedts als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2007.