Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5670

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/920024-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank acht het voorhanden hebben van dergelijk vuurwerk in zijn algemeenheid extreem gevaarzettend. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen daarvan brengt enorme risico's met zich mee, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar eveneens voor eventuele omstanders. Te denken valt aan onder meer gehoorbeschadiging, oogletsel en verminking van ledematen. Daarbij merkt de rechtbank op dat bij de festiviteiten rond de jaarwisseling omstanders met een grote mate van waarschijnlijkheid aanwezig zullen zijn


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige economische kamer Parketnummer: 06/920024-06 Uitspraak d.d.: 17 oktober 2007 tegenspraak VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [plaats], wonen de te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 24 oktober 2006, in de gemeente Aalten, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 300, althans een aantal Chinese vlinders en/of 300, althans een aantal nitraatklappers, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers: was voornoemd vuurwerk niet voorzien van: - a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik"; en/of b. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan; en/of - bestond de lading van (een deel van) voornoemd vuurwerk niet uit uitsluitend zwart buskruit; en/of - a. had (een deel van) van voornoemd vuurwerk een zodanige constructie, was (een deel van) van voornoemd vuurwerk zodanig vervaardigd en verkeerde (een deel van) van voornoemd vuurwerk in een zodanige staat, b. was, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van (een deel van) van voornoemd vuurwerk betreft, zodanig, en/of c. functioneerde (een deel van) van voornoemd vuurwerk niet zodanig, dat bij gebruik overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel of schade kan ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de strekking en de redactie, in de onderhavige tenlastelegging door een kennelijke misslag een aantal malen het woordje ‘niet’ (4x) ontbreekt. De rechtbank heeft in dier voege deze omissies hersteld door het desbetreffende woordje in de bewezenverklaring in te lezen (vet weergegeven). Voor zover in de tenlastelegging overige taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 24 oktober 2006, in de gemeente Aalten, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten 300 Chinese vlinders en 300 nitraatklappers, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers: was voornoemd vuurwerk niet voorzien van: a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik" en b. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan; en bestond de lading van voornoemd vuurwerk niet uit uitsluitend zwart buskruit en had voornoemd vuurwerk niet een zodanige constructie, en was voornoemd vuurwerk niet zodanig vervaardigd, en verkeerde voornoemd vuurwerk niet in een zodanige staat, en was voornoemd vuurwerk wat aard, samenstelling en overige eigenschappen betreft, niet zodanig, en functioneerde voornoemd vuurwerk niet zodanig, dat bij gebruik overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel of schade kan ontstaan. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be¬hoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: overtreding van een voorschrift krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan. Strafbaarheid van verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne¬melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I). De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen¬verklaarde en de omstandigheden waar¬onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting enerzijds in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank acht het voorhanden hebben van dergelijk vuurwerk in zijn algemeenheid extreem gevaarzettend. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen daarvan brengt enorme risico's met zich mee, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar eveneens voor eventuele omstanders. Te denken valt aan onder meer gehoorbeschadiging, oogletsel en verminking van ledematen. Daarbij merkt de rechtbank op dat bij de festiviteiten rond de jaarwisseling omstanders met een grote mate van waarschijnlijkheid aanwezig zullen zijn. Anderzijds ziet de rechtbank in het uittreksel van het justitieel documentatieregister ten name van verdachte, alsmede zijn houding ter zitting met betrekking tot eventuele recidive, aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Toepasselijke wetsartikelen De oplegging van straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen: - 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht; - 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten; - 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen; - 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoerge¬legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor¬deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. - de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen. Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor de dagen in voorarrest doorgebracht 2 uur per dag in mindering wordt gebracht. Aldus gewezen door mr. Van der Mei, voorzitter, mrs. Prisse en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2007. Mr. Schmitz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.