
Jurisprudentie
BB5691
Datum uitspraak2007-09-27
Datum gepubliceerd2007-10-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers159196
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-10-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers159196
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Als meest ver strekkend is aangevoerd dat verzet te laat is gedaan.
Dat verweer slaagt. Ingevolge het bepaalde in artikel 143, tweede lid Rv. dient het verzet te worden gedaan binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van een ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze laatste situatie zich hier voordoet.
Dat verweer slaagt. Ingevolge het bepaalde in artikel 143, tweede lid Rv. dient het verzet te worden gedaan binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van een ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze laatste situatie zich hier voordoet.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 159196 / KG ZA 07-497
Vonnis in verzet in kort geding van 27 september 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] VASTGOED B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente [...],
eiseres,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. J.P.J. Botterblom,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
eisers in het verzet,
procureur mr. G. Altena.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 7 juni 2007 tussen partijen in kort geding gewezen (verstek)vonnis
- de verzetdagvaarding van [gedaagden], gedateerd 6 augustus 2007
- de mondelinge behandeling van 13 september 2007
- de pleitnota van [gedaagden].
- de wijziging van eis en het daartegen gemaakte bezwaar
- de pleitnota van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Bij het onder de procedure genoemde vonnis (hierna het vonnis te noemen) zijn [gedaagden] op vordering van [eiseres] -samengevat- veroordeeld om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het doen van negatief beeldvormende uitspraken over [eiseres] en aan haar gelieerde rechtspersonen en natuurlijke personen alsmede om binnen acht dagen na betekening van het vonnis aan alle leden van de gemeenteraad van de gemeente Renkum en aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum een rectificatiebrief te sturen met de in het vonnis opgenomen inhoud, een en ander versterkt met een dwangsom.
2.2. Het vonnis is op 11 juni 2007 aan [gedaagden] (niet in persoon) betekend.
Op 11 en 14 juni 2007 is vanaf het e-mailadres van [gedaagden] een drietal e-mails verzonden aan enkele leden van de gemeenteraad van de gemeente Renkum, waarvan de tekst nagenoeg gelijkluidend is aan die van de inhoud van de in het vonnis opgenomen rectificatiebrief.
2.3. Op 12 juli 2007 is namens [eiseres] aan [gedaagden] aangezegd dat [gedaagden] niet aan het vonnis hebben voldaan en dat daarom het in het vonnis vermelde maximum aan dwangsommen ad € 50.000,-- is verbeurd; daarbij is hen tevens gesommeerd dat bedrag, vermeerderd met kosten (in totaal € 50.985,25), binnen twee dagen te betalen, bij gebreke waarvan het vonnis ten uitvoer zal worden gelegd, onder meer door executoriale beslaglegging op en verkoop van de roerende en onroerende zaken van [gedaagden]
[gedaagden] hebben aan die sommatie geen gevolg gegeven.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1. Bij exploot van dagvaarding van 6 augustus 2007 hebben [gedaagden] verzet tegen het vonnis gedaan. Zij ontkennen zich schuldig te hebben gemaakt aan de hen in het vonnis verweten gedragingen en vorderen thans - samengevat- hen te ontheffen van de in het vonnis jegens hen uitgesproken veroordeling en [eiseres] alsnog niet ontvankelijk in haar vordering(en) te verklaren dan wel haar die te ontzeggen. Na wijziging c.q. aanvulling van hun eis vorderen [gedaagden] tevens - naar de voorzieningenrechter begrijpt subsidiair - matiging van de in dat vonnis opgelegde dwangsommen. [eiseres] voert daartegen gemotiveerd verweer.
3.2. Als meest ver strekkend verweer heeft [eiseres] aangevoerd dat [gedaagden]
niet ontvankelijk zijn in hun verzet tegen het vonnis, omdat dat verzet te laat is gedaan.
Dat verweer slaagt. Ingevolge het bepaalde in artikel 143, tweede lid Rv. dient het verzet te worden gedaan binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van een ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is. De voorzieningenrechter is - anders dan [gedaagden] menen - van oordeel dat deze laatste situatie zich hier voordoet. Vast staat immers (partijen zijn het daarover eens) dat op 11 en 14 juni 2007 - dus op de dag van respectievelijk enkele dagen na de betekening/achterlating van het vonnis aan (het adres van) [gedaagden] - vanaf het e-mail adres van [gedaagden] een drietal e-mails zijn verstuurd aan enkele leden van de gemeenteraad van de gemeente Renkum. De inhoud van die e-mails komt nagenoeg overeen met de tekst van de rectificatiebrief zoals in het vonnis is opgenomen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet hieruit worden afgeleid dat [gedaagden] op 11 juni 2007 met de inhoud van het vonnis bekend waren, zodat de termijn voor het doen van verzet op 6 augustus 2007 (toen het verzet werd gedaan) reeds was verstreken.
De voorzieningenrechter passeert in dit verband de stelling van [gedaagden] dat niet zij maar hun inwonende dochter die e-mails zou hebben verzonden zonder dat [gedaagden] daarvan op dat moment op de hoogte waren en dat zij eerst op 12 juli 2007, toen hen de dwangsommen zijn aangezegd, met het vonnis bekend zijn geworden.
Die stelling impliceert immers dat de dochter van [gedaagden] zonder medeweten van [gedaagden] hun post zou hebben geopend en nog dezelfde dag alsmede enkele dagen later de bewuste e-mails vanaf het e-mail adres van haar ouders zou hebben verstuurd ter (gedeeltelijke) voldoening aan het vonnis. Dit alles zou zij dan een maand lang voor haar ouders hebben verzwegen.
Die stelling komt de voorzieningenrechter voorshands volstrekt ongeloofwaardig voor.
3.3. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagden] niet ontvankelijk in hun verzet moeten worden verklaard.
3.4. [gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 816,-- wegens salaris procureur.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. verklaart [gedaagden] niet-ontvankelijk in hun verzet tegen het vonnis,
4.2. veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 816,-- ,
4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters op 27 september 2007.